Aanzegtermijn bij ontslag

Heeft u werknemers met een tijdelijk contract? Dan krijgt u te maken met de aanzegtermijn. Met de aanzegtermijn weten deze werknemers waar ze aan toe zijn. Krijgen ze verlenging van hun contract, of niet? En onder welke voorwaarden?

Hoe werkt de aanzegtermijn?

U moet uw werknemer schriftelijk laten weten of u het contract verlengt. Dat doet u een maand voor het contract stopt. Ook moet u de voorwaarden voor verlenging noemen.

Wanneer geldt de aanzegtermijn?

De aanzegtermijn geldt bij tijdelijke contracten van een half jaar of langer die eindigen op of na 1 februari 2015.

Wanneer geldt de aanzegtermijn niet?

  • Bij vaste contracten
  • Bij tijdelijke contracten korter dan een half jaar
  • Bij een uitzendovereenkomst met uitzendbeding
  • Bij tijdelijke contracten zonder einddatum

Wat als u zich niet houdt aan de aanzegtermijn?

Bent u te laat met aanzeggen? Of vergeet u de aanzegtermijn? Dan moet u uw werknemer een vergoeding betalen. De hoogte van de vergoeding hangt af van hoeveel u te laat bent en wat voor soort contract uw werknemer heeft.

De voorwaarden vergeten?

Bent u wel op tijd met aanzeggen, maar vergeet u de voorwaarden voor verlenging? Dan gelden bij verlenging de voorwaarden van het vorige contract.

Wat is het verschil tussen aanzegtermijn en opzegtermijn?

De aanzegtermijn is er alleen voor tijdelijke contracten. Die eindigen altijd van rechtswege, opzeggen is dus niet nodig. Door de aanzegtermijn bent u verplicht uw werknemer op tijd duidelijkheid te geven. De opzegtermijn geldt bij vaste arbeidscontracten.

(Bron: Ondernemersplein)

Btw-gevolgen modelovereenkomsten Wet DBA

De Belastingdienst heeft modelovereenkomsten op haar site geplaatst voor de situatie waarin de opdrachtgever zeker wil weten dat hij geen loonheffingen hoeft in te houden en af te dragen. De voorbeeldovereenkomsten van de Belastingdienst zeggen niets over de aanwezigheid van btw-ondernemerschap en of er een vrijstelling kan worden toegepast.

De modelovereenkomsten zijn geen werkgeversgezag; meestal is sprake van opdrachtverstrekking. De opdrachtnemer stuurt een factuur waarbij hij/zij per tijdseenheid of afgerond project wordt betaald. In deze situatie zal al gauw sprake zijn van btw-ondernemerschap, maar dit moet per geval afzonderlijk worden beoordeeld.

Btw-vrijstelling

Bij een aantal overeenkomsten is een btw-vrijstelling van toepassing, bijvoorbeeld omdat er medische prestaties worden verricht waarbij een BIG-registratie vereist is. Bij toepassing van de voorbeeldovereenkomst voor muziekonderwijzer, is de leeftijd van de leerling van belang voor vaststelling van de btw-heffing. Is de leerling jonger dan 21 jaar, dan is er een vrijstelling voor de btw. Is de leerling ouder dan 21 jaar, dan is er 21% btw over de muzieklessen verschuldigd. Bij toepassing van de overeenkomsten dient per geval beoordeeld te worden of er sprake is van btw-ondernemerschap. Dit is afhankelijk van de feitelijke situatie. Over het algemeen zal snel sprake zijn van btw-ondernemerschap, maar kunnen specifieke vrijstellingen van toepassing zijn waardoor er geen btw hoeft te worden vermeld op de factuur.

