Accounting principes

Als een accountant de boekhouding gaat controleren, moet hij een paar dingen niet vergeten. Daarom heeft hij, mede door wettelijke bepalingen een paar principes waar hij zich aan moet houden. Soms zijn er echter twee of meerdere principes in het geding. Dan weegt over het algemeen het voorzichtigheidsprincipe het zwaarst.

Er zijn 6 principes te onderscheiden:

  1. Het Toerekeningsbeginsel
  2. Het Voorzichtigheidsprincipe
  3. Het Realisatieprincipe
  4. Het Matchingprincipe
  5. Het Continuïteitsprincipe
  6. Het Bestendigheidsprincipe

 

  1. Het Toerekeningsbeginsel: De winst over de gehele levensduur van een onderneming is het verschil tussen het Eigen Vermogen per het einde en het Eigen vermogen per het begin van de onderneming. Bij het bepalen van den totale winst doen zich geen waarderingsproblemen voor. Men begint immers met een geldbedrag en men eindigt ook met een geldbedrag. Ten behoeve van de jaarwinstbepaling moet deze totale winst aan verslagjaren toegerekend worden. Voor deze toerekening is de periode waarop de opbrengsten en kosten betrekking hebben bepalend en niet de periode waarin de opbrengsten in de vorm van liquide middelen zijn ontvangen c.q. de periode waarin de kosten in de vorm van liquide middelen zijn betaald.
  2. Het Voorzichtigheidsprincipe: Dit principe behandelt winsten/voordelen en verliezen/ nadelen op verschillende wijze: Winsten worden geboekt op het moment dat voldoende zeker is dat ze behaald zijn. Verliezen worden genomen zodra ze geconstateerd worden, ook al is dit verlies nog niet zeker en kan later blijken dat het achteraf allemaal wel is meegevallen. Oftewel: Reken je niet rijker dan je denkt !!!! Het Voorzichtigheidsprincipe kan echter ook misbruikt worden. Met name bij posten als voorzieningen (waarbij schattingen inzake toekomstige verplichtingen gemaakt dienen te worden) is er voor de onderneming ruimte om (zich beroepend op het voorzichtigheidsprincipe) vermogen en resultaat enigszins pessimistisch voor te stellen. Hierdoor kan dus winststuring plaats vinden.
  3. Het Realisatieprincipe: Volgens het realisatieprincipe mogen winsten pas genomen worden als voldoende zeker is dat ze behaald zijn. Ondernemingen behalen normaliter hun winst door het verkopen van goederen of diensten. Er moet dus nog nader worden gedefinieerd worden wanneer bij verkooptransacties de winst voldoende zeker is; hiertoe is het realisatieprincipe ontwikkeld. De algemene regel is dat een transactie als gerealiseerd mag worden beschouwd na zowel de verkoop als de aflevering. Het ontvangstmoment is dus geen criteria.
  4. Het Matchingprincipe: Het matchingprincipe houdt in dat de kosten zo veel mogelijk in die periode worden verantwoord waarin de met die kosten samenhangende opbrengsten worden behaald. Dit is dus een nadere uitwerking van het Toerekeningsbeginsel. We onderscheiden in dit verband 2 soorten: Product Matching: De uitgaven worden toegerekend aan de producten en als zodanig uiteindelijk geactiveerd onder de voorraden. Pas nadat de voorraden zijn verkocht en afgeleverd en er omzet is verantwoord, worden de onder de voorraden geactiveerde uitgaven als kosten van de omzet ten laste gebracht. Period Matching: Bij period matching worden de uitgaven ook op de balans geactiveerd, echter niet onder de voorraden. De geactiveerde uitgaven worden bijvoorbeeld door middel van afschrijvingen toegerekend aan de periode waaraan de uitgaven dienstbaar zijn. Een voorbeeld is ook vooruitbetaalde kosten voor een opvolgend boekjaar.
  5. Het Continuïteitsprincipe: Dit principe houdt in dat bij de waardering en winstbepaling verondersteld wordt dat de organisatie haar activiteiten in de toekomst zal blijven voortzetten. Bij dreiging van een eventueel faillissement, zal mogelijk tegen de liquidatiewaarde gewaardeerd moeten worden.
  6. Het Bestendigheidsprincipe: Bij het bestendigheidsprincipe onderscheiden we gelijktijdige bestendigheid en volgtijdelijke bestendigheid. Gelijktijdige Bestendigheid: Soortgelijke posten of activiteiten moeten op soortgelijke wijze in de jaarrekening worden verwerkt. (twee auto’s mogen bijvoorbeeld niet afwijkend gewaardeerd worden. Een voorbeeld van afwijkende waardering is de ene auto waarderen tegen actuele waarde en de andere auto tegen kostprijs.) Volgtijdige Bestandigheid: Eenmaal gekozen grondslagen van waardering, winstbepaling en presentatie van periode tot periode moet men handhaven, tenzij zich er bijzondere omstandigheden voordoen.

