Opzeggingsperikelen huurovereenkomst

U gaat voor uw onderneming een huurovereenkomst aan, inclusief verlengingsoptie. Maar dan verandert de situatie: u kunt de huur niet meer opbrengen, er komt ergens anders een interessantere locatie vrij, u wilt verhuizen of de buurt verandert. U wilt van de huurovereenkomst af, maar dan komt u erachter dat u dat niet op korte termijn kunt doen. Dergelijke situaties komen regelmatig voor. Ook het niet of onjuist opzeggen kan grote gevolgen hebben.

De systematiek
Een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte bevat doorgaans een eerste huurperiode en vervolgens een optionele volgende huurperiode. De duur van die huurperiodes is mede afhankelijk van het toepasselijke huurregime. In veel gevallen zal de eerste huurperiode vijf jaar zijn, met vervolgens een verlenging van nog eens vijf jaar. Daarna zijn partijen (in alle gevallen) vrij in het bepalen van eventuele vervolgperiodes.

De huurovereenkomst moet doorgaans worden opgezegd om deze te laten eindigen. Hoe dat moet gebeuren, hangt onder meer af van de duur van de verschillende huurperiodes. In principe kan alleen tegen het eind van een huurperiode worden opgezegd, met in achtneming van een opzeggingstermijn. Die opzeggingstermijn is in veel gevallen één jaar. Er zijn dus maar een beperkt aantal opzeggingsmomenten en de opzegging moet dan ook nog eens tijdig worden gedaan.

Opzegging
Een huurovereenkomst die voor een bepaalde periode wordt aangegaan eindigt dus niet vanzelf na verloop van die periode. Dat betekent dat de huurovereenkomst in de regel wordt verlengd, tenzij tijdig wordt opgezegd. Dit betekent dat de opzeggende partij (veelal de huurder) zelf tot actie moet overgaan en zicht moet hebben op de mogelijke opzeggingsmomenten. Dit ging fout in een recente uitspraak van Hof Amsterdam De bestuurder in kwestie (een voormalig Olympisch ruiter) vergat de huurovereenkomst van de B.V. op te zeggen. Omdat de B.V. vervolgens geen verhaal bood, moest de bestuurder persoonlijk (een groot deel van) de doorlopende huurtermijnen aan de verhuurder betalen. Het vergeten op te zeggen kwam de bestuurder dus duur te staan.

Maar ook als er wel wordt opgezegd, levert het moment van opzegging regelmatig problemen op. Deze problematiek speelde onder meer in een andere uitspraak van Hof Amsterdam. Huurder had namelijk de huurovereenkomst wel opgezegd, maar zonder de contractuele opzegtermijn van zes maanden in acht te nemen. De verhuurder interpreteert de onjuiste opzegging, volgens het Hof terecht, als een opzegging tegen de eerst mogelijke datum, en die lag twee jaar later dan huurder eigenlijk voor ogen had.

Onder omstandigheden kan de redelijkheid en billijkheid een rol spelen bij een te late opzegging, maar uit een recente uitspraak van wederom Hof Amsterdam is gebleken dat daar zeer terughoudend gebruik van mag worden gemaakt. In het betreffende geval was één maand te laat opgezegd, maar zowel de kantonrechter als het Hof oordeelde dat daardoor een nieuwe huurperiode van vijf jaar was gaan lopen.

Enkele Tips
Het niet of te laat opzeggen kan dus grote gevolgen hebben voor uw onderneming (u zit vast aan een nieuwe huurperiode) of zelfs voor u persoonlijk (u bent als bestuurder persoonlijk aansprakelijk voor de niet betaalde huurtermijnen). Let er bij het sluiten van de huurovereenkomst dus op hoe de opzeggingsmogelijkheden zijn geregeld, hoe moet worden opgezegd en welk huurregime op de huurovereenkomst van toepassing is. En de belangrijkste tip: Agendeer de uiterste termijn waarop de huurovereenkomst moet worden opgezegd en doe hetzelfde bij een verlenging van de huurperiode. Op die manier voorkomt u dat u in een ongewenste positie komt die grote gevolgen heeft voor u en/of uw onderneming.

(Bron: Pellicaan)

