Besluit over margeregeling omzetbelasting geactualiseerd

De staatssecretaris heeft het besluit van 4 juli 2007 over de margeregeling in de BTW geactualiseerd. Dit is de regeling voor gebruikte goederen en kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten (kav-goederen). Het besluit is op 26 juli 2014 in werking getreden en bevat onder meer de volgende (beleidsmatige) wijzigingen:

  • De verhoging van het algemene BTW-tarief van 19% naar 21% is verwerkt
  • De herziening van de keuze om al dan niet de margeregeling toe te passen is onder voorwaarden versoepeld
  • Ter verduidelijking is een nieuwe paragraaf opgenomen over de samenloop van de autodemontageregeling en de margeregeling
  • De onderdelen over intracommunautaire transacties met kav-goederen zijn verduidelijkt. Ten onrechte afgetrokken BTW staat de toepassing van de kav-vergunning niet in de weg
  • De grens voor afgifte van een inkoopverklaring is verhoogd naar € 500.
  • De wederverkoper die de margeregeling toepast, moet op de factuur een bepaalde aanduiding opnemen in verband met nieuwe factureringsregels per 1 januari 2013

 

(Bron: FUTD)

Nieuwe goedkeuringen voor verruimde achterwaartse verliesverrekening

De staatssecretaris heeft het besluit van 16 februari 2012 over het (op)waarderen van voorraden en bedrijfsmiddelen, stelselwijziging en verruimde achterwaartse verliesverrekening geactualiseerd. Het besluit is op 26 juli 2014 in werking getreden en werkt terug tot en met 16 juli 2014. Aangevuld is het onderdeel over te laat gemaakte keuzen voor verruimde achterwaartse verliesverrekening in de Vpb. Er geldt een nieuwe goedkeuring voor belastingplichtigen die kennelijk per abuis hebben gekozen voor de verruimde carry-back. Van een kennelijk abuis is sprake als de keuze geen teruggaaf van Vpb opleverde, omdat over de desbetreffende eerdere jaren waarop de verruimde carry-back zou zien, geen belastbare winst beschikbaar was voor verliesverrekening. De goedkeuring houdt in dat deze belastingplichtigen niet worden getroffen door de verkorting van de voorwaartse verliesverrekeningstermijn. Een tweede aanvulling betreft de verlenging van de keuzetermijn in zeer bijzondere gevallen. De staatssecretaris laat weten dat hij onlangs een uitzondering heeft gemaakt in de situatie waarin een belastingplichtige te goeder trouw pas na het verstrijken van die termijn wist dat over een jaar een belastbare winst ontstond, waarnaar alsnog een verlies uit 2009, 2010 of 2011 verruimd kon worden teruggewenteld. In zo’n geval wordt goedgekeurd dat belastingplichtigen zich ook na 31 december 2012 met een verzoek tot de staatssecretaris kunnen wenden. De termijn voor indiening van een dergelijk verzoek bedraagt drie maanden en vangt aan met ingang van de dag na die waarop de Vpb-aanslag (met de bedoelde belastbare winst) onherroepelijk vaststaat. Voor gevallen waarin de aanslag onherroepelijk kwam vast te staan tussen 18 november 2012 tot en met de dagtekening van dit besluit, vangt de termijn aan met ingang van de dag na de dagtekening van dit besluit. Daarmee geldt in deze overgangssituaties ook nog een termijn van minimaal drie maanden.

(Bron: FUTD)

Wat is een overeenkomst van opdracht?

En wat staat er precies in?
Als je als zzp’er voor iemand een opdracht gaat uitvoeren, krijg je te maken met contracten. De meeste freelancers werken op basis van een overeenkomst van opdracht (ovo). Dat wordt ook wel een freelance overeenkomst genoemd. Maar wat is het nu precies?
De definitie
Volgens artikel 7:400 in het Burgerlijk Wetboek is de overeenkomst van opdracht de overeenkomst waarbij de opdrachtnemer, anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst, zich aan de opdrachtgever verbindt. Als zzp’er (opdrachtnemer) verklaar je dus dat je buiten dienstbetrekking werkzaamheden verricht voor de andere partij (opdrachtgever).
Daarnaast stelt de wet dat het gaat om het verrichten van werkzaamheden anders dan van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren van personen of goederen. Dit soort overeenkomsten komt vooral voor bij het verrichten van diensten, zoals het werk van een consultant, arts of tekstschrijver.

