Onzekerheid over toekomst 90% inkomenseis bij kwalificerende buitenlands belastingplichtigen

Er worden vraagtekens geplaatst bij de huidige 90% inkomenseis bij kwalificerende buitenlands belastingplichtigen. Het is dan ook allerminst zeker dat deze regeling lang stand gaat houden.

Tot 2015 kon er in Nederland door buitenlands belastingplichtigen (met Nederlands inkomen) worden geopteerd om als binnenlands belastingplichtige te worden behandeld. Hierdoor was het mogelijk om persoonlijke aftrekposten (bijvoorbeeld de hypotheekrente van de buitenlandse eigen woning en alimentatie) ten laste van het Nederlandse inkomen te brengen.

Regeling

Met ingang van 2015 kan er echter niet meer worden geopteerd voor binnenlandse belastingplicht maar is iemand ‘kwalificerende buitenlandse belastingplichtige’ of niet. Enkel kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen kunnen nog de persoonlijke aftrekposten ten laste van hun Nederlandse inkomen brengen. U zult begrijpen dat het niet (langer meer) kwalificeren als belastingplichtige zeer grote financiële gevolgen heeft, bijvoorbeeld omdat de hypotheekrente niet langer meer in aftrek kan worden gebracht.

U bent kwalificerende buitenlandse belastingplichten als:

  1. U inwoner bent van de EU, EER of Zwitserland; en
  2. 90% van uw totale wereldinkomen en vermogen (box 1, box 2 en box 3) in Nederland wordt belast.

Indien u zelf niet kwalificeert, kunt u toch nog voor de regeling in aanmerking komen indien 90% van het inkomen van u en uw partner samen in Nederland wordt belast. Aangezien er naar uw wereldinkomen en vermogen wordt gekeken, kan een groot privévermogen of een dividenduitkering uit een buitenlandse vennootschap er bijvoorbeeld al toe leiden dat u niet (langer meer) kwalificeert.

Vraagtekens

De 90% inkomenseis komt voort uit een arrest van het Europese Hof van Justitie (Schumacker-arrest). In zijn op 15 januari 2016 gepubliceerde conclusie, plaatst Advocaat-Generaal Niessen echter vraagtekens bij deze 90% inkomenseis.

A-G Niessen meent dat latere arresten van het Europese Hof van Justitie (Commissie/Estland, Walentin, Meindl) toch twijfel wekken over de interpretatie van het Schumacker-arrest en de daaruit voortvloeiende 90% inkomenseis die in de Nederlandse wet is opgenomen. A-G Niessen heeft de Hoge Raad dan ook geadviseerd om hierover prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie.

(Bron: RSM)

Auto van de zaak kan deels eigendom van dga zijn

Het is mogelijk dat een auto gezamenlijk bezit is van een dga en zijn bv. Als de dga ook over de auto kan beschikken voor privédoeleinden, stelt de bv in dat geval alleen haar deel ter beschikking aan de dga. Dit werkt dus door in de bijtelling, aldus Hof Den Haag.

Een bv deelde de eigendom van een personenauto met haar dga. De bv had 75% van de eigendom, de dga 25%. Tussen de bv en de Belastingdienst ontstond een geschil over de fiscale behandeling van deze situatie. De bv vond dat geen sprake was van terbeschikkingstelling, omdat het privégebruik 25% was van het totaalgebruik en dus overeenkwam met het aandeel in de eigendom van de dga. De inspecteur hechtte geen waarde aan de overeenkomst tussen de bv en de dga, omdat de dga toch de volledige beschikking over de auto had. Maar voor het hof wist de bv aannemelijk te maken dat daadwerkelijk sprake was van gedeelde eigendom. De autokostenbijtelling schuift de mogelijkheid van gedeelde eigendom niet opzij. Het hof was het echter evenmin volledig eens met de bv. De bv had 75% van de auto ter beschikking gesteld aan de bv. De bijtelling moest daarom 75% van 25% van de cataloguswaarde van de auto bedragen. De bv wilde nog het aandeel van de dga in de afschrijvingskosten en een bedrag dat was verrekend via de rekening-courant aanmerken als aftrekbare eigen bijdrage. Het hof wees dit af, omdat deze betalingen door de dga voortvloeiden uit zijn aandeel in de eigendom van de auto en dus geen gebruikersvergoedingen aan de bv waren.