(Bron: HLB)

Verlies van € 289.611 op werkgeverscertificaten toch negatief loon

X bezat certificaten van aandelen in zijn werkgever NV A. Begin 2007 werd NV A overgenomen door NV C en werden de certificaten omgewisseld voor certificaten NV C. Die certificaten konden gedurende drie jaar niet worden verhandeld. Bij een beëindiging van de dienstbetrekking binnen de driejaarsperiode moest de certificaathouder de certificaten aanbieden aan NV C. NV C zou de certificaten dan afnemen tegen het lagere bedrag van de dan geldende marktwaarde en € 20 per aangeboden certificaat in het eerste jaar van de blokkeringsperiode, € 22 in het tweede jaar en € 24 in het derde jaar (defungeringsregeling). Op 1 december 2009 nam X ontslag en trad in dienst bij een ander bedrijf. Hij bood zijn 22.074 certificaten aan NV C aan voor € 24 per certificaat. De marktwaarde was op dat moment hoger. De nieuwe werkgever van X vergoedde in 2010 het door de defungeringsregeling geleden verlies van € 289.611 aan X onder inhouding van LB. X nam in zijn aangifte IB 2009 het verlies in aanmerking als negatief loon. Hof Amsterdam besliste in navolging van Rechtbank Haarlem dat geen sprake was van negatief loon. Op het beroep in cassatie van X heeft de Hoge Raad de beslissing van het Hof vernietigd. Als een werknemer op grond van een beding in een overeenkomst met (een concernmaatschappij van) zijn werkgever bij beëindiging van zijn dienstbetrekking een transactie moest verrichten, en daarmee een nadeel in de vermogenssfeer leed, moest dat nadeel volgens de Hoge Raad worden toegerekend aan de dienstbetrekking. Het nadeel moest als gevolg daarvan als negatief loon in aanmerking worden genomen. De Hoge Raad deed de zaak zelf af. De omvang van het nadeel bedroeg het verschil tussen de beurswaarde van de aandelen NV C en de voor de certificaten verkregen prijs. Tussen partijen stond vast dat dit nadeel € 289.611 was.

(Bron: FUTD)

Zo regel je fiscaal meewerkende kinderen

Niet alleen de partner van een ondernemer kan meewerken in de onderneming, ook kinderen kunnen meewerken. Als ondernemer heb je verschillende fiscale mogelijkheden om dit meewerken financieel te regelen. De redactie van BC.nl stelde de verschillende mogelijkheden samen. 

Besluit jij als ondernemer je kind in je bedrijf te laten werken, dan kun je kiezen uit drie mogelijkheden:
1. het aangaan van een arbeidsovereenkomst;
2. het aangaan van een arbeidsverhouding die wordt overheerst door de familierelatie;
3. het aangaan van een samenwerkingsverband.

De uitkomst van deze mogelijkheden is per onderneming verschillend. Het is belangrijk om de consequenties van de verschillende mogelijkheden voor jouw onderneming te bepalen voordat je een keuze maakt.

1 Arbeidsovereenkomst
Ga je over tot het sluiten van een arbeidsovereenkomst dan is het belangrijk dat je deze onder dezelfde voorwaarden sluit als met eventuele andere werknemers. Voor deze mogelijkheid kan dan ook een reguliere arbeidsovereenkomst worden gebruikt. Met het sluiten van een arbeidsovereenkomst ben je verplicht loon/salaris uit te betalen. Hierbij moet je ook maandelijks een loonstrook maken en elk jaar een jaaropgave verstrekken.

Voordeel
Als je ervoor kiest om een arbeidsovereenkomst te sluiten met je kind, zijn de loonkosten voor je onderneming aftrekbaar. Je kind moeten over het loon wel inkomstenbelasting betalen. In veel gevallen zal er echter per saldo een voordeel zijn. Het loon van je kind wordt namelijk eerst verlaagd met de heffingskortingen voordat de belasting wordt berekend. De hoogte van dit voordeel is afhankelijk van het loon dat je overeenkomt en van de hoogte van je winst.

Bij een arbeidsovereenkomst is je meewerkende kind verzekerd voor de werknemersverzekeringen, dit levert een voordeel op omdat je kind hierdoor aanspraak kan maken op een ziektewet- of werkloosheidswetuitkering.

