Gewijzigde regels omtrent te laat betalen

Binnen 60 dagen betalen, anders ben je – naast de hoofdsom – rente én boete verschuldigd!
Met name grote afnemers dwingen maar al te vaak een betalingstermijn van 90 dagen (of langer) af. Oftewel, als ondernemer moet u 90 dagen (of langer) een gratis ‘krediet’ verstrekken. Gemiste inkomsten, in deze toch al financieel zware tijden. Daarnaast is één van de belangrijkste oorzaken voor faillissementen een gebrek aan liquide middelen. Nog een reden om achter uw geld aan te zitten. Zelfs als dit misschien wel ten koste gaat van de relatie met de afnemer.
Sinds 16 maart van dit jaar geldt echter dat afnemers hun betalingstermijn niet meer onbeperkt mogen oprekken. Uw afnemer moet uiterlijk binnen 30 dagen uw factuur voldoen. U kunt een andere termijn overeenkomen, maar deze is – in beginsel – maximaal 60 dagen. Verder, mocht uw afnemer de rekening alsnog niet tijdig betalen, is deze – naast rente – een instant boete verschuldigd.
De hoogte van de rente is afhankelijk van het percentage dat u bent overeengekomen met uw afnemer. Wij adviseren in verband hiermee in uw algemene voorwaarden op te nemen dat de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) van toepassing is. Deze wettelijke handelsrente heeft twee belangrijke voordelen boven de wettelijke rente. Ten eerste is deze meteen verschuldigd, na afloop van de overeengekomen dan wel wettelijke betalingstermijn. Het is dus niet nodig uw afnemer een tweede keer in de gelegenheid te stellen om alsnog te betalen. Daarnaast is de wettelijke handelsrente veel hoger dan die van de wettelijke rente. Per 1 januari 2013 bedraagt de wettelijke rente 3% terwijl de wettelijke handelsrente 7,75% is.
De hoogte van de instant boete is minimaal € 40,- en maximaal € 6.775,-. De boete geldt als vergoeding voor de door u gemaakt invorderingskosten. De afnemer is deze, net als de wettelijke handelsrente, zonder aanmaning aan u verschuldigd.
Tot slot mag u, als uw afnemer ondanks diverse acties van uw zijde de rekening nog steeds niet betaalt, buitengerechtelijk incassokosten in rekening brengen. Houdt echter wel rekening met de ervaringsregel: ‘hoe langer debiteuren openstaan, hoe groter de kans dat ze helemaal niet meer betalen’. In welk geval u helemaal achter het net vist.
Tips:
1. Neem in uw algemene voorwaarden op dat in alle gevallen waarin rente kan worden berekend, de wettelijke handelsrente in rekening wordt gebracht.
2. Verklaar op al uw werkzaamheden uw algemene voorwaarden op de juiste wijze van toepassing en stel deze altijd tijdig aan uw afnemer ter hand.
3. Breng – in geval uw afnemer niet tijdig betaalt – altijd de minimale boete van € 40,- én de overeengekomen rente in rekening bij uw afnemer.
(Bron: Dijkstra Voermans)

Hof Den Bosch: Bedrijfopvolgingsregeling niet discriminatoir

Het gerechtshof Den Bosch heeft geoordeeld dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel (art. 26 BUPO en art. 14 EVRM). Het hof oordeelde dit in hoger beroep op de uitspraak van de Rechtbank Breda.

Onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis oordeelt het hof dat de wetgever met de invoering later de uitbreiding (in 2005 en 2007) zijn beoordelingsvrijheid niet heeft overschreden. De wetgever heeft er bewust voor gekozen het waarborgen van de continuïteit van de onderneming voorop te stellen, ‘ook in die gevallen waarin het betalen van het recht van successie [erfbelasting, red.] niet stuit op betalingsproblemen’. Het al dan niet voorhanden zijn van liquiditeit is volgens het hof wel van belang, maar niet een doorslaggevende overweging geweest voor de (voorwaardelijke) vrijstelling.

Niet disproportioneel

Hiermee bestaat volgens het hof een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor een andere behandeling van de verkrijging van ondernemingsvermogen. De – eveneens belangrijke – rechtsvraag of deze ongelijke behandeling disproportioneel is, beantwoordt het hof ontkennend. De twee belangrijkste voorwaarden voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit, te weten (1) de eis van een reële onderneming en (2) het voortzettingsvereiste (art. 53c SW), acht het hof geschikt om de continuïteit van de onderneming te waarborgen. Daamee is de wetgever zijn beoordelingsvrijheid niet te buiten gegaan, en ‘dient het oordeel van de wetgever te worden geëerbiedigd omdat het niet van redelijke grond is ontbloot.’