(Bron: Taxence)

PVV geeft doorslag voor afschaffing VAR per 1 mei

Staatssecretaris Eric Wiebes van Financiën heeft een meerderheid in de Eerste Kamer veiliggesteld voor afschaffing van de Verklaring arbeidsrelatie (VAR). Dinsdagavond kwam hij tegemoet aan de wens van het CDA om daar meer tijd voor te nemen.

De PVV gaf de doorslag door zich voor het wetsvoorstel deregulering beoordeling arbeidsrelatie (DBA) uit te spreken. Samen met CDA en de coalitie werd daarmee een meerderheid van 42 van de 75 zetels bereikt.

De VAR vervalt vanaf 1 mei en Wiebes stelt nu een overgangstermijn voor van een jaar, tot 1 mei 2017. Zelfstandigen zonder personeel en hun opdrachtgevers kunnen zich er zo samen met de Belastingdienst op voorbereiden dat ze dan moeten kunnen aantonen dat ze geen werknemersrelatie hebben. Dat kan door te werken op basis van door de fiscus goedgekeurde contracten.

Tijdens een debat waarin beide regeringsfracties VVD en PvdA hem op voorhand ‘het voordeel van de twijfel’ gaven, kwam de meeste kritiek daarop van D66-senator Alexander Rinnooy Kan, gevolgd door de woordvoerders namens GroenLinks en ChristenUnie.

Schijnzelfstandigheid

Opvallend was dat de SP, die in de Tweede Kamer nog tegen het wetsontwerp stemde, Wiebes onder bepaalde voorwaarden ook het voordeel van de twijfel leek te geven, vanwege de sympathie voor het achterliggende doel: het bestrijden van schijnzelfstandigheid.

Wiebes zegde de SP toe dat de Belastingdienst nieuwe constructies die ze aantreft in voorgelegde overeenkomsten, en die maar net binnen de wet vallen, anoniem en geschoond voor bedrijfsgevoelige informatie, openbaar zal maken. Die transparantie was voor de socialisten een ‘cruciale voorwaarde’ voor een ja-stem.

Ongeclausuleerde vrijwaring

Het kabinet wil af van de huidige Verklaring arbeidsrelatie (VAR) af die opdrachtnemers van de fiscus krijgen voor hun opdrachtgevers. Die zijn daarmee in de praktijk juridisch ‘ongeclausuleerd gevrijwaard’ van aansprakelijkheid voor schijnzelfstandigheid die ze zelf vaak afdwingen bij de zzp-ers.

Het kabinet moest voor de afschaffing van de VAR kunnen rekenen op een meerderheid van 38 van de 75 zetels in de Eerste Kamer als het volgende week tot de stemming komt. De coalitie zelf heeft er daarvan maar 21, waardoor Wiebes nog minimaal twee andere fracties en 17 zetels voor zich moest winnen.

Meer tijd

Het CDA (12 zetels) maakte bij monde van Marnix van Rij duidelijk dat zijn fractie de VVD-er zou steunen, mits hij meer tijd neemt voor invoering. Wiebes wilde per 1 april al van de VAR af, met een transitieperiode tot 1 januari 2017 om alle partijen aan het nieuwe systeem van modelovereenkomsten te laten wennen.

Van Rij wilde de VAR pas op 31 december definitief afschaffen en de handhaving van het nieuwe model pas na een overgangsperiode tot 1 juli 2017 ter hand nemen. Maar hij kon ook leven met het compromis van 1 mei, met een jaar overgangstijd.

Wiebes zegde ook toe dat hij door onafhankelijke deskundigen zoals hoogleraren, rechters en ‘mensen op de werkvloer’ nog zal laten toetsen of de overeenkomsten tussen zzp-ers en hun opdrachtgevers die de Belastingdienst goedkeurt, ook werkelijk conform de wet zijn. De PvdA was verontrust over de mogelijkheid dat de Belastingdienst fiscale zelfstandigheid erkende, die arbeidsrechtelijk juist een werknemersrelatie is.

Orwell

D66-er Alexander Rinnooy Kan vindt dat het kabinet onvoldoende duidelijk maakt welk probleem het precies wil oplossen. Volgens hem kan de huidige VAR-systematiek met een aantal aanpassingen nog prima dienst doen. De grote onzekerheid die de veranderingen teweegbrengen in de markt en de gevolgen daarvan, zijn volgens hem het relatief kleine probleem van schijnzelfstandigheid dat ermee wordt bestreden niet waard.