2 Fictieve dienstbetrekking
Als je een arbeidsverhouding aangaat met je kind die overheerst wordt door jullie familierelatie en het kind is minimaal 15 jaar, dan is er sprake van een fictieve dienstbetrekking voor de loonbelasting. Als je meewerkende kind een fictieve dienstbetrekking heeft, ben jij als ouder inhoudingsplichtig voor de loonbelasting en premies volksverzekeringen. Tevens moet je de werkgeversheffing ZVW betalen en voldoen aan de bijbehorende administratieve verplichtingen, denk hierbij aan het bewaren van een kopie van het identiteitsbewijs. Bij een fictieve dienstbetrekking is je kind niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen.

Onder bepaalde voorwaarden kun je onder de vereenvoudigde regeling meewerkende kinderen vallen. Bijvoorbeeld als je een eenmanszaak hebt, je kind tot het huishouden behoort of je toestemming hebt van de Belastingdienst.

Voordelen
Voldoe je aan alle voorwaarden, dan mag je de vereenvoudigde regeling meewerkende kinderen toepassen. Deze regeling houdt in dat je maar één keer per jaar aangifte loonheffingen moet doen, een maand na afloop van het kalenderjaar. Daarnaast moet je op de eerste werkdag na afloop van het kalenderjaar de loonbelasting, premies volksverzekeringen en werkgeversheffing ZVW betalen. Voor de aangifte geldt een apart loonheffingnummer voor meewerkende kinderen, die je kunt aanvragen bij de Belastingdienst.

3 Ondernemerschap
Je kunt er ook voor kiezen een samenwerkingsverband met je kind aan te gaan. Dit gaat op dezelfde manier als het aangaan van een samenwerkingsverband met je partner. Je zult dan echter geen gebruik maken van een man-vrouwfirma maar eerder van een VOF. Indien je een onderneming met rechtspersoonlijkheid bezit, bijvoorbeeld een BV zal je kind aandelen moeten inkopen. Voor het inkopen van aandelen is vaak veel geld nodig dat het kind niet heeft. Deze mogelijkheid zal hier dan ook buiten beschouwing worden gelaten.

Voordeel
Voordeel bij een samenwerkingsverband is wel dat jullie beide recht hebben op de ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigen- en startersaftrek. Tevens kan de winst door tweeën worden verdeeld waardoor er minder (of geen) winst in de hoogste schijven van de inkomstenbelasting (meer) valt.

(Bron: BC.nl)

Schulden belastingvrij afboeken: kansrijk of kansloos?

Pinnen op kosten van de bv is leuk, maar veel directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) hebben een rekening-courantschuld die ze mogelijk niet meer kunnen terugbetalen. Dit kan leiden tot grote financiële en fiscale problemen. Hoe los je dat op?

De oplopende rekening-courantschuld ontstaat als de directeur-grootaandeelhouder structureel leent van zijn vennootschap voor bijvoorbeeld het bekostigen van zijn levensstijl. Deze schuld kan in de loop der jaren zo hoog oplopen dat terugbetaling niet meer mogelijk is. De lening kan dan verworden tot een schijnlening. Hiervan is in de ogen van de Hoge Raad sprake als de dga niet de kennelijke intentie en/of de middelen heeft om de schuld ooit terug te betalen.

Wat te doen?

Als dga kunt u de rekening-courantschuld op de traditionele manier aflossen door het verhogen van uw salaris, het uitkeren van dividend, het afstempelen van aandelenkapitaal of de omzetting van agio (het verschil tussen de nominale en werkelijke aandelenwaarde) in aandelenkapitaal. Daar moet dan belasting over worden betaald. Pim van Rijswijk, directeur van VRB adviesgroep, stelt dat er een alternatieve methode is om de rekening-courantschuld aan de bv te verminderen. ‘Dit kan door deze schuld belastingvrij weg te strepen ten laste van de winstreserves of ten laste van de pensioen-, lijfrente- of stamrechtverplichting in de bv. Belastingvrij wil in dit kader zeggen: vrij van eventuele dividendbelasting en/of loon- of inkomstenbelasting.’