Hoe komt een norm tot stand?

Een bedrijf, organisatie of individu kan aangeven dat er behoefte is aan een bepaalde norm. Het normalisatie-instituut gaat vervolgens na of er voldoende partijen in de norm zijn geïnteresseerd, en hoe het normalisatiewerk kan worden betaald.

Conceptversies Als tot normontwikkeling is besloten, wordt het onderwerp toegewezen aan een normcommissie. Daarin zijn zoveel mogelijk partijen vertegenwoordigd, die belang hebben bij de norm. Ook uw bedrijf kan aan zo’n commissie deelnemen. De normcommissie maakt minstens twee conceptversies. De eerste wordt getoetst door het normalisatie-instituut. De volgende versie wordt gepubliceerd, zodat iedereen er commentaar op kan geven. Na verwerking van het commentaar en een laatste interne controle volgt definitieve publicatie.

Welke voor- en nadelen hebben normen? Resultaten
Normen hebben een positief effect op de kwaliteit en efficiency van een productieproces. Ze dragen dus bij aan de resultaten van ondernemingen. Veiligheid en gemak
Wie de juiste norm gebruikt, hoeft bijvoorbeeld niet zelf te bedenken hoe een product veilig gemaakt kan worden. Normen maken het de gebruiker gemakkelijker om aan te tonen dat hij aan de regels voldoet. Ook maakt een fabrikant die de juiste norm toepast zijn product gemakkelijker verhandelbaar in binnen- en buitenland.

Voorsprong: De vele nationale, Europese en wereldwijde normen maken het soms lastig om de juiste norm voor een bepaalde toepassing te vinden. Een goede studie van de normen voor een onderwerp betaalt zich meestal wel ruimschoots terug. Sommigen zien het als een nadeel dat de kennis die in een norm wordt vastgelegd niet langer bedrijfsgeheim is. Het bedrijf dat zijn expertise in een norm vastlegt heeft echter ook een voorsprong. Andere bedrijven doen er immers verstandig aan om zich aan de norm te conformeren.

Prestatie-eisen: Normen kunnen een belemmering vormen voor nieuwe toetreders op de markt. Zulke drempels zijn een logisch gevolg van het stellen van kwaliteitseisen. Onnodige drempels worden voorkomen door prestatie-eisen in normen op te nemen (over wat een product moet kunnen) in plaats van concrete producteisen (bijvoorbeeld over het gebruikte materiaal). Zo staat in een norm voor vensterglas hoeveel wind een ruit moet kunnen weerstaan, maar niet wat de samenstelling of dikte van de ruit moet zijn. Het is dan aan de fabrikant om te bepalen hoe hij de juiste sterkte bereikt. Zoek hier naar normen in de database van de NEN op de website www2.nen.nl.

(bron: Kamer van Koophandel voorjaar 2010)

Fraude: Het banksaldo aangevuld…

Een onderneming maakt bij het verrichten van betalingen gebruik van electronic banking. Het betaalproces is als volgt ingericht. Een medewerker van de administratie stelt vanuit de crediteurenadministratie een zogenaamde ‘betaaladvieslijst’ op. De medewerker geeft dit overzicht aan de directeur, inclusief de onderliggende facturen. De directeur controleert het overzicht met de onder liggende bescheiden en keurt de betalingen in het electronic bankingsysteem goed. Hierna vindt (geautomatiseerd) de betaling plaats.

Recentelijk is de onderneming gestuit op een aantal ‘vreemde’ betalingen. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat de medewerker verantwoordelijk voor het opstellen van de betaaladvieslijst voor ruim één miljoen euro heeft gefraudeerd. Hoe? De medewerker wijzigde na aanmaak van de betaaladvieslijst in het electronic banking-systeem de naam en het bankrekeningnummer van de crediteur in zijn eigen naam en bankrekeningnummer. De directeur kreeg echter het oude ongewijzigde bestand, stelde vast dat het overzicht aansloot met de facturen en keurde de betaling goed. Hij was zich er niet van bewust dat de gegevens in het betalingssysteem waren gewijzigd en dat in werkelijkheid de bedragen werden overgemaakt aan de fraudeur. Nadat de betaling was verricht werd het betaaloverzicht door de fraudeur op zodanige wijze gemanipuleerd dat het weer de juiste crediteuren-gegevens bevatte. Hierna werd de crediteuren-administratie bijgewerkt.

Als facturen niet worden betaald, gaan na verloop van tijd natuurlijk de crediteuren klagen. Dit werd door de fraudeur op eenvoudige wijze voorkomen. De fraudeur liet de facturen nogmaals betalen, maar nu op het juiste bankrekeningnummer. De directeur had dit toch niet door. Er werden dagelijks zoveel betalingen verricht dat hij een dubbele betaling niet op zou merken. Daar de crediteur al was afgeboekt, werden de betalingen op een tussenrekening geboekt. Nu zou je natuurlijk verwachten dat de accountant dit bij zijn controle wel zou ontdekken.