Commentaar

Het argument dat niet de liquiditeit maar het waarborgen van de continuïteit van de onderneming centraal staat, lijkt van groot belang. Het argument dat een regeling waarbij eerst wordt gekeken naar de vraag of betaling van erfbelasting tot liquiditeitsproblemen leidt, wordt daarmee zwakker. De wetgever is zich hiervan volgens het hof bewust geweest en heeft geoordeeld dat de eventueel aanwezige liquiditeit beter kan worden aangewend in de onderneming dan om erfbelasting te betalen.

Cassatie

Ongetwijfeld zal tegen deze uitspraak cassatieberoep worden aangetekend. Inmiddels is er ook een groot aantal uitspraken van rechtbanken, waaronder proefprocedures, die middels sprongcassatie aan de Hoge Raad zijn voorgelegd. Te verwachten valt dat de Hoge Raad nog dit jaar zijn oordeel zal vellen over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet. De kans dat de regeling sneuvelt, lijkt klein. En zelfs als dat gebeurt, is het nog maar zeer de vraag of de Hoge Raad daaraan de consequentie zal verbinden dat de vrijstelling ook voor niet-ondernemingsvermogen kan worden toegepast.

(Bron: Taxence)

Ontlopen tbs door bv-structuur is toegestaan

Als een aandeelhouder-natuurlijk persoon een geldlening verstrekt aan een vennootschap onder firma waarin zijn eigen bv deelneemt, is sprake van terbeschikkingstelling (tbs). Maar is de schuldenaar een lichaam waarin de schuldeiser een belang van minder dan 5% houdt, dan valt de vordering gewoon in box 3. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de fiscus dit verschil moet accepteren.

Het bovenstaande is makkelijker te begrijpen door kort de zaak voor de Hoge Raad te behandelen. Het betrof een belastingadviseur die werkzaamheden verrichtte voor een nv. Deze nv maakte deel uit van een fiscale eenheid. In 2006 werd de belastingadviseur benoemd tot ‘partner’, waarop de 100%-dochtermaatschappij van zijn persoonlijke holding een aansluitingsovereenkomst was aangegaan met de topholding van de fiscale eenheid. Daarbij verkreeg deze dochtermaatschap één aandeel in de topholding. Daartegenover stond dat de nieuwe partner verplicht was om een achtergestelde lening te verstrekken aan de nv. De vraag was of de vordering van de belastingadviseur op de nv onder het tbs-regime viel. De Hoge Raad oordeelde dat dit niet het geval was. Omdat naast de man nog ongeveer 250 andere personen één aandeel in de topholding hielden, had de belastingadviseur namelijk geen aanmerkelijk belang in de nv. Hij had wel een indirect aanmerkelijk belang in de dochtermaatschappij, maar deze behoorde niet tot een samenwerkingsverband met de nv. Had de dochtermaatschappij samengewerkt met de nv via een vennootschap onder firma of een andere fiscaal transparante ondernemingsvorm in plaats van een bv-structuur, dan zou wel sprake zijn geweest van tbs. De Hoge Raad stelde dat de wetgever dit verschil in fiscale behandeling destijds had aanvaard, zodat evenmin sprake kon zijn van misbruik van recht.

(Bron: Taxence)

Commandiet: aansprakelijk of niet?

De commandiet heeft binnen de C.V. een bijzondere positie. De beherend vennoot van een C.V. is in beginsel altijd hoofdelijk verbonden voor alle schulden van de C.V. Voor de commandiet geldt echter dat, zolang hij of zij geen daad van beheer verricht of werkzaam is in de zaken van de C.V., de commandiet slechts aansprakelijk is tot het bedrag dat hij of zij bij geldschieting in de C.V. heeft ingebracht. Gaat de commandiet zijn boekje te buiten, dan is ook hij voor alle schulden van de C.V. hoofdelijk verbonden en kan hij dus door ieder van de schuldeisers worden aangesproken. Ook voor schulden die geen verband houden met zijn laakbaar optreden. Dat de rechter hier strikt de hand aan houdt blijkt maar weer eens uit een recente uitspraak van de rechtbank Zeeland-West Brabant.