Grens van € 5.000 voor inlenersaansprakelijkheid was discriminatie

BV X kreeg in het voorjaar van 2004 de opdracht van de ANWB om de redactionele productie van een nieuw uit te geven maandblad te verzorgen. BV X besteedde de personeelsadministratie op basis van een inleenovereenkomst uit aan payrollingbedrijf BV A. Tussen juni 2004 en juni 2005 leende BV X vijf personeelsleden in van BV A. Op 4 februari 2005 werd de inleenovereenkomst per 4 mei 2005 opgezegd in verband met de beëindiging van de opdracht voor de ANWB. De inspecteur legde aan BV A naheffingsaanslagen BTW en LB op, omdat zij te lage aangiften had gedaan. Op 27 oktober 2005 werd BV A failliet verklaard. De ontvanger stelde BV X als inlener voor € 13.545 aansprakelijk op grond van artikel 34 IW voor de niet door BV A betaalde naheffingsaanslagen. BV X ging tevergeefs in beroep bij Rechtbank Noord-Nederland. In hoger beroep stelde BV X dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, omdat alleen de grote inleners van personeel van BV A, met een verschuldigd bedrag van € 5.000 of meer, daadwerkelijk aansprakelijk waren gesteld. Hof Arnhem-Leeuwarden stelde vast dat de overgrote meerderheid van de inleners niet aansprakelijk was gesteld en dat de grens van € 5.000 alleen om redenen van doelmatigheid was getrokken, omdat het capaciteitsbeslag anders te groot zou worden. Volgens het Hof was sprake van gelijke gevallen, omdat voor de inlenersaansprakelijkheid op grond van de IW de omvang van het bedrag waarvoor een eventuele aansprakelijkheid gold, niet van belang was. Hieruit volgde volgens het Hof dat de ontvanger met het door hem gevoerde beleid het gelijkheidsbeginsel schond. Voor deze ongelijke behandeling bestond volgens het Hof geen redelijke rechtvaardiging. Het Hof stelde daarbij voorop dat hier de schending van het gelijkheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur aan de orde was. De uitvoerder van de wet had volgens het Hof een beperktere beoordelingsvrijheid dan de wetgever in formele zin bij het maken van onderscheid tussen twee of meer groepen van belanghebbenden. Het Hof besliste dat de ontvanger de grens van de hem toekomende beleidsvrijheid had overschreden. Aanvaardbaar zou zijn een onderscheid waarbij zogenoemde bagatelzaken buiten aanmerking werden gelaten, maar het Hof zag niet in dat bedragen van € 5.000 of lager op zichzelf beschouwd als een te verwaarlozen financieel belang konden worden geduid. De ontvanger had niet inzichtelijk gemaakt waarom dat in dit concrete geval anders zou zijn en een kosten-batenanalyse al bij een bedrag van € 5.000 nadelig uitpakte. Het Hof verklaarde het hoger beroep van BV X gegrond en vernietigde de aansprakelijkstelling.

Vermindering wegens oninbaarheid niet bij ten onrechte vermelde BTW

Houdstermaatschappij BV X verkocht in 2011 een deel van haar aandelen in BV Y. Zij reikte in verband daarmee aan BV Y een factuur van € 25.000 plus € 4.750 aan BTW uit. BV Y bracht de BTW in haar aangifte als voorbelasting in aftrek, maar betaalde de factuur niet. De inspecteur legde aan BV X een naheffingsaanslag BTW op met een boete van 50%. BV X stond niet geregistreerd als ondernemer voor de BTW en had ook geen aangiftebiljetten ontvangen of BTW voldaan. BV X had volgens de inspecteur geen prestaties tegen vergoeding verricht en was geen ondernemer voor de BTW. Rechtbank Zeeland-West-Brabant besliste op het beroep van BV X tegen de naheffingsaanslag dat BV X niet aannemelijk had gemaakt dat zij enige prestaties tegen vergoeding had verricht en dus ten onrechte BTW op de factuur had vermeld. De BTW was op grond van artikel 37 Wet OB terecht nageheven. Hieraan deed niet af dat BV X ook een creditfactuur had uitgereikt, omdat zij het gevaar voor verlies van belastinginkomsten niet tijdig en volledig had uitgeschakeld. BV Y had de voorbelasting immers afgetrokken. Een vermindering van de verschuldigde belasting wegens oninbaarheid was volgens de Rechtbank ook niet aan de orde. BTW die uitsluitend was verschuldigd wegens onterechte vermelding op een factuur, kwam niet in aanmerking voor teruggaaf wegens oninbaarheid. De Rechtbank vond ook de boete passend en geboden, maar verminderde die wel met 5% omdat de redelijke termijn was overschreden.

(Bron: FUTD)

Aansprakelijkheid echtgenoot

Is uw echtgenoot of partner ook aansprakelijk?

Gaat uw bedrijf failliet of heeft u schulden? Als u getrouwd bent of een geregistreerd partnerschap heeft, kan het zijn dat uw partner ook aansprakelijk is. Lees hier meer over de aansprakelijkheid van uw echtgenoot of partner.

Hoe zit het met de aansprakelijkheid?

Uw aansprakelijkheid is afhankelijk van de rechtsvorm van uw bedrijf. Een ander belangrijk aspect is uw burgerlijke staat. Binnen een ‘regulier’ huwelijk of een geregistreerd partnerschap en een eenmanszaak of vof, is er geen verschil tussen privé- en ondernemingsvermogen. Bent u in gemeenschap van goederen samen en gaat u failliet? Dan zijn zowel u als uw partner aansprakelijk met uw privévermogen. Bekijk onderstaande aandachtspunten.

De juiste rechtsvorm kiezen

Bij de ene rechtsvorm loopt uw partner meer risico dan bij de ander. Meer informatie over rechtsvorm kiezen.

Trouwen op huwelijkse voorwaarden

In huwelijksvoorwaarden zet u afspraken over bijvoorbeeld de verdeling van de bezittingen, de inkomsten en pensioenrechten. U kunt bijvoorbeeld het bedrijf op uw naam zetten en het huis op de naam van uw partner. U verkleint dan het risico dat de bank uw huis verkoopt als het slecht gaat met uw bedrijf. In dat geval is het noodzakelijk om zowel de hypotheek als huis op dezelfde persoon af te sluiten. Zorg voor daadwerkelijke jaarlijkse verrekening volgens de akte om de huwelijkse voorwaarden in stand te houden.