Een tussenrekening met een hoog saldo valt natuurlijk op. Maar ook dit was snel opgelost. Op het moment dat de accountant zijn controle aankondigde, schoonde de fraudeur de tussenrekeningen en boekte de bedragen over naar diverse kostenrekeningen. Hij gebruikte hiervoor kostenrekeningen waarvan de realisatie ruim onder het budget en de realisatie van vorig jaar lag, zodat een en ander bij een cijferbeoordeling door de accountant niet op zou vallen. De medewerker kon op deze wijze jarenlang zijn banksaldo aanvullen, zonder dat hij tegen de lamp liep.

Fraude in het betalingsproces komt in de praktijk zeer veel voor. Dit is ook logisch, aangezien hier het geld de onderneming verlaat. Toch blijkt de accountant deze vorm van fraude in de praktijk maar zelden te ontdekken, terwijl het in veel gevallen om omvangrijke (materiële) bedragen gaat. Uit oogpunt van fraude is het betalingsproces dan ook een proces dat de nodige aandacht van de accountant verdient.

(bron: deaccountant.nl voorjaar 2010)

Wijziging naam SenterNovem

SenterNovem de subsidieverstrekker van de overheid veranderd haar naam in Agentschap NL(www.agentschapnl.nl voorjaar 2010)

Subsidie Zon-PV 2010 (zonnepanelen):

U kunt in 2010 subsidieaanvragen indienen voor twee subcategorieën fotovoltaïsche zonnepanelen (Zon-PV): Zon-PV klein: groter of gelijk aan 1,0 kWp en kleiner of gelijk aan 15 kWp [≥ 1,0 kWp – ≤ 15 kWp]. Zon-PV groot: groter dan 15 kWp en kleiner of gelijk aan 100 kWp [> 15 kWp – ≤ 100 kWp]

Aanvragen subsidie:De SDE-categorie zon-PV klein [≥ 1 kWp – ≤ 15 kWp] is inmiddels overtekend. Aanvragen blijft mogelijk tot en met 1 november 2010, 17.00 uur; dan sluit de regeling. Door de overtekening is de kans echter klein dat nieuwe aanvragen voor deze categorie gehonoreerd worden.

Voor een subsidieaanvraag in de categorie Zon-PV klein maakt u gebruik van het digitale aanvraagformulier. U logt in met uw DigiD inlogcode voor particulieren of bedrijven en beantwoordt alle vragen. Vervolgens drukt u op de knop ‘klaarzetten’. U ziet meteen of er velden niet of onjuist zijn ingevuld of dat er bijlagen ontbreken. Het aanvraagformulier heeft een kopieerfunctie, voor het indienen van overeenkomstige aanvragen op verschillende adressen. U moet akkoord gaan met de algemene voorwaarden [Pdf, 5,99 Kb] voor Zon-PV.

Als u namens iemand anders een aanvraag doet, moet u een ingevuld en ondertekend machtigingsformulier meesturen. Na controle maakt u de aanvraag definitief door op ‘indienen’ te drukken. Stelt u zich voordat u een subsidieaanvraag doet op de hoogte van de voorwaarden, rechten en verplichtingen die daaruit voortkomen. Meer algemene informatie over de regeling vindt u onder ‘Over SDE’. De officiële regelingsteksten SDE 2010 vindt u onder ‘Publicaties’. Zon-PV groot opent op 31 mei 2010. Vanaf 26 april 2010 kunt u uw digitale aanvraag voor de categorie Zon-PV groot al voorbereiden en klaarzetten. Indienen kan dan vanaf 31 mei 2010. Kijk voor meer informatie op www.senternovem.nl.

(bron: SenterNovem/Agentschap NL bewerkt voorjaar 2010)

Wat zit er in een personeelsdossier?

  1. Identiteitsbewijs (let op dat uw bij bepaalde indentiteitsbewijzen ook de achterzijde kopieert indien daar een handtekening op staat.)
  2. Let op dat het identiteitsbewijs geldig is bij in diensttreding.
  3. Naam en voorletters werknemer.
  4. Geboortedatum werknemer.
  5. Burgerservicenummer (BSN) of sofinummer.
  6. Adres.
  7. Postcode en woonplaats.
  8. Woonland en regio als de werknemer niet in Nederland woont.
  9. Arbeidscontract.
  10. Loonbelastingverklaring getekend door werk-nemer.
  11. Alleen bij verzoek van belastingdienst eerstedags melding (verplichting eerstedags melding is inmiddels vervangen).
  12. Aanmelding pensioenverzekeraar. (het is goed om de werknemer in het arbeidscontract te verwijzen naar de pensioenregeling die van toepassing is.)

Nb. Indien u voor het eerste personeel in dienst neemt zult u zich moeten aanmelden als werkgever bij de belastingdienst.

(bron: belastingdienst voorjaar 2010)