Fiscus heeft het nakijken

Timing is hier belangrijk. Kort gezegd komt het erop neer dat je de schulden laat oplopen, en wanneer die niet meer terug te betalen zijn, laat aanmerken als dividend over voorbije jaren. Voor zover dat jaren zijn waarover de definitieve aanslag al is geweest, heeft de fiscus het nakijken. (Zie kader).

Schijnlening

Als u niet de intentie of de middelen hebt om uw schuld aan uw bv terug te betalen, kan deze verworden tot een schijnlening

Met deze methode heeft Cor Overduin, partner bij Grant Thornton, succes geboekt. In een procedure tegen de Belastingdienst in 2010 kreeg hij uiteindelijk gelijk van de Rechtbank. ‘Een van mijn argumenten was dat de fiscus te laat was met het stellen dat de in het verleden door mijn klant in rekening-courant gedane opnames belast hadden moeten worden.’ Hij benadrukt echter dat het hier om maatwerk gaat en dat het dus geen standaardproduct is.

Te goeder trouw

Sinds 2010 heeft de Belastingdienst echter wel de mogelijkheid om tot naheffing over te gaan als de dga te kwader trouw is. Volgens Overduin is te goeder trouw zijn een cruciaal element in het succesvol kunnen verdedigen van de methode. ‘Als je de opnamen uit rekening-courant vijf jaar lang presenteert als een schuld en na vijf jaar aangeeft dat het bij nader inzien toch geen schuld betreft maar een dividendopname, dan kun je de vraag stellen of hier niet bewust getracht wordt de Belastingdienst op een dwaalspoor te brengen’, waarschuwt Overduin. ‘Tegenover deze invalshoek staat wel dat een adviseur op basis van voortschrijdend inzicht tot een herkwalificatie kan komen van hetgeen jarenlang als rekening-courantschuld is aangemerkt’.

Ontwikkelingen in de rechtspraak en/of de vakliteratuur kunnen daar een reden voor zijn. Volgens Henry Meijer, directeur Meijer Fiscale adviessystemen, heeft 99% van de adviseurs te goeder trouw gehandeld. ‘Zij verkeren in de veronderstelling dat de schuld aan de bv reëel is, omdat deze kan worden afgelost met een te declareren dividend’, aldus Meijer.

Rekenvoorbeeld

De conclusie van Meijer is dat een dga een schijnlening van zijn vennootschap — voor zover deze buiten de aanslagtermijn is ontstaan — onder voorwaarden fiscaal vrij kan wegboeken. ‘Een dga heeft als aandeelhouder ultimo 2015 een schuldpositie bij zijn vennootschap van € 2.300.000, inclusief de eigenwoninglening’, geeft hij als voorbeeld. ‘De schuld is de afgelopen vijf jaar jaarlijks met € 200.000 opgelopen als gevolg van rentebijschrijving en consumptieve opnamen. De woning heeft een waarde van € 1 mln. De dga bezit een effectenportefeuille van € 200.000. De bezittingen van de dga exclusief box 2 zijn dus €1,2 mln waard. Het zogenoemde excessieve deel van de schuld aan de vennootschap bedraagt dan dus € 2,3 mln min € 1,2 mln is € 1,1 mln. Dit bedrag moet worden geacht de afgelopen jaren als dividend te zijn uitgekeerd. Van dit dividend kan € 200.000 aan 2015 worden toegerekend, € 200.000 aan 2014 en zeven ton aan de jaren daarvoor. Gesteld dat de aanslagen van vóór 2014 al definitief zijn opgelegd, zou zeven ton van de schuld kunnen worden weggestreept.’

Methodiek berust op timing

De methode houdt in dat u een streep zet door uw schulden nadat de belastinginspecteur heeft gesteld dat de schulden zodanig zijn opgelopen dat er sprake is van verkapt dividend, maar dat het relevante belastbare feit zich al wel jaren geleden heeft voorgedaan. De Belastingdienst heeft hierbij het nakijken doordat zij geen nieuw feit heeft en dus geen navorderingsaanslag meer kan opleggen over al definitief vaststaande belastingjaren.