Procedure opstellen huwelijkse voorwaarden

De procedure voor het opstellen van huwelijkse voorwaarden voordat u trouwt, is simpel. U vraagt een notaris om huwelijkse voorwaarden op te stellen. De notaris zorgt voor inschrijving van de huwelijkse voorwaarden in het huwelijksgoederenregister. De huwelijkse voorwaarden gelden vanaf het moment van uw huwelijk.

Achteraf omzetten naar huwelijkse voorwaarden

Bent u langer dan 1 jaar getrouwd? In dat geval kan de notaris alsnog huwelijkse voorwaarden opstellen. Dankzij een wetswijziging is de toestemming van de rechtbank niet meer nodig voor wijziging of opstellen van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk.

In de ‘nieuwe’ wet die geldt vanaf 2012 worden eventuele schuldeisers alsnog beschermd. Wil men het huwelijk wijzigen in een huwelijk met huwelijkse voorwaarden? Dan dienen beide echtgenoten zich hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor alle gemeenschapsschulden die er op de datum van wijziging van het huwelijk zijn.

Man-vrouwfirma

Zit u samen met uw man of vrouw in een vof, dan bent u beiden ondernemer en aansprakelijk met uw privévermogen. In die situatie biedt trouwen onder huwelijksvoorwaarden nauwelijks bescherming. U bent allebei met uw privévermogen aansprakelijk bij eventuele schulden.

Huwelijksvoorwaarden opheffen

Heeft u uw bedrijf verkocht of bent u gestopt en gaat u met pensioen? Dan kan het voordelig zijn om de huwelijksvoorwaarden om te zetten naar een wettelijke gemeenschap van goederen. Uw erfgenamen betalen dan minder successierechten als u overlijdt.

(Bron: Ondernemingsplein)

Vijf tips om je winst te laten groeien

Je hebt een relatief jong bedrijf met enkele mooie producten en diensten. Je bedrijf heeft inmiddels ruim 100 klanten die regelmatig nieuwe opdrachten verstrekken. De laatste tijd valt de omzet echter tegen. Wat kun je hieraan doen?

Als adviseur van de Kamer van Koophandel komt Jos Borsboom dit probleem bij veel ondernemers tegen. In het begin gaat het lekker. De omzet neemt per jaar toe en the sky is the limit. Kortom; het kan niet stuk. En dan komt de terugval, al dan niet veroorzaakt door de crisis. Minder opdrachten, vaak met een lagere opdrachtwaarde. De kosten gaan ondertussen gewoon door. Lichte paniek breekt uit.

Bewaar de rust
Ik maak maar al te vaak mee dat een ondernemer dan alle kanten uitvliegt en de meeste rare dingen doet om toch aan omzet te komen. “Als we maar omzet draaien, al is het tegen of onder de kostprijs,” hoor ik nog wel eens. Helaas is een dergelijke houding een regelrechte doodsteek voor een ondernemer. In dit soort situaties is het belangrijk om de rust en het overzicht te bewaren en niet vanuit paniek te handelen. De volgende tips kunnen jou helpen om niet in de paniek-reflex te schieten, maar met vertrouwen de toekomst tegemoet te zien.

Tip 1: zet je klanten op een rij

Maak in een Excel-sheet een overzicht van je klanten over de laatste drie jaren. Werk hierbij in aflopende volgorde. Begin dus met de klant met de hoogste omzet en eindig met de klant met de laagste omzet. Maak hierbij gebruik van kleuren. Gebruik zwart bij omzetverhoging, rood bij omzetdaling, groen voor een nieuwe klant en blauw voor een bestaande klant, die een tijdje is weggeweest.

Deel je klanten vervolgens in vier groepen in: 1 % van de klanten behoort tot de groep toppers, 4% tot de sub-toppers, 15% tot de middenmoot en 80% ( waar ken ik dat toch van) betreft de kleine klanten. Kijk per groep waar de kansen liggen. Neem geen genoegen met ‘20% van de klanten is verantwoordelijk voor 80% van de omzet’. Dat is weliswaar vaak zo, toch zal je bij een gedegen analyse tot een verrassende ontdekking komen. Daar waar je enerzijds afscheid moet nemen van een aantal kleine klanten zonder perspectief, moet je anderzijds juist tijd investeren om kleine klanten met potentie door te ontwikkelen. Ik kan je van harte aanbevelen eens het boekje “Leer je klanten kennen” te lezen van Jay Curry, de Customer Marketing Goeroe. Je zult versteld zijn wat het volgen van zijn methode jou gaat brengen.