Koper heeft op 21 september 2009 een koopovereenkomst gesloten met De Voer en Partners C.V. met betrekking tot de koop en verkoop van een lunchroom. De levering van de lunchroom aan koper heeft op 1 november 2010 plaatsgevonden. In de koopovereenkomst was onder meer opgenomen dat het bij De Voer en Partners C.V. in dienst zijnde personeel van rechtswege bij verkoop in dienst van koper zal komen op gelijkblijvende condities en dat De Voer en Partners C.V. zal zorg dragen voor de afwikkeling c.q. afrekening van opgebouwde vakantiedagen, vakantiegelden en andere opgebouwde vergoedingen van de huidige personeelsleden tot aan de dag van overdracht.
Vordering salariskosten
In juni 2011 heeft koper aan een van de overgenomen personeelsleden wegens de afwikkeling van het dienstverband een bedrag betaald van € 907,87 (salaris mei 2010), € 38,92 (salaris november 2011) en € 91 (gerechtsdeurwaarderskosten). Koper heeft op basis van de koopovereenkomst De Voer en Partners C.V. en de heer en mevrouw De Voer, commandieten van De Voer en Partners C.V., schriftelijk gesommeerd tot betaling van het totaalbedrag van € 1.037,79 aan haar over te gaan. Betaling bleef echter uit.
Vordering contractuele boete
De vordering is door De Voer en Partners C.V. en de heer en mevrouw De Voer onbetaald gelaten, waarna koper ook aanspraak maakt op de contractuele boete omdat de heer en mevrouw De Voer de koopovereenkomst niet zijn nagekomen. [MM: op datum uitspraak, 12 februari 2013, was de boete inmiddels opgelopen tot zo’n € 88.000.]
Waarom zijn de heer en mevrouw De Voer volgens de koper aansprakelijk?
Volgens koper zou de aansprakelijkheid van de heer en mevrouw De Voer erin gelegen zijn dat zij (intern) daden van beheer hebben verricht, aangezien zij werkzaam waren in de bediening en de keuken van de lunchroom, schoonmaakwerkzaamheden verrichtten en het personeel aanstuurden (personeelsbeleid). Daarnaast zouden zij de vennootschap naar buiten toe hebben vertegenwoordigd, namelijk door de huurovereenkomst en jaren later de beëindigingovereenkomst daarvan mede te ondertekenen.
Oordeel rechtbank
Aansprakelijkheid commandieten
Van interne vertegenwoordiging is slechts sprake indien de daden van beheer van de commandiet ertoe leiden dat voor de beherend vennoot geen ruimte meer blijft voor het bepalen van het beleid van de vennootschap. De rechtbank is van oordeel dat de interne handelingen van de heer en mevrouw De Voer, zoals koper die stelt, hier geen blijk van geven.
Van externe vertegenwoordiging is slechts sprake indien de commandiet vertegenwoordigings-handelingen heeft uitgevoerd die bij derden het vertrouwen kunnen opwekken dat de commandiet aan de beherend vennoot gelijk te stellen is. De rechtbank is van oordeel dat door het meetekenen van de huurovereenkomst en jaren later de vaststellingsovereenkomst (als vertegenwoordiger) bij derden, de heer en mevrouw De Voer het vertrouwen hebben kunnen wekken dat zij bij het aangaan van deze overeenkomsten als beherend vennoot de vennootschap vertegenwoordigden. De heer en mevrouw De Voer hebben daarmee verwijtbaar gehandeld.
Voor de vordering van de koper, hoewel geen verband houdend met de vertegenwoordigingshandelingen door de heer en mevrouw De Voer, zijn de heer en mevrouw De Voer thans dan ook hoofdelijk verbonden geworden. De vorderingen van eiser worden dan ook toegewezen.
Hoogte van de vordering
De vordering betreffende de afwikkeling van het dienstverband wordt slechts toegewezen voor het deel dat onder de garanties van de koopovereenkomst valt, aldus toewijzing van een bedrag van
€ 907,87.
De vordering betreffende de contractuele boete wordt gematigd tot een bedrag van € 20.000, zijnde de eenmalige contractuele boete bij ontbinding van de koopovereenkomst.
Naar het oordeel van de rechtbank eist de billijkheid matiging, omdat de contractuele boete (2 promille van de koopsom per dag dat niet wordt nagekomen) niet in tijd is begrensd en dus onbeperkt zou doorlopen. Zonder matiging zou dit leiden tot een buitensporige boete in verhouding met het toegewezen bedrag in hoofdsom van € 907,87. De rechtbank matigt de boete naar redelijkheid.
Conclusie:
Commandiet: bezint eer ge begint aan beheersdaden. De financiële consequenties zijn niet te overzien en kunnen een catastrofale omvang krijgen en zelfs leiden tot een persoonlijk faillissement.
(Bron: Dijkstra Voerman)

Opzegging arbeidsovereenkomst bij ziekte; hoe zit dat?