Rinnooy Kan sprak van een ‘Orwelliaans perspectief’ als opdrachtgevers en opdrachtnemers aan de Belastingdienst moeten uitleggen waarom ze een keer van hun modelovereenkomst zijn afgeweken. Wiebes zegt dat het nieuwe stelsel zekerheid biedt aan partijen die de fiscaal relevante bepalingen in hun overeenkomst naleven en dat een incidentele afwijking niet meteen tot naheffingen van loonbelasting en premies volksverzekeringen zal leiden.

Visie

D66 diende een motie in die om uitstel van de afschaffing van de VAR vraagt in afwachting van hervorming van de arbeidmarkt. Ook GroenLinks en ChristenUnie zetten grote vraagtekens bij de vraag of het kabinet het probleem niet disproportioneel te lijf gaat met de nieuwe wet. ChristenUnie schaarde zich achter de motie van D66 en Groenlinks zei zich nog nader te beraden.

De meeste senatoren missen een onderliggende visie van het kabinet op de toekomst van de arbeidsmarkt, waar de fiscaal aangemoedigde opkomst van de zzp-ers het traditionele werknemersmodel op losse schroeven zet.

(Bron: FD)

Betalingstermijnen op facturen, hoe zit dat?

ZZP’ers vermelden op hun facturen bijna altijd een betalingstermijn. Toch wordt deze uiterlijke betaaldatum regelmatig overschreden door opdrachtgevers of klanten, waardoor ondernemers in financiële problemen komen. Wat zijn de wettelijke voorwaarden met betrekking tot betalingstermijnen en hoe kun je als ZZP’er het beste met wanbetalers omgaan?

ABAB Accountants en Adviseurs stap verder in procedure over geruisloze overgang bij TBS-vermogen

Fiscale partners kampen al jaren met een belastingheffing over stille reserves bij de overgang van ter beschikking gestelde zaken naar de onderneming. Dit komt met name voor bij echtgenoten die onder huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd en waarbij de ene partner zaken ter beschikking stelt ten behoeve van de onderneming van de andere partner. Op het moment dat de ene partner tot de onderneming van de andere toetreedt, volgt er volgens de Belastingdienst een heffingsmoment ten aanzien van de stille reserves die rusten op de tot dan toe aan de onderneming ter beschikking gestelde zaken.

 

Procedure overgang vermogen naar winstsfeer

In de opvatting van ABAB wordt belastingplichtigen in een dergelijk geval ten onrechte de faciliteit van geruisloze overgang in de zin van artikel 3.99 Wet IB 2001 onthouden. Dit vraagstuk over de geruisloze overgang van vermogen naar de winstsfeer heeft ABAB enige tijd geleden aan de rechter voorgelegd. Op 28 april 2015 is ABAB in het gelijk gesteld en heeft de rechter besloten dat de faciliteit van geruisloze overgang onder omstandigheden ook moet gelden voor de overgang van de ter beschikking gestelde zaken naar een onderneming. De staatssecretaris is tegen deze uitspraak rechtstreeks in beroep gekomen bij de Hoge Raad. De Advocaat Generaal heeft ondertussen zijn conclusie getrokken en adviseert de Hoge Raad om ABAB in gelijk te stellen.

 

Einde grote fiscale belemmering bij overname conclusie

Als de Hoge Raad de conclusie overneemt, wordt hiermee een grote belemmering weggenomen bij de overgang van TBS-vermogen naar de ondernemingssfeer. Hiermee wordt recht gedaan aan de ratio van de regeling: het bevorderen van ondernemerschap door bij de uitbreiding van werkzaamheden heffing achterwege te laten. Een positieve uitspraak van de Hoge Raad geeft fiscale partners, die samen (willen) ondernemen, meer fiscale en financiële ruimte voor hun onderneming.

(Bron: ABAB)

Introductie micro BV en nieuwe deadline publiceren

De Eerste Kamer is akkoord gegaan met het wetsvoorstel dat een nieuw jaarrekeningregime toevoegt aan Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek: de micro-onderneming. Daarbij veranderen er een aantal bepalingen uit het huidige jaarrekeningenrecht, waaronder de uiterste termijn voor het deponeren van uw jaarrekening. De wetswijzigingen gaan in per 1 januari 2016.  Hierna enkele belangrijke wijzigingen uit het wetsvoorstel.