Spelen met vuur

Naast voorstanders heeft deze constructie ook tegenstanders. Edwin Heithuis, hoogleraar fiscale economie aan de Universiteit van Amsterdam, betwijfelt of, los van de fiscaal-juridische kwestie, het allemaal wel zo ethisch is wat hier gebeurt. ‘De dga bouwt een fiscale claim op, belastingadviseur en inspecteur laten jarenlang de rekening-courant tot grote hoogte oplopen en dan roept de belastingadviseur opeens dat die rekening-courantschulden al meer dan vijf jaar geleden oninbaar waren. Dat is natuurlijk weinig chic en men kan zich afvragen of het niet in strijd is met de eer en waardigheid van het beroep van belastingadviseur.’

Heithuis vindt dat de belastingadviseur dan het fatsoen moet hebben deze oninbare rekening-courantstand eerder aan te kaarten, zodat de fiscus nog de gelegenheid heeft om na te vorderen. ‘Zo wordt op een slinkse manier een gerechtvaardigde claim van de fiscus om zeep geholpen. Maar laat dit een leerschool zijn voor de fiscus, dat hij attenter wordt en die rekening-courantschulden niet te veel op zijn beloop laat.’ De hoogleraar vervolgt zijn betoog dat adviseurs die deze methode toepassen met vuur spelen. ‘Behalve dat aan zijn klant misschien belastingaanslagen kunnen worden opgelegd wegens verkapt dividend, zou de adviseur zelf nog kunnen worden aangepakt op grond van medeplichtigheid. Dit is beboetbaar en eventueel strafrechtelijk vervolgbaar’.

Nieuw feit vereist

Het ministerie van Financiën onderstreept dit. ‘Gevallen van belastingvrij wegstrepen van een rekening-courantschuld van de dga aan zijn vennootschap zullen wij bestrijden. Belastingvrij wegstrepen komt erop neer dat de dga en zijn adviseur eerst jarenlang onjuist aangifte doen en vervolgens stellen dat de inspecteur niet meer kan navorderen.’ Het wettelijke ‘nieuw feit’-vereiste zou dit in de weg staan. Dit vereiste houdt in dat een definitieve aanslag niet kan worden herzien zonder dat een nieuw feit zich voordoet.

Maar volgens het ministerie wordt iemand die opzettelijk onjuist aangifte doet niet beschermd door het ‘nieuw feit’-vereiste. ‘Er zal navordering plaatsvinden. Daarnaast kunnen in die situaties boetes worden opgelegd of een strafrechtelijk traject worden gestart. In dat laatste geval is de verjaringstermijn twaalf jaar’, aldus het ministerie.

Hoge Raad

Het moge duidelijke zijn dat het hier om complexe materie gaat, waarbij de feiten en omstandigheden van ieder afzonderlijk geval van doorslaggevend belang zijn voor de fiscale behandeling. Zeker is dat deze methode behalve kansen ook veel risico’s kent. Het laatste oordeel over deze methode wordt waarschijnlijk geveld door de Hoge Raad, en wellicht volgt daarop aangepaste wetgeving. Heithuis doet in dat verband de suggestie om rekening-courantopnamen voortaan elk jaar als dividend te belasten in box 2. Hiermee is het probleem van steeds hoger oplopende rekening-courantschulden in één klap opgelost.