Tip 2: creëer inzicht in de winstbijdrage

Haal uit je boekhouding wat de winstbijdrage van elke klant over het jaar is geweest. Zonder dit inzicht kun je je bedrijf niet goed besturen. Een paar jaar geleden zei een ondernemer tegen mij, dat hij bij zijn belangrijkste klant, goed voor een jaarlijkse omzet van meer dan € 700.000, bijna € 40.000 verlies leed. In zo’n geval moeten alle alarmbellen gaan rinkelen en moet je onmiddellijk tot actie overgaan. Of je zorgt er voor dat er winst wordt gemaakt of je neemt afscheid van zo’n klant. Het is dan beter om de tijd die je aan zo’n klant moet besteden, te gebruiken aan het verder ontwikkelen van één of meerdere klanten met bijvoorbeeld € 100.000 omzet en een goede winstbijdrage. Kijk dus niet alleen naar omzet, maar juist naar de winstbijdrage.

Tip 3: calculeer scherp

Wees scherp op de calculaties die je maakt. Bij handelsbedrijven is dit in de regel niet zo moeilijk. Bij productiebedrijven is dit vaak complexer. Wees er zeker van dat je alle kosten calculeert en wees voorzichtig met het doen van aannames. Probeer aannames zo goed mogelijk te onderbouwen. Bij productiebedrijven let je niet alleen scherp op het gebruikte materiaal, maar uiteraard ook op de uren. Laat ook een collega naar de calculaties kijken. Een kritische post is de post ‘onvoorzien’. Ik ken ondernemers die er voor kiezen om 20% van de totaalprijs als ‘post onvoorzien’ op te voeren. Hiermee diskwalificeer je jezelf en verschaf je de ander een goede reden om jou de opdracht niet te gunnen. Als je al een post ‘onvoorzien’ opvoert, probeer deze dan tot een minimum te beperken.

Tip 4: bouw aan een relatie

Klanten willen aandacht. Ze gunnen jou per slot van rekening de business. Zorg er dus voor dat die business jou echt wordt gegund. Als het kan bezoek je de beste klanten minimaal twee keer per jaar. Je weet wat er bij hun omgaat. Je probeert een strategische partner te zijn en luistert naar hun klantwensen. Geef de concurrent niet de kans om bij jouw klant binnen te komen. Jij bent immers al binnen en levert al producten. Heeft de klant een keer een klacht ? Zie dit als een kans, trek er lering uit en los het snel op.

Tip 5: lever een dienst

Lever je een product? Denk dan eens na of jij een dienst kunt ontwikkelen, waarvoor je klanten bereid zijn te betalen. Het product heb je immers al geleverd. En naar alle waarschijnlijkheid zijn je klanten er tevreden over. Een sprekend voorbeeld is de leverancier van een CV-ketel, die tevens een onderhoudscontract aanbiedt. Voor een vast bedrag wordt elk jaar de ketel schoongemaakt. Op deze manier creëer je een waardevol (extra) contactmoment. Je komt als leverancier immers minstens één keer per jaar weer bij de klant over de vloer.

Begin direct met aanpakken
Veel ondernemers worden geregeerd door de waan van de dag. Vaak komen ze ’s avonds tot de conclusie dat er niets terecht is gekomen van het prioriteitenlijstje, dat ze vroeg in de ochtend hadden gemaakt. Daarop staat bijvoorbeeld dat er nog offertes moeten worden gemaakt en gecontroleerd. Om maar te zwijgen over het onder handen zijnde werk, dat op tijd moet worden afgerond. Of het nabellen van een leverancier omdat het bestelde materiaal nog niet is geleverd.

Ondernemen is keuzes maken en prioriteiten stellen. Maak er daarom een gewoonte van om op vrijdagmiddag mijn vijf tips stuk voor stuk op te pakken en uit te voeren. Het maakt jouw ondernemersleven een stuk makkelijker.

(Bron: Livewire.nl)

BV van Koper trad voor BTW in plaats van verkoper: geen vrijstelling overdrachtsbelasting

De naar Duits recht opgerichte vennootschap X verkreeg in 2013 voor € 215,1 mln van BV A een voortdurend recht van erfpacht op percelen grond met daarop een kantoorgebouw en een zelfstandig voortdurend recht van opstal op percelen grond aangaande een parkeergarage. De canon voor het kantoorgebouw en de retributie voor de parkeergarage werden voor 50 jaar afgekocht. De levering van het erfpacht- en opstalrecht vond plaats met toepassing van artikel 37d Wet OB (overgang van een algemeenheid van goederen). BV A was in 2009 met de inspecteur overeengekomen dat de ingebruikname en BTW-herziening van het kantoorgebouw, in overeenstemming met een besluit van 14 juli 2009 per etage zou worden bekeken (de zogeheten “verdieping aanpak”). X betaalde bijna € 12,2 mln aan overdrachtsbelasting en ging vervolgens in beroep tegen deze voldoening. Zij stelde dat de vrijstelling van artikel 15, lid 1, onderdeel a, WBR van toepassing was op de niet of niet binnen twee jaar voorafgaand aan de verkrijging in gebruik genomen units op de derde en vijfde verdieping van het kantoorgebouw. Rechtbank Zeeland-West-Brabant besliste dat X bij de verkrijging van het complex voor de BTW op grond van artikel 37d Wet OB en artikel 8, lid 1, Uitvoeringsbeschikking BTW in de plaats trad van de verkoper en dat zij daardoor was gebonden aan de BTW-verplichtingen van de verkoper. Uit de overgang van het complex onder toepassing van artikel 37d Wet OB volgde daarom volgens de Rechtbank dat X voor de berekening van de verschuldigde BTW in de plaats trad van de verkoper, waardoor zij de derde en vijfde etage niet alsnog kon aanmerken als per etage te verdelen units voor de BTW. X had geen recht op de vrijstelling van overdrachtsbelasting. Ten aanzien van de maatstaf van heffing besliste de Rechtbank dat voor een recht van erfpacht en recht van opstal artikel 11, lid 1, WBR gold, waarin was bepaald dat bij verkrijging van dergelijke rechten de op basis van artikel 9 WBR bepaalde waarde werd vermeerderd met die van de canon, retributie of huur, waarbij de som van beide was gemaximeerd op de waarde van de onroerende zaak waarop het recht betrekking had. Dat X tegen de tijd dat de afkoopperiode van de canon en retributie afliep zeer waarschijnlijk niet meer de eigenaar van het complex was, was volgens de Rechtbank geen reden om uit te gaan van een lagere heffingsgrondslag. De Rechtbank verklaarde het beroep van X ongegrond.