Wijzigingen in de huidige jaarrekeningregimes

Vanaf het boekjaar 2016 komt u eerder in aanmerking voor vrijstellingen, waaronder een vrijstelling van de verplichte accountantscontrole. Dit komt doordat u straks eerder valt onder het label kleine onderneming. Op dit moment is een onderneming klein bij een balanstotaal van niet meer dan € 4,4 miljoen en een netto-omzet van niet meer dan € 8,8 miljoen. Het derde criterium is dat er minder dan 50 werknemers zijn. De huidige grens van € 4,4 miljoen is straks € 6 miljoen en de grens van € 8,8 miljoen is straks € 12 miljoen.

Nieuwe deadline deponeren jaarrekening

De termijn waarbinnen u de jaarrekening moet deponeren bij de Kamer van Koophandel (KvK) wijzigt ook. Op dit moment moet u deze rapportage uiterlijk binnen 13 maanden deponeren bij de KvK. Per 1 januari 2016 wordt dit teruggebracht tot 12 maanden. Deze kortere termijn is nodig  omdat de aandeelhouders van bv’s straks vijf maanden uitstel mogen verlenen voor het opmaken van de jaarrekening. Op dit moment is dit zes maanden.

De introductie van de micro-onderneming

De introductie van de micro-onderneming zorgt ervoor dat u minder snel wordt aangemerkt als middelgrote onderneming. Als u valt onder dit jaarrekeningregime mag u ook gebruikmaken van vrijstellingen. Voor wat betreft de accountantscontrole staat de micro-onderneming gelijk aan de kleine onderneming. Een micro-onderneming mag echter geen gebruik maken van waardering op grond van fair value. Dit mag een kleine onderneming wel.

Redenen voor ontslag

U mag uw werknemer alleen ontslaan als u daarvoor een goede reden heeft. In de wet staat wat een goede reden kan zijn. In sommige situaties mag u uw werknemer helemaal niet ontslaan. En soms heeft u geen reden nodig voor het ontslag. Uw werknemer mag zonder goede reden ontslag nemen.

Wat zijn toegestane redenen voor ontslag?

U mag uw werknemer ontslaan:

  • om bedrijfseconomische redenen. Bijvoorbeeld bij een reorganisatie, een bedrijfsverhuizing of uw faillissement.
  • als uw werknemer 2 jaar of langer arbeidsongeschikt is en de kans klein is op een herstel binnen 26 weken.
  • als uw werknemer vaak ziek is, dit onaanvaardbare gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering en een andere functie of aangepast werk niet mogelijk is.
  • als uw werknemer onvoldoende functioneert. U moet uw werknemer hier dan wel vaker aantoonbaar op gewezen hebben. Bijvoorbeeld in een beoordelingsgesprek of functioneringsgesprek. Uw werknemer moet ook de kans krijgen het functioneren te verbeteren. De ongeschiktheid voor de functie mag niet komen door arbeidsomstandigheden of onvoldoende scholingsmogelijkheden.
  • als uw werknemer verwijtbaar gedrag vertoont of verwijtbaar iets nalaat. Bijvoorbeeld stelen, dronken op het werk verschijnen, diploma’s vervalsen of werk weigeren zonder goede reden. Hiervoor mag u uw werknemer vaak zelfs op staande voet ontslaan.
  • als uw werknemer ernstige gewetensbezwaren heeft tegen de werkzaamheden en u kunt geen andere functie of aangepast werk bieden.
  • bij een verstoorde arbeidsrelatie die niet meer te herstellen is.
  • bij andere omstandigheden. Bijvoorbeeld als uw werknemer illegaal in Nederland is of in de gevangenis zit.

Herplaatsing

Voor u uw werknemer kunt ontslaan, moet u eerst kijken of herplaatsing mogelijk is.

Wanneer mag u uw werknemer zonder een toegestane reden ontslaan?

  • Als uw werknemer de AOW-leeftijd of andere pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
  • Als uw werknemer een proeftijd heeft en u uw werknemer tijdens deze proeftijd ontslaat.

Wanneer mag u uw werknemer niet ontslaan?