(Bron: Financieel Dagblad)

Te voorkomen softwarefout was toch niet-navorderbare beoordelingsfout

De inspecteur week bij de vaststelling van de aanslag IB 2010 van X in juli 2013 af van de aangifte. Hij weigerde de zelfstandigen- en startersaftrek. De geclaimde inkomensafhankelijke combinatiekorting (ICK) werd niet gecorrigeerd. Nadat in 2014 was gebleken dat de ICK niet automatisch was aangepast na de correctie van de zelfstandigenaftrek, legde de inspecteur een navorderingsaanslag op. X had volgens de inspecteur door een automatiseringsfout ten onrechte de ICK ontvangen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant besliste echter dat sprake was van een beoordelingsfout, die in de weg stond aan navordering. De inspecteur had bij de vaststelling van de aanslag kunnen zien dat X na de correctie van de zelfstandigenaftrek geen recht had op de ICK. Door desondanks niet te corrigeren, was volgens de Rechtbank sprake van onjuist inzicht van de inspecteur in het recht en had de inspecteur dus een beoordelingsfout gemaakt. De inspecteur had de ICK handmatig kunnen corrigeren. De Rechtbank onderkende dat de ICK wel zou zijn gecorrigeerd en de fout dus zou zijn voorkomen, als het aanslagprogramma goed had gewerkt. Dat deed er volgens de Rechtbank echter niet aan af dat ook sprake was van een beoordelingsfout. Navordering was dan niet mogelijk op grond van artikel 16, lid 2, onderdeel c, AWR. De Rechtbank vernietigde de navorderingsaanslag.

Bestuurder failliete bv ook aansprakelijk voor boeten en rente

Als voorrang is gegeven aan de betaling van salaris boven de betaling aan de ontvanger van de Belastingdienst, is het mede aan de bestuurder van de bv te wijten dat de belasting, boeten, rente en kosten niet zijn betaald. Aansprakelijkstelling voor de openstaande btw-schulden is dan ook te verwachten.

In 2013 werd een fiscale eenheid voor de omzetbelasting, bestaande uit twee bv’s, ontbonden als gevolg van het faillissement van een van de bv’s. De fiscale eenheid kreeg kort daarna vijf naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd omdat de verschuldigde bedragen niet werden voldaan. Toen de betaling van de naheffingsaanslagen uitbleef, stelde de ontvanger de andere bv aansprakelijk voor de openstaande omzetbelastingschulden, maar ook voor de opgelegde boeten, rente en kosten. De rechter stelde voorop dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van belanghebbende voor de omzetbelastingschuld voortvloeide uit de wet. Maar dit ligt anders bij de aansprakelijkheid voor de boeten, kosten en rente. Belanghebbende kon alleen daarvoor aansprakelijk worden gesteld als het belopen ervan aan haar te wijten was. Volgens de rechtbank was het mede aan belanghebbende als bestuurder van de failliete bv te wijten dat de belasting, boeten, rente en kosten niet waren betaald. Uit het bezwaarschrift bleek namelijk dat de failliete bv tot het faillissement elke maand een bedrag overmaakte aan belanghebbende voor de betaling van salaris en loonheffing. De aansprakelijkstelling was dus terecht. Het al dan niet melden van betalingsonmacht was in dit geval niet relevant.

(Bron: Taxence)

Inspecteur gebonden aan afgegeven VAR, ondanks werkzaamheden voor slechts twee opdrachtgevers

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur is gebonden aan de voor 2009 afgegeven VAR-WUO, en dat deze VAR ook geldt voor de werkzaamheden voor A bv. X is voor dat jaar dan ook aan te merken als IB-ondernemer.

Belanghebbende, X, drijft sinds 1995 een onderneming als verkeersvlieger en vlieginstructeur in de luchtvaart. Hij huurt in Nederland een woning van zijn moeder. Tevens huurt hij een woning die hij als kantoorruimte gebruikt. In de jaren 2008-2013 werkt X voor A bv, en is hij in Polen gestationeerd. In 2009 en 2011 werkt X als vlieginstructeur in Nederland en Congo. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat er sprake is van een dienstbetrekking tussen X en A bv. Hij corrigeert de IB-aangiften 2009 en 2011 van X op diverse punten.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur is gebonden aan de voor 2009 afgegeven VAR-WUO, en dat deze VAR ook geldt voor de werkzaamheden voor A bv. X is volgens de rechtbank voor dat jaar dan ook aan te merken als IB-ondernemer. De rechtbank acht daarbij niet van belang dat X in zijn VAR-aanvraag heeft aangegeven dat hij vermoedde drie of meer opdrachtgevers te hebben, terwijl hij uiteindelijk in feite slechts twee (betalende) opdrachtgevers heeft gehad in 2009. Het vorenstaande leidt er dan ook toe dat de reiskosten tussen Nederland en Polen in 2009 aftrekbaar zijn. Ook de kosten ter zake van de woning die X als kantoorruimte gebruikt, zijn aftrekbaar. Voor 2011 geldt dat er sprake is van een dienstbetrekking tussen X en A bv, zodat de kosten voor de huisvesting in Polen niet aftrekbaar zijn. Voor zover X in 2011 kosten heeft gemaakt voor zijn onderneming, staat de rechtbank wel aftrek toe. De rechtbank vermindert de aanslagen.