Wanneer werkgever de arbeidsovereenkomst met een werknemer opzegt, besluit de werknemer beroep te doen op vernietigbaarheid van deze wegens ziekte.

 

Bedrijfsarts

Door het oordeel van de bedrijfsarts ontstaat er een geschil tussen de partijen en de werknemer begint een kort geding. Een arbeidsovereenkomst mag niet worden opgezegd wanneer er een opzegverbod wegens ziekte geld. Maar welke partij heeft gelijk?

Arbeidsongeschikt

De situatie is als volgt. De werknemer heeft een hersenschudding opgelopen en heeft zich ziek gemeld. Zij is bezig met haar re-integratie en bezoekt de bedrijfsarts. Later ontstaat de discussie of de werknemer arbeidsgeschikt of arbeidsongeschikt is.

Ontslagvergunning

De werkgever heeft inmiddels een ontslagvergunning verleend gekregen van het UWV en heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd. De werknemer doet een beroep op de vernietigbaarheid van de opzegging en vordert in kort geding het loon.

Rapportage bedrijfsarts

De bedrijfsarts heeft in zijn rapportage nooit geoordeeld dat mevrouw arbeidsgeschikt is geraakt. Maar zijn oordeel is (kennelijk) niet eenduidig. De werkgever e-mailt hierna de bedrijfsarts of zij een hersteld-melding kan laten uitgaan. De bedrijfsarts antwoordt dat dit kan.

Deskundigenoordeel

Vervolgens wordt de arbeidsovereenkomst opgezegd met gebruikmaking van de door het UWV verleende ontslagvergunning. De werknemer vraagt hierop een deskundigenoordeel bij het UWV aan. De verzekeringsarts oordeelt dat zij niet in staat is tot een hervatting in het eigen werk en bevestigt het oordeel van de bedrijfsarts in zijn rapportage.

Kantonrechter

De kantonrechter volgt de oordelen van de bedrijfsarts en de verzekeringsarts, en gaat uit van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer. De loonvordering van de werknemer wordt dan ook toegewezen.

Arbeidsdeskundige

De werkgever is verantwoordelijk voor fouten van de bedrijfsarts. Het is dan ook raadzaam om bij de geringste twijfel tussentijds een deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen of een arbeidsdeskundige te raadplegen.

(Bron: HRPraktijk))

Checklist: uurtarief bepalen

Het vaststellen van een uurtarief kan voor een startende ondernemer of ZZP’er best moeilijk zijn. In de huidige economie kan het vragen van een te hoog uurloon concurrenten die minder vragen in de hand werken, maar te laag gaan zitten is ook niet goed. U moet natuurlijk wel van uw inkomsten kunnen leven. In dit artikel leest u meer over de verschillende factoren die hierbij een rol spelen: de checklist uurtarief bepalen.

Het juiste uurloon hangt dus van meerdere factoren af. Het is ook niet zo dat u verplicht één uurtarief moet handhaven voor alle omstandigheden. Een groeiend aantal zelfstandige professionals hanteert diverse tarieven. Zij laten de inkomsten onder meer afhangen van de opdrachtgever, de opdracht in kwestie en de sector waarin ze de klus uitvoeren. Grotere bedrijven zijn in den regel vaker bereid om meer te betalen dan kleine ondernemers en als het om branches gaat, heeft de overheid vaak een groter budget dan een kleinschalig creatief bureau. Andere factoren waarmee u rekening dient te houden bij het bepalen van een geschikt uurloon:

1. De opdracht

Zoals we hierboven al schreven, speelt de aard van de klus – en uw vaardigheid daarin – een belangrijke rol. Wanneer uw werkzaamheden uiterst specialistisch zijn en maar weinigen kunnen doen wat u kunt, dan is het vanzelfsprekend eerder gerechtvaardigd om een hogere uurprijs te vragen dan wanneer u een tamelijk eenvoudige dienst aanbiedt die talloze andere concurrenten ook kunnen uitvoeren.