In een aantal situaties mag u uw werknemer niet ontslaan:

  • tijdens de eerste 2 jaar ziekte of arbeidsongeschiktheid.
  • tijdens een zwangerschap en bevalling, bevallingsverlof en 6 weken daarna of vanwege ouderschapsverlof.
  • als uw werknemer (kandidaat)lid is van een medezeggenschapsorgaan (tot 2 jaar daarna) of lid is van een voorbereidingscommissie van een ondernemingsraad.
  • tijdens de dienstplicht in het land van herkomst van uw werknemer.
  • als uw werknemer lid is van een vakbond of vanwege het bijwonen van vergaderingen van (commissies van) vertegenwoordigende organen.
  • op basis van godsdienst, ras, geslacht, leeftijd, handicap (discriminatie).
  • als uw werknemer weigert op zondag te werken.
  • als uw bedrijf wordt overgenomen.

Wat als uw werknemer zelf ontslag neemt?

Een werknemer hoeft geen reden te hebben om ontslag te nemen. Neemt uw werknemer zelf ontslag, dan hoeft u geen transitievergoeding te betalen. Maar vertrekt uw werknemer vanwege ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van uzelf? Bijvoorbeeld als door laakbaar gedrag een verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan? Dan heeft uw werknemer wel recht op een transitievergoeding, en een extra vergoeding.

(Bron: Ondernemersplein.nl)

Afschaffing Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) uitgesteld

De afschaffing van de VAR (Verklaring Arbeidsrelatie) wordt mogelijk uitgesteld. Per 1 april 2016 zou de VAR worden vervangen door een nieuw stelsel van model- en voorbeeldovereenkomsten, maar die ingangsdatum staat wellicht op losse schroeven, nu de Eerste Kamer pas in februari gaat stemmen over het Wetsvoorstel Deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA).

Het hangt nu al ruime tijd boven de markt: de VAR wordt afgeschaft en opdrachtgevers en opdrachtnemers kunnen dan gaan werken met vooraf door de Belastingdienst goedgekeurde model-en voorbeeldovereenkomsten. Het is overigens niet verplicht om volgens zo’n overeenkomst te werken, maar de opdrachtgever krijgt dan niet de gewenste vrijwaring.

Uitgestelde afschaffing?

De VAR zou eerst worden afgeschaft per 1 januari 2016. Die afschaffing is al uitgesteld tot 1 april 2016. Ook die datum is echter nu onzeker. Om het nieuwe stelsel van model- en voorbeeldovereenkomsten per 1 april aanstaande in te kunnen laten gaan, moet de Eerste Kamer hier volgens de staatssecretaris namelijk uiterlijk 26 januari 2016 mee instemmen. Nu de stemming uitgesteld lijkt te zijn naar 2 februari 2016, is onduidelijk of de datum van 1 april 2016 nog haalbaar is. Mogelijk wordt de afschaffing van de VAR dus wederom uitgesteld.

Geen BTW-aftrek op appartementen omdat deze behoorden tot privévermogen

X en zijn echtgenote Y kochten in 2006 vijf appartementsrechten in een appartementencomplex. Voor de levering van de appartementsrechten op 10 oktober 2007 was op 16 mei 2007 € 93.004 aan BTW in rekening gebracht die X pas in het tweede kwartaal 2008 in aftrek bracht als voorbelasting. X had de appartementsrechten in 2007 in gebruik genomen. Hij gebruikte het woonappartement ook voor werkzaamheden ten behoeve van zijn onderneming, vooral voor het voeren van de administratie daarvan. De teruggaaf was aan hem verleend. De inspecteur stelde later dat X de appartementsrechten tot zijn privévermogen had gerekend zodat hij geen recht had op aftrek van voorbelasting. X ging in beroep tegen de opgelegde naheffingsaanslag BTW. Hij stelde dat hij al in 2007 de appartementsrechten als ondernemingsvermogen had geëtiketteerd en dat het hem niet kon worden tegengeworpen dat de in rekening gebrachte BTW door een omissie pas in een later tijdvak in aftrek was gebracht. Hof Den Bosch verwees naar een arrest van 8 oktober 2010 waarin de Hoge Raad had beslist dat een aftrek waarop direct aanspraak bestond, maar die in eerste instantie ten onrechte niet was gerealiseerd, niet alsnog via herziening kon worden teruggevraagd. Als laatste tijdstip waarop de keuze om een goed al dan niet als ondernemingsvermogen aan te merken, gold het tijdstip waarop het goed in gebruik was genomen. Het tijdstip van ingebruikname was volgens het Hof het laatste tijdstip waarop X de appartementsrechten tot zijn ondernemingsvermogen kon rekenen. Uiterlijk op dat moment moest X uitdrukking geven aan zijn keuze. Het stond volgens het Hof niet precies vast wanneer de ingebruikname had plaatsgevonden, maar het stond wel vast dat dit in 2007 had plaatsgehad. Het Hof besliste dat X er niet voor had gekozen om de appartementsrechten in 2007 tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen omdat hij de in rekening gebrachte BTW niet uiterlijk in de aangifte BTW over het vierde kwartaal 2007 als voorbelasting in aftrek had gebracht. De beslissing dat X de appartementsrechten niet tot zijn ondernemingsvermogen had gerekend, bleek volgens het Hof ook uit het feit dat X in de jaren 2007 tot en met 2010 geen BTW wegens een fictieve dienst in zin van artikel 4, lid 2, onderdeel a, Wet OB had aangegeven.