(Bron: Taxlive)

De 7 grootste misverstanden met betrekking ondernemerschap voor de inkomstenbelasting

Wanneer je precies ondernemer bent voor de inkomstenbelasting? Daarover bestaan nogal wat misverstanden. We zetten de belangrijkste op een rij.

1. Ik ben ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Dus ben ik ondernemer voor de inkomstenbelasting.

Dat klopt niet. Jouw inschrijving bij de Kamer van Koophandel maakt je nog niet automatisch ondernemer voor de inkomstenbelasting. De Kamer van Koophandel kijkt bij inschrijving in ieder geval of je ondernemer bent voor het Handelsregister. En doet voor de Belastingdienst een eerste screening of je ondernemer bent voor de btw en de inkomstenbelasting. Maar of je daadwerkelijk ondernemer bent voor de inkomstenbelasting, hangt uiteindelijk af van jouw situatie. Hoe zelfstandig ben je bijvoorbeeld? Loop je ondernemersrisico? Zit er voldoende continuïteit in je bedrijf? Die dingen kunnen in de loop der tijd veranderen. Wil je weten hoe het voor jou zit? Met de OndernemersCheck krijg je snel een goede indicatie.

2. Ik moet btw-aangifte doen. Dus ben ik ondernemer voor de inkomstenbelasting.

Dat je btw-aangifte doet en omzetbelasting betaalt, betekent niet automatisch dat je ondernemer bent voor de inkomstenbelasting. Daarvoor kijkt de Belastingdienst naar andere zaken. Bijvoorbeeld naar jouw zelfstandigheid. En naar de omvang en continuïteit van je bedrijf. De OndernemersCheck geeft je een goede indicatie of jij ondernemer voor de inkomstenbelasting bent.

3. Ik heb meerdere opdrachtgevers. Dus ben ik ondernemer voor de inkomstenbelasting.

Of je voldoende opdrachtgevers hebt, is inderdaad één van de dingen die meespeelt. Maar of jij ondernemer bent voor de inkomstenbelasting hangt af van meer factoren. Zo is bijvoorbeeld ook van belang of je zelfstandig bent, of je ondernemersrisico loopt en of er continuïteit in je bedrijf zit. De OndernemersCheck geeft je meer duidelijkheid over jouw situatie: ben je mogelijk ondernemer voor de inkomstenbelasting?

4. Ik besteed 1.225 uur per kalenderjaar aan mijn bedrijf. Dus ben ik ondernemer voor de inkomstenbelasting.

Die 1.225 uur per kalenderjaar (het zogeheten ‘urencriterium’) is een voorwaarde voor onder andere zelfstandigenaftrek en startersaftrek. Om voor deze en andere aftrekposten in aanmerking te komen, moet je ondernemer zijn voor de inkomstenbelasting. Of je dat bent, hangt niet af van die 1.225 uur maar van jouw totale situatie. Ben je zelfstandig genoeg? Loop je risico? Zit er continuïteit in je bedrijf? Al met al best ingewikkeld om te beoordelen. Daarom hebben we de OndernemersCheck ontwikkeld. Die geeft je snel een goede indicatie of je ondernemer bent voor de inkomstenbelasting.