(Bron: FUTD)

Toch rittenadministratie nodig na overstap naar elektrische auto

De overstap naar een elektrische auto van de zaak is een leaserijder duur komen te staan. Doordat hij in zijn nieuwe elektrische auto geen rittenadministratie bijhield, moest hij een naheffing betalen over de maanden waarin hij zakelijke ritjes maakte in zijn andere auto.

De man had bezwaar aangetekend tegen de naheffing loonbelasting, maar ving bot bij de rechtbank Noord-Holland. De naheffing op basis van 25 procent van de cataloguswaarde van de auto die hem in de periode van januari 2013 tot en met 5 juli 2013 ter beschikking was gesteld bleef overeind.

Geen bewijs

De belastinginspecteur vond dat de man niet kon bewijzen dat hij in 2013 minder dan 500 kilometer privé reed in zijn auto van de zaak. De leaserijder had namelijk vanaf het moment dat hij eind juli een elektrische auto kreeg, geen rittenadministratie meer bijgehouden. De man beargumenteerde tevergeefs dat hij dat niet hoefde omdat de elektrische auto die zijn werkgever hem ter beschikking stelde, een bijtelling van 0 procent had.

Zakelijke rijders die minder dan 500 kilometer privé rijden, hebben volgens de fiscus privé geen voordeel van hun zakelijke auto en zijn dus vrijgesteld van bijtelling. Een arrest van de Hoge Raad uit 1986 maakte duidelijk dat deze limiet niet per auto moet worden bekeken, maar voor het hele jaar geldt.

Volle mep in bijtelling

“De regeling voor achtereenvolgend ter beschikking gestelde auto’s kan zuur zijn als voor een van de auto’s een 0% bijtellingspercentage geldt, zoals voor de elektrische auto van de man in kwestie,” zegt fiscalist Monique Ligtenberg van Fiscaal up to Date.

“Als de elektrische auto gedurende het gehele jaar aan de leaserijder ter beschikking zou zijn gesteld, had hij geen km-administratie hoeven te voeren om het bijtellingspercentage van 0% te krijgen.”

Weinig opties

Maar nu hij eerder in het jaar een ‘gewone’ auto reed, kreeg hij toch een bijtelling voor zijn kiezen. Ligtenberg: “Doordat geen km-administratie was bijgehouden voor de elektrische auto kon de man niet bewijzen dat hij over het gehele jaar gezien minder dan 500 kilometers privé had gereden. Dit heeft wel tot gevolg dat de andere niet-elektrische auto de bijtelling in werd getrokken, en wel voor de volle mep, de 25%.”

Voor leaserijders die gedurende het jaar een elektrische auto krijgen of de deur uit doen en niet in hetzelfde schuitje willen belanden als hun onfortuinlijke collega, is volgens Ligtenberg maar één oplossing: “Toch een kilometer-administratie voeren.”

(Bron: De Telegraaf)

ZZP’er en het urencriterium. Hoe werkt dit?

Om in aanmerking te komen voor fiscale aftrekposten als de zelfstandigenaftrek, moet je ten minste 1225 uur per jaar besteden aan jouw bedrijf. Uit de bedrijfsadministratie zal moeten blijken dat je aan dit urencriterium voldoet. Welke werkzaamheden mag je hier allemaal voor meetellen en aan welke regels moet je voldoen? Lees daarom alles over de voorwaarden voor het urencriterium.

Waarom is er een urencriterium?

Om het zelfstandig ondernemerschap te stimuleren, heeft de Belastingdienst diverse belastingvoordelen (zoals de zelfstandigenaftrek) voor freelancers en ZZP’ers in het leven geroepen. Om te voorkomen dat iedereen zich vervolgens bij de Kamer van Koophandel (KvK) inschrijft en met minimale inspanning en dito omzet van deze belastingvoordelen profiteert, heeft de Belastingdienst een urencriterium ingesteld.

Wat houden deze voorwaarden in?