Zwart op wit

De overeenkomst van opdracht bestaat uit de regels waaraan de zzp’er en de opdrachtgever zich moeten houden. Het is handig een overeenkomst op papier te zetten als je langere tijd met een andere partij gaat samenwerken. Een mondelinge overeenkomst is geldig, maar het is verstandiger alle regelingen schriftelijk vast te leggen. Dat voorkomt mogelijke discussies achteraf, want de gemaakte afspraken staan zwart op wit.

Wettelijke en algemene regels

In de overeenkomst van opdracht staat dat je niet in dienst treedt bij de opdrachtgever. Dat is meteen het grootste verschil met een arbeidsovereenkomst. Een overeenkomst van opdracht ga je voor bepaalde tijd aan. Als je bijvoorbeeld aan een project werkt, loopt de overeenkomst zonder opzegging af als jouw werk is voltooid.
Niet alleen speciale wettelijke regelingen, maar ook algemene voorwaarden staan in het document. Dat zijn bijvoorbeeld regels van de opdrachtgever zelf, zoals een geheimhoudingsplicht of een concurrentiebeding. Meestal is er ook een artikel te vinden over tussentijds opzeggen. Daar kunnen voorwaarden bij staan. Houdt een van de twee zich niet aan de afspraken? Dan kan de overeenkomst worden ontbonden.

Zelf maken

Krijg je geen overeenkomst van je opdrachtgever? Dan kun je die zelf opstellen. Dat hoeft niet ingewikkeld te zijn. Je zet in ieder geval afspraken over je tarief, werkzaamheden, de duur van de opdracht en de verantwoordelijkheden van jou en de opdrachtgever in een bestand. Je maakt het document in tweevoud op. Op internet zijn diverse voorbeelden te vinden. De belangrijkste informatie die in de overeenkomst moet staan, is:
  • Persoonlijke gegevens van de opdrachtnemer en opdrachtgever.
  • Een omschrijving van de te verrichten werkzaamheden.
  • De begin-en einddatum van de opdracht.
  • De vergoeding, inclusief of exclusief btw.
  • De betaaltermijn.
  • Zelfstandigheid en professionaliteit opdrachtnemer.
  • Aansprakelijkheid en verzekering.
  • Ondertekening van beide partijen.

(Bron: ZZP Zervicedesk)

Waarde vakantiedagen bij einde arbeidsovereenkomst lager in geval van zieke werknemer?

Hoe moeten openstaande vakantiedagen worden uitbetaald bij einde arbeidsovereenkomst, als deze zijn opgebouwd tijdens ziekte? Gelijk aan de wettelijke loondoorbetalingsverplichting bij ziekte zijnde 70%? Deze vraag kwam aan bod bij een uitspraak van de rechtbank Rotterdam medio 2014.

Vordering

De werkgever had bij uitdiensttreding van de (zieke) werknemer het saldo vakantiedagen uitbetaald tegen 70% van het loon inclusief vakantietoeslag. Reden was dat de werknemer op het einde van de arbeidsovereenkomst slechts recht had op 70% van het salaris als gevolg van arbeidsongeschiktheid. Dit was volgens de werkgever dan ook het loon waartegen de nog niet opgenomen vakantiedagen moesten worden uitbetaald. De werknemer vordert uitbetaling van de opgebouwde vakantiedagen tegen 100% van het loon.

Alles telt mee

Bij de uitbetaling van vakantiedagen bij het einde van de arbeidsovereenkomst, geldt de hoofdregel dat uitgegaan dient te worden van  het gehele tussen de werkgever en werknemer overeengekomen loon, waarbij het loonbegrip ruim wordt uitgelegd. Alle beloningscomponenten die intrinsiek samenhangen met de overeengekomen taken van de werknemer en waartegenover een financiële vergoeding staat, tellen mee. Om de waarde van één vakantiedag in geld te bepalen moet dus worden uitgegaan van meer dan alleen het bruto maandloon inclusief vakantiebijslag. In situaties zal ook meegeteld moeten worden  bonussen, toeslagen, 13e maand, werkgeversbijdrage pensioenpremie en eventuele andere componenten.