(Bron: FUTD)

Geen onzakelijke lening tussen ongelieerde personen: kwijtscheldingswinst belast!

Belanghebbende, [X] Holding B.V., vormt samen met (onder andere) haar dochter B B.V. (hierna: B) een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. B heeft met D B.V. (hierna: D) en E afgesproken dat zij gedrieën van plan zijn om een satellietcommunicatiesysteem in Guinee te bouwen en te exploiteren. B, D en E zijn op geen enkele manier met elkaar verbonden, anders dan door de hiervoor genoemde afspraak. E is 100% aandeelhouder van F B.V. (hierna: F).

Structuur arrest van de maand december.pptxB, D en E wilden met het oog op de afspraak gezamenlijk vennootschappen oprichten. Eén van deze op te richten vennootschappen zou het communicatiesysteem gaan exploiteren. Om de benodigde apparatuur aan te schaffen heeft B in 2008 eerst een bedrag van € 150.160, en later nog een bedrag van €  60.000, geleend van E. B heeft met E afgesproken dat de schuld alleen moet worden terugbetaald als F betalingen zou doen aan B.

In 2012 heeft E de schuld aan B kwijtgescholden. De inspecteur meende dat de kwijtschelding voor B – en daarmee voor belanghebbende (zij zijn immers in een fiscale eenheid gevoegd) – een belastbare winst was. Belanghebbende betoogde echter dat de lening onzakelijk was, in welk geval een onafhankelijke partij deze lening niet op deze wijze verstrekt zou hebben. Dit zou tot gevolg hebben dat het voordeel voor B als gevolg van de kwijtschelding, niets te maken heeft met de onderneming van de fiscale eenheid, zodat deze ook geen ondernemingswinst kan vormen voor de fiscale eenheid.

Het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) is het niet eens met belanghebbende en geeft aan dat er alleen sprake kan zijn van een dergelijke onzakelijke lening als E en B met elkaar verbonden (gelieerd) zijn. Belanghebbende is het niet met het Hof eens en vraagt de Hoge Raad om de uitspraak van het Hof te vernietigen.

Een onzakelijke lening is allereerst een lening waarmee de verstrekker van die lening een risico dat hij zijn geld niet meer terug zou krijgen heeft genomen dat zo groot is dat een ander dit risico niet genomen zou hebben. De Hoge Raad geeft daarnaast aan dat een lening met zo’n groot risico alleen een onzakelijke lening is waar belanghebbende op doelt indien de verstrekker dat risico neemt om een met hem gelieerd persoon vanwege die verbondenheid te dienen. De Hoge Raad geeft aan dat er twee vormen van gelieerdheid van belang zijn. Ten eerste is dat de gelieerdheid tussen een vennootschap en diens (groot‑)aandeelhouder. Ten tweede is dat de gelieerdheid tussen natuurlijke personen die nauwe persoonlijke betrekkingen hebben. Er is in deze zaak geen sprake van één van de twee vormen van gelieerdheid, zodat er geen onzakelijke lening kan zijn. De winst is belast.

Het arrest van de Hoge Raad kunt u vinden op rechtspraak.nl. Het arrest is uitgesproken op 18 december 2015, zaaknummer 15/00942, ECLI:NL:HR:2015:3599.

(Bron: Hoge Raad)