De grens van het aantal uren die een ondernemer minimaal aan zijn bedrijf moet besteden om voor de fiscale aftrekposten in aanmerking te komen, is vastgesteld op 1.225 uur. Deze hoeveelheid uren moet je als ondernemer per kalenderjaar zien te realiseren. Let op: ook al begin je als startende ondernemer niet per 1 januari, maar pas later in het jaar: de grens van 1.225 uur staat vast. Deze ondergrens wordt dus niet evenredig aangepast. Als je op 1 juli met je onderneming begint, moet je dus niet nog maar de helft (613 uur) werken, maar alsnog de 1.225 uur halen om in aanmerking te komen voor belastingvoordeel.

Naast de 1225 uur moet je ook meer dan vijftig procent van je (arbeids)tijd besteden aan de onderneming. Als je bijvoorbeeld twee dagen per week in loondienst bent en daarnaast bijklust als zelfstandig ondernemer, moet je naast de 832 uur  (52 x 16 uur) die je in loondienst werkt, nog het minimum van 1225 uur in jouw onderneming stoppen. Werk je drie dagen per week in loondienst (52 x 24 uur = 1248 uur)? Dan dien je datzelfde jaar dus 1249 uur voor jouw onderneming te werken. Goed om te weten: was je één van de vijf voorafgaande jaren geen ondernemer? Dan hoef je niet te voldoen aan deze voorwaarde.

Wat is het verschil tussen directe en indirecte uren?

Volgens de Belastingdienst moet je als ondernemer 1.225 uur besteden aan ‘het feitelijk drijven van je onderneming(en)’. Deze uren zijn onder te verdelen in directe en indirecte uren. De directe uren zijn alle declarabele uren bij klanten, waarmee je omzet behaalt. Hieronder vallen de gewerkte uren voor het uitvoeren van de opdracht, maar ook de uren die je steekt in de voorbereiding, zoals bijvoorbeeld het inlezen voor een opdracht en de reistijd voor de opdracht of het woon-werkverkeer.

Indirecte uren zijn de uren die jij wel voor je onderneming maakt, maar niet in rekening brengt bij klanten. Hierbij kun je onder meer denken aan het volgen van cursussen, het bijhouden van vakliteratuur, de administratie bijwerken, afspreken met je boekhouder, het plegen van acquisitie, de aanschaf van bedrijfsmiddelen zoals een telefoon, laptop of auto, het bezoeken van netwerkbijeenkomsten of het beheren van je website. Het gaat dus om werkzaamheden waarmee je niet direct omzet behaalt, maar die wel van belang zijn voor de voortgang van je bedrijf.

Welke uren tellen niet mee?

Je kunt niet zomaar ieder uur opschrijven als werktijd. Ook al ben je de hele dag beschikbaar om je telefoon op te nemen om een opdracht aan te nemen: deze tijd kun je niet zien als indirecte uren. De uitzondering hierop is als je in opdracht van een klant stand-by staat. Ziekte of vakantie telt ook niet mee. Ook al had je de uren die je ziek in bed ligt normaal gesproken gewoon gewerkt, je mag ze niet meetellen. Het urencriterium gaat om daadwerkelijk gewerkte uren.

Kom ik in aanmerking voor een verlaagd urencriterium?

Ondernemers die starten vanuit een arbeidsongeschiktheidsuitkering komen in aanmerking voor een verlaagd urencriterium. Zij moeten per kalenderjaar minimaal 800 uur aan hun onderneming besteden. Kijk voor een volledig overzicht van deze startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid op de website van de Belastingdienst. Een andere uitzondering is zwangerschapsverlof. Als jij zwanger raakt en je de weken voor en na de bevalling niet werkt, tellen de niet-gewerkte uren over in totaal 16 weken toch mee als gewerkte uren.

Hoe registreer ik deze uren?

Het is belangrijk om alle uren die je in het bedrijf stopt te registreren. Als je een inspectie krijgt van de Belastingdienst, moet je namelijk zo veel mogelijk gewerkte uren kunnen aantonen. Een goede urenadministratie is daarom onmisbaar. Noteer aan het einde van iedere werkdag hoeveel uren je aan welke bedrijfsactiviteiten hebt besteed. Bewaar zoveel mogelijk bewijzen, zoals een overzicht van de OV-chipkaart om je reistijd aan te tonen. Daarnaast kun je e-mails met opdrachtgevers bewaren, evenals de facturen met daarop een vermelding van de daadwerkelijk gewerkte uren.

Hoe zit het met de zelfstandigenaftrek?

Als je voldoet aan het urencriterium, kom je in principe in aanmerking voor alle fiscale voordelen voor ZZP’ers. De bekendste hiervan is de zelfstandigenaftrek . De Belastingdienst moet jou dan wel hebben aangemerkt als ondernemer en je moet aan het begin van het kalenderjaar de AOW-leeftijd (in 2015: 65 jaar + 3 maanden) nog niet hebben bereikt.

Voldoe je aan deze eisen? Dan bedraagt de zelfstandigenaftrek 7.280 euro. Het kan gebeuren dat jouw winst te laag is om deze zelfstandigenaftrek geheel toe te passen. In dat geval bestaat er een afwijkende regeling, zodat je deze niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek kunt verrekenen in de volgende negen jaar.

Heb ik ook recht op startersaftrek?