2. De markt

Hoewel u in principe geheel vrij bent om de hoogte van uw uurloon te bepalen, is het wel raadzaam om rekening te houden met de gangbare tarieven in uw markt. Vlieg niet uit de bocht – opdrachtgevers zijn immers ook niet van gisteren – en loop geen opdrachten mis door een te hoge uurprijs aan te houden. Afhankelijk van uw werkzaamheden zijn er meestal wel gangbare tarieven bekend. Uw opdrachtgever kent deze tarieven doorgaans ook en dus is het zaak hier niet te ver vanaf te wijken. Kijk op loonwijzer.nl voor een overzicht van gangbare tarieven in verschillende branches.

3. De duur/omvang

Voor langdurige of meer omvangrijke klussen kunt u het zich permitteren om een wat lager tarief te hanteren dan voor korte of kleine opdrachten. Relatief gezien kost een kleine of eenmalige opdracht u immers meer tijd en energie en bovendien hoeft u bij een langer lopende opdracht minder tijd te steken in acquisitie van nieuwe opdrachten.

4. De concurrentie

Het komt tijdens onderhandelingen met opdrachtgevers of klanten geregeld voor dat, wanneer ze vragen of u een offerte wilt sturen, zij aangeven dat ze nog meer potentiële kandidaten op het oog hebben. Of dat waar is, valt moeilijk te controleren, maar in veel gevallen zult u daadwerkelijk met concurrenten te maken hebben die ook graag dezelfde klus willen binnenhalen. In dat geval wordt er vaak op prijs geconcurreerd en kunt u dus maar beter niet al te hoog inzetten.

5. De opdrachtgever

In veel gevallen loont het de moeite om uit te vinden met wat voor soort opdrachtgever u te maken heeft en wat het bedrijf doorgaans uitgeeft aan werkzaamheden zoals de uwe. Een startup zal om financiële redenen eerder nee zeggen tegen een duurdere offerte dan een multinational. Maar in de huidige economie hebben ook de grotere ondernemingen te maken teruglopende budgetten.

Zoals gezegd staan overheidsinstellingen nog wel bekend als redelijk ruimhartig; hier kunt u dus in veel gevallen een wat hogere offerte neerleggen dan bij commerciële bedrijven. Dit is zeker van toepassing als de opdracht aan het einde van het jaar moet worden uitgevoerd; in bepaalde gevallen dient de instelling dan nog het afgesproken budget op te maken. Maar ook hier geldt: blijf redelijk en maak het niet te gek om te voorkomen dat u uzelf ongewenst de markt uitprijst.

6. Uw onderhandelingskwaliteiten

Oefen uw onderhandelingstactieken maar goed, want in de meeste gevallen zit er wat ruimte tussen uw minimale vraagprijs en het bedrag dat uw opdrachtgever bereid is te betalen. Als u dit spel goed beheerst en uw nieuwe opdrachtgever het gevoel kan geven dat hij veel krijgt voor weinig (terwijl u ondertussen beseft dat u een niet meer dan prachtige beloning krijgt voor uw werk), dan heeft u het uitstekend gedaan.

Tool: uurtarief berekenen

Op zoek naar een tool om uw uurtarief te berekenen? Kijk eens op ZZPtarief.nl of berekenjeuurtarief.nl.

(Bron: Ikgastarten)

Checklist verzekeringen voor zelfstandig ondernemers

Veel zelfstandig ondernemers hebben moeite om het kaf van het koren te scheiden als het om verzekeringen gaat. Patrick Terranea van zelfstandig ondernemersplatform ZIP geeft zes tips bij de verschillende vormen van verzekeren en hoe je hier als zelfstandig ondernemer maximaal voordeel uit kunt halen.

  1. Pas op voor oververzekeren, doe een jaarlijkse check

Er is een aantal verzekeringen die je moet afsluiten voordat je als zelfstandig ondernemer aan de bak gaat of moet afsluiten als je ze nog niet hebt. Denk aan de zorgverzekering, een wettelijke verplichting. Maar ook de AOV of arbeidsongeschiktheidsverzekering. Verzekeringen waar je misschien minder snel aan denkt zijn de BAV of beroepsaansprakelijkheidsverzekering voor als je aansprakelijk wordt gesteld door jouw opdrachtgever en de rechtsbijstandverzekering voor als er toch iets mis gaat. Maar pas op voor oververzekeren. Je hebt waarschijnlijk ook al privé verzekeringen lopen. Het is slim om dit jaarlijks te checken.