5. De Belastingdienst nodigt mij uit om als ondernemer aangifte te doen. Dan ben ik toch ondernemer voor de inkomstenbelasting?

De uitnodiging die je van ons krijgt, is géén bevestiging dat je ondernemer voor de inkomstenbelasting bent. Als je bent ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, krijg je altijd de mogelijkheid om als ondernemer aangifte te doen. Maar of je aangifte doet als ondernemer of als privépersoon, dat beslis je zelf. De Belastingdienst toetst achteraf of jouw aangifte  klopt.

Maar: hoe beslis je of het verstandig is om aangifte te doen als ondernemer? De OndernemersCheck is daarvoor een handig hulpmiddel. De check geeft je een goede indicatie of jij in het aangiftejaar ondernemer was voor de inkomstenbelasting.

6. De Belastingdienst controleert mijn aangifte toch niet.

De Belastingdienst controleert niet ieder jaar alle 1,2 miljoen ondernemers van Nederland. Dat is ook niet nodig, want in de meeste gevallen is de aangifte goed ingevuld. Maar we controleren wel degelijk. Als dan blijkt dat je onterecht gebruik hebt gemaakt van bijvoorbeeld zelfstandigenaftrek of startersaftrek, moet je dat terugbetalen. Dat kan om hoge bedragen gaan. Doe daarom zelf de OndernemersCheck, liefst ieder jaar voordat je aangifte doet. Dat geeft meer zekerheid. Hou je toch twijfels? Dan kun je die bespreken met een specialist zoals je fiscaal dienstverlener.

7. Als ondernemer kan ik bedrijfsverliezen altijd aftrekken van mijn inkomen.

Als je net bent gestart met je bedrijf, draai je mogelijk eerst verlies. Omdat je veel moet investeren bijvoorbeeld, of nog niet voldoende klanten hebt. Die (aanloop)verliezen kun je inderdaad aftrekken van je inkomen. Maar: alleen als je met jouw bedrijf uiteindelijk wel concreet uitzicht hebt op winst. Blijft jouw bedrijf structureel verlies draaien? Dan ben je geen ondernemer voor de inkomstenbelasting. Je kunt verliezen dan ook niet (meer) aftrekken, ook niet in een andere rubriek in de aangifte.

(Bron: Belastingdienst)

Aan DGA uitgekeerd pensioenkapitaal op C-polis behoorde tot box I

X was DGA van BV Y. In 1996 was een pensioen aan haar toegekend. Op 1 oktober 1998 sloot X bij Zwitserleven een C-polis met pensioenclausule af, met als expiratiedatum 1 oktober 2011. Op 19 april 2000 kwam BV Y een aanvulling op de pensioenbrief met X overeen. Daarin stond dat de pensioenrechten werden ingetrokken en X alle rechten en verplichtingen overnam van BV Y, zodat zij de C-polis in privé kon gebruiken voor een ouderdomspensioen. In haar aangiften IB 2006-2010 rekende X de waarde van de C-polis tot de bezittingen van box III. De inspecteur volgde de aangiften. Op 1 juli 2014 keerde Zwitserleven € 89.648 uit aan X: een pensioenkapitaal van € 319.338, verminderd met € 166.056 aan loonheffing en € 63.867 aan revisierente, en vermeerderd met een rente van € 233. De inspecteur verhoogde daarop het belastbare inkomen uit werk en woning over 2012 van X met € 319.338, corrigeerde het box III-inkomen naar nihil en bracht € 63.867 aan revisierente in rekening. X ging in beroep. Rechtbank Gelderland besliste dat de C-polis op de expiratiedatum behoorde tot de grondslag van box I, gelet op de aard van de polis. Het was niet van belang dat geen premies in aftrek waren gebracht. Bovendien was de formulering van de aanvulling op de pensioenbrief van 19 april 2000 volgens de Rechtbank onvoldoende duidelijk om hieruit te kunnen afleiden dat sprake was geweest van afkoop of afzien van pensioen. X had ook geen bate verantwoord in de aangifte IB 2000. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

(Bron: FUTD)