Indien een werknemer aan het einde van zijn dienstverband nog opgebouwde, maar niet opgenomen, vakantiedagen over heeft, heeft hij recht op uitbetaling van die vakantiedagen. Als werkgever en werknemer niets overeenkomen over het wel of niet (deels) uitbetalen van die dagen, geldt de wettelijke regeling ten aanzien van de waarde van die vakantiedagen. Deze regeling schrijft voor dat de werknemer recht heeft op een uitkering in geld tot een bedrag van het loon over een tijdvak overeenkomstig de aanspraak op vakantie. Over de uitleg van deze regel ontstaat vaak discussie. Wat valt er onder “het loon”?
De rechtbank Amsterdam heeft deze zomer een overzichtelijke uitspraak gedaan over de manier van vaststellen van “het loon” dat werkgever moet voldoen over de uit te keren vakantiedagen. Het recht op vergoeding voor vakantiedagen is niet alleen in het Nederlandse recht geregeld, maar tevens in het Europese recht. In het Europese Handvest is als grondrecht opgenomen dat iedere werknemer recht heeft op een doorbetaalde vakantie. Dat recht is uitgewerkt in een Europese richtlijn en de Nederlandse wet moet zich weer conformeren aan de Europese richtlijnen. Dat betekent dat de uitleg van de Europese richtlijn effect heeft op de uitleg van de Nederlandse wet.
Het begrip loon wordt in het kader van die Europese richtlijn heel ruim uitgelegd. Het vakantieloon over een dag moet gelijk zijn aan de waarde van een aan het einde van de arbeidsovereenkomst uit te betalen vakantiedag. Dat betekent dat niet alleen het kale bruto salaris meetelt, maar alle componenten die intrinsiek samenhangen met de taken die de werknemer in zijn arbeidsovereenkomst zijn opgedragen en waarvoor hij een financiële vergoeding ontvangt. De Hoge Raad had het loonbegrip ook al ruim uitgelegd, maar had dat niet geconcretiseerd tot welke componenten zouden moeten meetellen.
De rechtbank Amsterdam heeft zich nu concreet uitgelaten over verschillende componenten. Volgens de rechtbank behoort een structureel toegekende bonus tot die componenten zolang de bonus afhankelijk is van de inspanningen van de werknemer. Als een werknemer bijvoorbeeld de afgelopen drie jaar een bonus heeft ontvangen voor door hem gerealiseerde projecten, dan dient de gemiddelde waarde van die bonus over de afgelopen drie jaar mee te tellen met “het loon” waarmee de vakantiedagen worden uitbetaald. Daarnaast telt volgens de rechtbank de werkgeversbijdrage pensioenpremie mee, omdat de werkgever die bijdrage ook had betaald als de werknemer gedurende de opgebouwde vakantiedagen nog in dienst was gebleven. De achterliggende gedachte is dat de werknemer bij uitbetaling van vakantiedagen niet in een nadeliger positie mag komen te verkeren dan bij in dienst blijven en het opnemen van die vakantiedagen.
Het is aan te raden om in geval van een opgebouwd stuwmeer aan vakantiedagen van te voren met de werknemer af te spreken wat hij nog voor vergoeding krijgt uitbetaald. Gezien de nieuwe korte vervaltermijn van vakantiedagen, zal het daarentegen steeds minder vaak voorkomen dat een werknemer een stuwmeer aan vakantiedagen heeft opgebouwd – althans, dat is de bedoeling van de huidige regeling.
(Bron: Wieringa Advocaten)