  1. Oversluiten loont

Per 1 januari 2013 bestaat het provisieverbod dat geldt voor zogenaamde adviesgevoelige of complexe financiële producten zoals uitvaartverzekeringen, levensverzekeringen, bankspaarproducten, hypotheken, betalingsbeschermers, overlijdensrisicoverzekeringen en individuele arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Als je zelf weet hoe een financieel product werkt, wat de voorwaarden zijn en weet dat dit past bij je eigen (financiële) situatie (zgn. kennis- en ervaringstoets), kun je er voor kiezen om geen advies af te nemen. Je sluit dan het product zelf online via een financiële dienstverlener. Dit heet execution-only. Door het verbod op provisie, zijn veel verzekeringen dus goedkoper geworden. Besteed er wat tijd aan, want oversluiten loont en kan veel voordeel opleveren.

  1. Schadeverzekeringen zijn na 1 jaar looptijd per dag opzegbaar

Veel zelfstandig ondernemers weten niet dat je schadeverzekeringen eenvoudig kunt opzeggen als ze langer dan 1 jaar lopen. Verzekeringen opzeggen kan vanaf 1 januari 2010 namelijk een stuk makkelijker. Toen kwam een eind aan het systeem van stilzwijgende verlenging. Wie te laat was met opzeggen, zat vaak weer voor een jaar aan de verzekering vast. De nieuwe regels gelden alleen voor schadeverzekeringen met inachtneming van 1 maand opzegtermijn.

  1. Provisieloze schadeverzekeringen – privé of zakelijk – investeer tijd

Vanwege het eerder genoemde provisieverbod op adviesgevoelige of complexe financiële producten krijg je de rekening voor het advies nu apart. Bij schadeverzekeringen blijft het provisiesysteem voorlopig nog wel bestaan. Er wordt dus, zolang de polis loopt, provisie betaald aan de tussenpersoon. Die verleent je daarvoor service bij de keuze van de af te sluiten verzekering, bij schades, wijzigingen en vragen. Toch zijn er partijen die online schadeverzekeringen aanbieden zonder provisie en zelfs zonder winst. Dus ga na wat je allemaal aan verzekeringen hebt lopen (bijv. via bankafschriften), haal die langlopende papieren polissen tevoorschijn en ga online op onderzoek, want ook daar valt heel wat te besparen.

  1. Kostbare levensverzekeringen lopen vaak onbewust ongewild door

Die langlopende levensverzekering voor als er iets gebeurt of als veilige belegging om later onbezorgd te kunnen leven, is steeds meer achterhaald. De verzekeraar maakt daar een mooie (woeker)winst op. Het opzeggen van een levensverzekering is echter niet eenvoudig. Er bestaan zeer bruikbare alternatieven die je eerst moet overwegen voordat je opzegt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de verkoop van de levensverzekering aan partijen die zich daarin hebben gespecialiseerd of het premievrij maken van een levensverzekering of het belenen van een levenpolis.

  1. AOV of Arbeidsongeschiktheidsverzekering is geen luxe

Als zelfstandig ondernemer ben je gewend om risico’s te nemen. Je beoordeelt per situatie hoe groot het risico is dat je wilt lopen. Ook als het gaat om arbeidsongeschiktheid. Voor een zelfstandig ondernemer zijn de financiële risico’s en de gevolgen bij arbeidsongeschiktheid aanzienlijk. Als je niets regelt, is de bijstand het enige vangnet en daar wil je niet in terechtkomen. Gelukkig zijn er nieuwe moderne mogelijkheden om je te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid met goede voorwaarden, die flexibel en  betaalbaar zijn. Doe hier onderzoek naar.

(Bron: Pleinplus)

Minder risico met verklaring betalingsgedrag

Als een werkgever personeel inleent bij bijvoorbeeld een uitzendbureau, loopt hij het risico om te maken te krijgen met inlenersaansprakelijkheid. Eén van de mogelijkheden om dit risico in te perken is de verklaring betalingsgedrag. Maar die geeft geen 100% zekerheid.