Vanwege het startersrisico heeft de Belastingdienst een extra fiscale aftrekpost in het leven geroepen: de startersaftrek. Dit is een aanvullend belastingvoordeel op de zelfstandigenaftrek. De zelfstandigenaftrek van 7.280 euro wordt verhoogd met een startersaftrek van 2.123 euro, maar hiervan kun je niet onbeperkt gebruik maken. Je maakt alleen aanspraak op de startersaftrek wanneer je recht hebt op zelfstandigenaftrek, je in één (of meer) van de vijf voorgaande kalenderjaren geen ondernemer bent geweest en je in deze periode niet vaker dan twee maal de zelfstandigenaftrek hebt toegepast.

Mag ik de meewerkaftrek toepassen?

Wanneer jij een fiscale partner hebt die regelmatig meewerkt in jouw bedrijf, kun je aanspraak maken op meewerkaftrek. In dit geval hoef je minder belasting over de uiteindelijke winst te betalen. De hoogte van het bedrag hangt af van de winst en het aantal uren dat jouw fiscale partner in de onderneming heeft gewerkt. Voorwaarde is wel dat de fiscale partner minstens 525 uur per jaar aan de onderneming besteedt en dit doet tegen een jaarvergoeding van maximaal 5.000 euro.

(Bron: ikgastarten)

9 belangrijke verzekeringen voor ondernemers

Als ondernemer loop je persoonlijke en bedrijfsmatige risico’s. Denk maar aan eventuele arbeidsongeschiktheid, uitval van personeel of een brand of inbraak in jouw bedrijfspand. Verzekeren is voor ondernemers daarom doorgaans bittere noodzaak. Hier volgt een overzicht van verzekeringen die relevant kunnen zijn in jouw situatie: 9 belangrijke verzekeringen voor ondernemers.

1. Ziektekostenverzekering

Net als iedereen in Nederland moet je als ondernemer verplicht een ziektekostenverzekering afsluiten. Ben jij u op zoek naar een goede zorgverzekering speciaal voor ondernemers? Er zijn online diverse onafhankelijke vergelijkingssites te vinden waarmee je kunt vaststellen welke zorgverzekeraar het best aansluit bij jouw wensen.

2. Pensioen

Je houdt je bij het opzetten van een onderneming liever nog helemaal niet bezig met iets te regelen voor je pensioen, maar het is verstandig je toch zo snel mogelijk hierin te verdiepen. Ondernemers hebben na hun pensionering namelijk alleen recht op AOW en dat is voor de meeste mensen niet genoeg om onbezorgd van hun oude dag te kunnen genieten.

Om hun AOW aan te vullen, kiezen sommige ondernemers ervoor om een zorgverzekeraar in te schakelen voor een pensioenvoorziening. Ouderwets maandelijks zelf een bedrag opzij zetten kan natuurlijk ook, maar die methode vergt wel de nodige discipline. Bij de Rabobank kun je  banksparen voor de op- en afbouwfase van jouw lijfrente.

3. Arbeidsongeschiktheidverzekering (AOV)

Indien jij in de toekomst arbeidsongeschikt raakt, hoef je als ondernemer niet op steun van de overheid te rekenen. Het is niet verplicht, maar zelfstandige ondernemers doen er verstandig aan om zich goed tegen arbeidsongeschiktheid te verzekeren. Deze premies zijn niet de goedkoopste, maar particuliere verzekeraars hanteren voor starters vaak redelijk aantrekkelijke tarieven.

De hoogte van de premie hangt erg af van jouw leeftijd en het bedrag waarvoor jij je wilt verzekeren. De arbeidsongeschiktheidsverzekering van Interpolis is een goede manier voor ondernemers om het risico op arbeidsongeschiktheid af te dekken. Klik hier om de mogelijkheden en voorwaarden te bekijken. Meer informatie over wanneer een AOV-verzekering relevant is, lees je op de pagina Arbeidsongeschiktheid.

4. Bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering (AVB)

Wie denkt dat hij met een particuliere aansprakelijkheidsverzekering ook meteen zijn bedrijfsmatige risico’s kan afdekken, komt bedrogen uit. Zakelijk gezien zul je een aoarte bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering moeten afsluiten, zodat jij (en jouw eventuele medewerkers) straks verzekerd zijn voor de schade die kan ontstaan tijdens het uitoefenen van de werkzaamheden.

De premie is onder andere afhankelijk van de werkzaamheden, jaaromzet en het aantal werknemers.

5. Beroepsaansprakelijkheidsverzekering

Ben jij actief in de adviserende sector? Dan kan het gebeuren dat jij (of jouw werknemers) beroepsfouten maken en daardoor schade veroorzaken bij derden. Voor dit soort kwesties zijn speciale beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen in het leven geroepen. Vraag bij jouw verzekeringsmaatschappij naar de mogelijkheden en kom erachter of deze verzekering op jouw bedrijf van toepassing is.

6. Rechtsbijstandverzekering

Bij juridische problemen met afnemers, leveranciers en personeel, dekt de rechtsbijstandsverzekering onder meer advocaatkosten, deurwaarderkosten en proceskosten. Net als bij de aansprakelijkheidsverzekering is particulier verzekerd zijn niet genoeg. Je moet hiervoor een speciale ondernemers rechtsbijstandverzekering afsluiten.