Uitspraak

De rechtbank Rotterdam oordeelt dat deze hoofdregel ook van toepassing is als de werknemer ziek is. De werkgever moet in deze dus alsnog de 100% loonwaarde uitbetalen van de opgebouwde vakantiedagen.
De rechtbank geeft daarbij aan dat gelet op de tekst van artikel 7:641 van het Burgerlijk Wetboek, welke gaat over de uitbetaling van vakantiedagen in geld bij einde arbeidsovereenkomst, het voor de hand ligt dat voor het begrip ‘loon’ uitgegaan moet worden van het tussen partijen overeengekomen loon. Niet van de daarvan afgeleide aanspraak van 70% van het loon te betalen bij ziekte als bedoeld in 7:629 BW. Indien de wetgever bedoeld had in geval van ziekte slechts aanspraak zou bestaan op vakantie met behoud van 70% van het loon, dan had het voor de hand gelegen dat dit expliciet was opgenomen in de wet. Ook geeft de rechtbank aan dat als 70% van het loon zou worden doorbetaald, dit feitelijk een voortzetting van het ziekteverlof betekent.
Daarom eveneens moet uitgegaan worden van het volledige loon, in ieder geval voor wat betreft de aanspraak op minimaal 4 weken vakantie met behoud van loon (voor een fulltimer) (zogenaamde wettelijke vakantiedagen). Alleen dan kan de werknemer die van werkgever verandert, ook bij de nieuwe werkgever, conform de bedoeling van de wet, aanspraak maken op het genieten van de bij de vorige werkgever verdiende vakantie.

Conclusie

De uitbetaling van vakantiedagen bij einde arbeidsovereenkomst van een zieke werknemer, moet aldus plaatsvinden tegen het volledige loon wat de werknemer had ontvangen als hij had gewerkt (inclusief alle beloningscomponenten). Dus ook de vakantiedagen die zijn opgebouwd tijdens arbeidsongeschiktheid.

Opnemen vakantiedagen tijdens ziekte

Tijdens ziekte kan de werknemer vakantiedagen opnemen als er re-integratie mogelijkheden zijn. Vakantiedagen hoeven dus niet opgespaard te worden. De zieke werknemer neemt door opname van vakantie feitelijk vrij van zijn re-integratie-verplichtingen. Temeer nu zieke werknemers over de volledige periode van ziekte, vakantiedagen opbouwen (en niet meer alleen tijdens de laatste 6 maanden), voorkomt het opnemen van vakantiedagen tijdens ziekte, dat bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst alsnog een hoog saldo vakantiedagen moet worden uitbetaald.

Beëindiging arbeidsovereenkomst met zieke werknemer: let op!

Volledigheidshalve merken we hier nog op dat het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met een zieke werknemer zorgvuldig moet plaatsvinden. Dit vanwege specifieke regels  en risico’s voor de werkgever en de (zieke) werknemer.
(Bron: BDO)

Fiscale eenheid btw tussen bv en stichting door betrokken dga

Een fiscale eenheid voor de omzetbelasting tussen stichtingen en bv’s is wat moeilijker aan te tonen dan zo’n fiscale eenheid tussen bv’s binnen hetzelfde concern. Toch is een fiscale eenheid tussen bv en stichting wel mogelijk, bijvoorbeeld als de dga van de bv ook de enige bestuurder en vertegenwoordiger van de stichting is.

Ook voor Rechtbank Den Haag wist een bv aannemelijk te maken dat zij een fiscale eenheid voor de btw kon vormen met een stichting. De bv had een echtpaar in dienst. De man was een BIG-geregistreerd anesthesioloog en de dga van de moedermaatschappij van de bv. De vrouw verrichtte administratieve werkzaamheden in de bv. De man en de vrouw vormden ook het bestuur van een stichting die zij hadden opgericht. Deze stichting exploiteerde een medisch behandelcentrum zonder winstoogmerk en nam onder meer diensten af van de bv. De vereiste economische verwevenheid stond niet ter discussie. De rechtbank vond dat de dga voldoende zeggenschap had over de stichting om de financiële verhoudingen tussen hem en de stichting te bepalen. De dga was namelijk de enige die de bv namens derden vertegenwoordigde en hij bepaalde de prijzen die de bv in rekening bracht aan de stichting. Ook beschikte de man over de bankrekeningen van beide lichamen. Hierdoor was sprake van financiële verwevenheid. Verder vormde het echtpaar de gezamenlijk, overkoepelende leiding van zowel de stichting als de bv. De man was de indirecte enige bestuurder van de bv en samen met zijn echtgenote werkzaam in de bv. Daarmee was ook sprake van organisatorische verwevenheid tussen de bv en de stichting. De bv mocht dus een fiscale eenheid voor de btw vormen met de stichting.

(Bron: Taxence)