Bedrijven die arbeidskrachten inlenen kunnen door de Belastingdienst hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor achterstallige loonheffingen of omzetbelasting van de uitlener. Om ervoor te zorgen dat het risico van aansprakelijkstelling zo klein mogelijk blijft, kan de inlener de uitlener van personeel vragen om een verklaring van betalingsgedrag te overleggen. In zo’n verklaring geeft de Belastingdienst aan dat de uitlener zijn loonheffingen en btw heeft betaald die op het moment van de afgifte bekend zijn. De verklaring van betalingsgedrag is geen vrijwaringsverklaring: ook met een verklaring kan de Belastingdienst de inlener aansprakelijk stellen. Het is voor de inlener goed om te controleren of de uitlener een recente en originele verklaring van betalingsgedrag overlegt.

Aanvraag door uitlener

De Belastingdienst geeft alleen een verklaring van betalingsgedrag af aan de uitlener, die hierom kan verzoeken. Een inlener is niet bevoegd bij de Belastingdienst te vragen om zo’n verklaring voor de uitlener. Nadat de uitlener de verklaring over zijn betalingsgedrag schriftelijk heeft aangevraagd bij zijn belastingkantoor, gaat er ongeveer een week overheen voordat de fiscus de verklaring kan toesturen.

Twee soorten

De uitlener kan twee soorten verklaringen van betalingsgedrag ontvangen van de Belastingdienst. Een schone verklaring en een voorbehoudverklaring. De eerste geeft aan dat de uitlener alle aangegeven loonheffingen en btw heeft betaald. Het kan zijn dat de uitlener bezwaar of beroep heeft ingediend tegen nageheven loonheffingen of btw. In dat geval krijgt hij alleen een schone verklaring als hij die naheffingen eerst betaalt. Een uitlener kan ook een schone verklaring krijgen als hij zekerheid heeft gegeven voor het bedrag van de aanslag(en) waartegen hij bezwaar of beroep heeft ingediend.

Voorbehoudverklaring

De uitlener ontvangt een voorbehoudverklaring als:

  • hij alle loonheffingen en btw heeft betaald, met uitzondering van de bedragen waarvoor een betalingsregeling is getroffen wegens tijdelijke liquiditeitsproblemen, en als hij die regeling ook nakomt;
  • hij alle loonheffingen en btw heeft betaald, met uitzondering van de bedragen waarvoor de Belastingdienst uitstel van betaling heeft verleend voor bezwaar of (hoger) beroep.

Geen verklaring

Ontvangt de uitlener geen verklaring, dan is het meestal foute boel en heeft hij zijn zaken niet op orde. Er zijn echter ook andere oorzaken mogelijk. Voor de Belastingdienst is het niet mogelijk een verklaring af te geven aan een nieuwe uitlener, omdat hij nog geen loonheffingen en btw heeft hoeven afdragen. Ook als het bedrijf van een uitlener wordt voortgezet door een curator of bewindvoerder, weet de Belastingdienst nog of de loonheffingen en btw die zijn verschuldigd door de voortzetting van het bedrijf, ook echt worden afgedragen. Ook in dat dat geeft de fiscus (nog) geen verklaring van betalingsgedrag.

(Bron: Taxence)

Uit welke onderdelen bestaat uw pensioen?

Uw pensioen bestaat uit minimaal één, maar meestal uit meer van de volgende onderdelen:

  • AOW-pensioen: Iedereen die in Nederland woont of werkt, bouwt AOW op. Dit is het basispensioen van de overheid. In 2013 gaat de AOW in als u 65 jaar + 1 maand bent. Sinds 2013 verschuift de ingangsdatum van de AOW door de verhoging van de AOW-leeftijd.
  • Aanvullend pensioen: Werknemers bouwen via hun werkgever een aanvullend pensioen op. Meestal regelt de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) het pensioen. Of er is een verplicht bedrijfstakpensioenfonds.
  • Eigen pensioenopbouw: Iedereen kan zijn pensioen verder aanvullen met een particuliere verzekering, belegging of eigen vermogen.

Krijgt u als zzp’er ook automatisch pensioen?

Als zelfstandige zonder personeel hebt u recht op AOW. U moet wel zelf uw aanvullend pensioen regelen. Werkt u in een sector met een verplicht pensioenfonds? Dan moet u hier als zzp’er ook aan deelnemen. De overheid wil met belangenorganisaties meedenken over het opzetten van een vrijwillige collectieve pensioenregeling voor zzp’ers.