De Rabobank biedt met Interpolis ZekerVanJeZaak® een handig pakket aan waarmee je diverse belangrijke bedrijfsrisico’s, waaronder rechtsbijstand, in één keer kunt afdekken. Lees meer over rechtsbijstand in het artikel Een rechtsbijstandverekering afsluiten: wanneer verstandig?

7. Bedrijfsvermogen verzekeren

Met deze verzekering kunnen ondernemers hun kantoren, machines, inventaris, voorraden en transportmiddelen (het bedrijfsvermogen) verzekeren tegen schade, bijvoorbeeld diefstal of brand. Het afdekken van deze risico’s is zeker geen overbodige luxe. Bijkomend probleem is dat je door brand of diefstal stagnatie in de productie kunt oplopen.

 

8. Goederentransportverzekering

Deze verzekering dekt schade die ontstaat bij het vervoer van goederen, zowel door eigen vervoer als door beroepsgoederenvervoer. Op internet kun je via een zoekopdracht in bijvoorbeeld Google of Bing verschillende goederentransportverzekeringen met elkaar vergelijken.

9. Kredietverzekering

Ondernemers die goederen afleveren op rekening, lopen het risico dat de klant niet kan of wil betalen. Voor gevestigde ondernemingen is de schade dan vaak nog wel te overzien, maar starters kunnen hierdoor financieel echt in de problemen komen. Een kredietverzekering dekt deze risico’s af en stelt jou grotendeels schadeloos wanneer je te maken krijgt met wanbetalers.

 

Arbeidsongeschiktheid: dit zijn de regels

Als enthousiaste startende ondernemer denk je er misschien niet over na, maar wat als je arbeidsongeschikt raakt? Door een ernstig ongeluk of een langdurige ziekte? Je werk komt dan onherroepelijk in de knel. En dan? Je inkomsten stoppen abrupt, maar je vaste lasten lopen door. Hoe houd je dan het hoofd boven water?

Risico lopen of verzekeren?

Anders dan mensen in loondienst hebben ondernemers geen recht op een uitkering bij arbeidsongeschiktheid. “Mij overkomt dat niet.” Of: “Ook als ik ziek ben, kan ik werken”, denken veel ondernemers. Zij nemen daarom bewust dit risico, vaak ook vanwege de doorgaans hoge premie van een arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Jij ook? Of neem je voorzorgsmaatregelen in de vorm van een flinke financiële buffer of een verzekering, zodat jij geen financiële zorgen hebt bij arbeidsongeschiktheid?

Wanneer ben je arbeidsongeschikt?

Ben je gedeeltelijk arbeidsongeschikt? Dan kun je meestal nog enkele werkzaamheden verrichten. Iemand die geheel arbeidsongeschikt is, kan helemaal niet meer werken. De keuringsarts stelt de mate van arbeidsongeschiktheid vast.

Wat is een arbeidsongeschiktheidsverzekering?

Een arbeidsongeschiktheidsverzekering of AOV geeft je een uitkering als je arbeidsongeschikt bent verklaard. De meeste verzekeringsmaatschappijen helpen jou ook om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan. Met persoonlijke begeleiding, een re-integratieproject of met (om)scholing. Daarnaast bieden sommige verzekeraars, waaronder Interpolis, preventieprogramma’s aan die helpen te voorkomen dat je langdurig ziek wordt.

Wat vergoedt een arbeidsongeschiktheidsverzekering niet?

Arbeidsongeschiktheid die ontstaat door alcohol- en/of drugsgebruik is niet verzekerd.

Welke arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zijn er?

AOV-verzekeringen zijn er in alle soorten en maten. Welke voor jou het meest geschikt is, hangt af van wat je zelf belangrijk vindt. Veel ondernemers kijken vooral naar de hoogte van de premie, maar het is aan te raden ook goed naar de dekking te kijken. Je kunt je verzekeren voor beroepsarbeidsongeschiktheid of voor passende arbeid:

  • Beroepsarbeidsongeschiktheid: ben je gedeeltelijk arbeidsongeschikt geraakt? Dan wordt gekeken of jij jouw huidige beroep nog kunt uitoefenen. Is dat niet het geval, zal jouw arbeidsongeschiktheidsverzekering geld uitkeren. Je hoeft dan geen andere werkzaamheden te accepteren.
  • Passende arbeid: kies je voor passende arbeid? Dan kan de verzekeraar jou bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid verplichten om een vervangende functie (passend werk) buiten je eigen bedrijf te accepteren. De premie voor passende arbeid is vaak lager dan van beroepsarbeidsongeschiktheid. Kijk dus goed waaraan jij meer belang hecht.

Waarop moet je letten bij het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering?

Heb je een zwaar beroep en werk je bijvoorbeeld in de bouw? Informeer dan naar de eindleeftijd van de verzekering. Sommige verzekeraars keren bij zware beroepen niet uit tot de AOW-leeftijd, maar tot een lagere eindleeftijd. Dat betekent doorgaans: of een buffer opbouwen, óf aan het einde van je loopbaan kiezen voor omscholing (kantoorwerk in plaats van uitvoerend werk). Meer tips bij het afsluiten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering lees je in dit artikel.

(Bron: Ikgastarten)