Bent u werknemer geweest? Dan kunt u soms vrijwillig de pensioenregeling van uw voormalige werkgever voortzetten. De pensioenpremie is dan nog 10 jaar fiscaal aftrekbaar.

Wat is een oudedagsreserve (FOR)?

De fiscale oudedagsreserve is een deel van de winst (12%) dat u als ondernemer opzij mag zetten. Over dat bedrag hoeft u op dat moment geen belasting te betalen. U kunt (een deel van) uw oudedagsreserve omzetten in een oudedagslijfrente. De premie die u dan betaalt, is aftrekbaar. De oudedagsreserve geldt alleen voor een eenmanszaak, vennootschap of maatschap. U moet daarnaast aan een aantal aanvullende voorwaarden voldoen.

Wat gebeurt er met uw pensioen als u overlijdt?

Hebt u een partner? Dan heeft deze meestal recht op een nabestaandenpensioen. Hiervoor gelden bepaalde voorwaarden. Komt u te overlijden, dan krijgt uw partner een deel van uw pensioenrechten. Uw partner kan recht hebben op een uitkering van de Algemene nabestaandenwet (Anw).

(Bron: Antwoordvoorbedrijvn)

Door ziekenhuis ingehuurde verpleegkundige btw-plichtig

Staatssecretaris Weekers ontkent de in Kamervragen geschetste onduidelijkheid over btw-heffing bij zelfstandigen in de zorg. In zijn algemeenheid verrichten verpleegkundigen die door een ziekenhuis worden ‘ingehuurd’ niet zelfstandig gezondheidskundige diensten, maar doen dit onder leiding en toezicht van een arts. Dit betekent dat verpleegkundigen die als zzp’er werkzaam zijn in een ziekenhuis, btw-plichtig zijn voor de door hen verrichte diensten.

De Belastingdienst werd in het FD-artikel ‘Ondernemers laken controle door fiscus op btw in de zorg’ verweten dat het niet genoeg achter flexwerkers in de zorg aanzat om te zorgen dat er op correcte wijze btw gerekend wordt. Volgens staatssecretaris Weekers is hier geen sprake van is, aangezien hij het als algemeen bekend beschouwd dat het uitlenen van verpleegkundigen door uitzendbureaus belast is met btw.Het achterwege laten van btw bij zelfstandige verpleegkundigen is wettelijk niet toegestaan en leidt tot oneerlijke concurrentie met uitzendbureaus. De staatssecretaris ziet het artikel echter wel als een signaal dat er mogelijk nog wat te verbeteren valt in de informatievoorziening van de Belastingdienst over de toepassing van deze regelgeving.

 

Vrijstelling

In de Wet op de omzetbelasting is een vrijstelling opgenomen voor de gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een beroep waarvoor regels zijn gesteld in de Wet BIG. De vrijstelling geldt alleen als de beroepsbeoefenaar zelfstandig een gezondheidskundige dienst verricht, een Wet BIG-opleiding heeft afgerond en de verrichte dienst behoort tot het deskundigheidsbereik van die beroepsbeoefenaar. Van het zelfstandig verrichten van een gezondheidskundige dienst is geen sprake als de betrokken beroepsbeoefenaar onder leiding en toezicht van een opdrachtgever (bijvoorbeeld een arts) werkzaamheden uitvoert. In dat geval stelt de Wet BIG-beroepsbeoefenaar zijn of haar diensten (arbeid) ter beschikking en is sprake van een met btw-belaste prestatie, ook al wordt gezondheidskundige arbeid verricht.

 

Uitzendbureaus

Deze dienstverlening is vergelijkbaar met die van medische uitzendbureaus, die Wet BIG-beroepsbeoefenaren ter beschikking stellen. De Hoge Raad heeft beslist dat in het geval van een medisch uitzendbureau de btw-vrijstelling niet van toepassing is. Hof Amsterdam heeft beslist dat de btw-vrijstelling niet van toepassing is bij prestaties door een verpleegkundigenmaatschap aan ziekenhuizen, aangezien zij in concurrentie treden met uitzendbureaus: de prestatie (ter beschikking stellen van arbeid) is in wezen gelijk. Hetzelfde geldt ook voor de diensten van BIG-geregistreerde zzp’ers/zorgverleners die hun arbeid, al dan niet door middel van bemiddelingsbureaus, aan ziekenhuizen ter beschikking stellen.

(Bron: Taxence)