Aan de slag met premiekorting: Pak voordeel tot €21.000

Heeft u tot en met 2017 geen premiekorting toegepast, maar wél de laatste vijf jaar personeel in dienst met een beperking of oudere werknemers uit een uitkeringspositie, dan kunt premiekorting claimen tot een bedrag van €21.000,- per werknemer. Lees hieronder meer wat u nú moet doen!

Heeft u nooit premiekorting toegepast, maar in de afgelopen 5 jaar personeel in dienst genomen uit de volgende doelgroepen:

  • Arbeidsbeperkte werknemers
  • Werknemers uit de doelgroep van de banenafspraak en scholingsbelemmerden
  • 56+ers afkomstig uit een uitkeringssituatie

dan heeft u premiekorting laten liggen tot een bedrag van €21.000 per werknemer. U kunt dan alsnog met terugwerkende kracht van deze voordelen gebruik maken.

Wetswijziging per 1 januari 2018

Voor werkgevers die in 2017 de premiekorting oudere werknemer en de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer toepasten, en dit per 1 januari 2018 nog kunnen toepassen, is er een overgangsregeling. Om van de overgangsregeling gebruik te maken moet u:

  • In de loonaangifte over het laatste aangiftetijdvak van 2017 aangeven dat voor een werknemer de premiekorting oudere werknemer of arbeidsgehandicapte werknemer werd toegepast
  • In deze loonaangifte ook het bedrag van de premiekorting invullen
  • In de loonaangiften over 2018 aangeven dat u het LKV voor deze werknemer wil aanvragen

Heeft u nog geen stappen voor het overgangsrecht genomen? Onderneem direct actie! Bent u (één van) de bovenstaande stappen vergeten, corrigeer dit dan uiterlijk vóór 1 mei 2018. Doet u dit niet dan loopt u het premievoordeel, dat kan oplopen tot maar liefst €18.000 per werknemer, mis.

(Bron: Koenenco)

Lage sectorpremie: wanneer van toepassing?

Het lage sectorpremiepercentage voor werknemers met overeenkomsten voor onbepaalde tijd met een jaarurennorm mag u sinds 1 januari 2018 onder voorwaarden toepassen. Voor min/max-contracten geldt de hoge sectorpremie. Dit is geregeld in een wijziging van de Regeling Wfsv. 

Vijf sectoren hebben een hoger werkloosheidsrisico dan andere sectoren: 

  • agrarisch bedrijf 
  • bouwbedrijf 
  • culturele instellingen 
  • horeca algemeen 
  • schildersbedrijf 

Daarom gelden er voor deze sectoren twee premiepercentages: een hoog en een laag percentage.  

Voorwaarden lage premie

Met de wijziging van de Regeling Wfsv wordt geregeld dat de werkgever de lage premie aan het sectorfonds betaalt over het loon van zijn werknemer, indien: 

  • De werknemer een schriftelijke dienstbetrekking heeft voor onbepaalde tijd en volgens de bepalingen in het contract het recht op loon gedurende het jaar regelmatig is gespreid;  
  • de omvang van de arbeid voor het jaar vooraf is bepaald (op een vast aantal uren, jaarurennorm), ook al vinden de werkzaamheden niet gelijkmatig gespreid gedurende het gehele jaar plaats.  

Als de werknemer binnen een jaar na het aangaan van de overeenkomst uit hoofde hiervan recht op werkloosheidsuitkering heeft, dan is de werkgever alsnog de hoge premie verschuldigd over het loon.  

Lage premie van toepassing? 

In de praktijk bleek vaak onduidelijkheid te bestaan over de vraag of de lage premie van toepassing is bij een contract voor onbepaalde tijd waarbij de omvang van de arbeid niet wordt vastgesteld per week of per maand, maar de omvang van de arbeid voor het gehele jaar (op een vast aantal uren, jaarurennorm) is vastgesteld en het recht op loon van de werknemer, ongeacht het in een tijdvak gewerkte aantal uren, evenredig is verdeeld over het gehele jaar.  

Evenredig gespreid recht op loon 

Het recht op loon is gelijkmatig gespreid over het jaar. De evenredigheid heeft geen betrekking op incidentele inkomsten uit de dienstbetrekking zoals vakantiegeld en eindejaarsuitkering. In de regeling wordt daarom verduidelijkt dat in dat geval de lage premie verschuldigd is. Dat is ook logisch nu voor de werknemer gedurende de looptijd van het contract geen recht op WW ontstaat. 

Voorschot op loon

In de regel zal de hoogte van het betaalde loon corresponderen met de hoogte van het contractueel afgesproken recht op loon. In de praktijk kan zich echter de situatie voordoen dat een werkgever een voorschot verstrekt op het te ontvangen loon. Of bij het einde van de werkzaamheden het loon over het restant van het jaar (waarin niet of minder zal worden gewerkt) in één keer betaalt, wat in feite ook een voorschot is op het loon dat de werkgever contractueel verschuldigd is over de periode waarin niet (of minder) zal worden gewerkt. 

Voor de toepassing van de regeling (en dus de lage premie) maakt dit geen verschil omdat dan nog steeds sprake is van een evenredig gespreid recht op loon: dat loon is immers al vooruitbetaald. 

Jaarurennorm 

Toepassing van de lage premie bij een overeenkomst met een jaarurennorm geldt alleen voor een overeenkomst voor onbepaalde tijd en is ook bedoeld om het aangaan van dergelijke contracten (voor onbepaalde tijd) te bevorderen. Bij een overeenkomst voor bepaalde tijd geldt bovendien dat het werkloosheidsrisico groter is en om die reden een hoge premie gerechtvaardigd wordt geacht. 

Aan de vaste omvang van de arbeid in het jaar en aan de spreiding van de arbeid over het jaar worden voor de toepassing van de lage premie geen nadere eisen gesteld.  

Voorwaarden lage premie 

Ook bij een dienstbetrekking met een gering aantal uren arbeid per maand, of arbeid in een beperkt aantal maanden in het jaar, kan de lage premie van toepassing zijn. Vereiste is wel dat schriftelijk is overeengekomen dat het recht op loon regelmatig wordt gespreid over het jaar, en dat de werknemer niet binnen het eerste jaar aanspraak heeft op werkloosheidsuitkering uit hoofde van de dienstbetrekking.  

Indien aan de voorwaarden voor toepassing van de lage premie niet (meer) wordt voldaan, is de werkgever (alsnog) de hoge premie verschuldigd. 

Hoge premie bij min/max-contracten 

In het verlengde van deze wijziging zal in de uitvoeringspraktijk gelden dat, net als bij nulurencontracten, ook bij zogenoemde min/max-contracten de hoge premie verschuldigd zal zijn.  

Het is niet logisch om bij contracten met een vast aantal uren per jaar, en een evenredig gespreid recht op loon, uit te gaan van de lage premie wegens het ontbreken van het risico van een beroep op WW en dat ook te doen voor contracten met een vast en een variabel aantal te werken uren waar (als gevolg van dat laatste) dat risico wel bestaat.  

(Bron: Salarisnet)

Lage inkomensvoordeel: UWV-beschikkingen kloppen niet altijd

Als het allemaal is goed gegaan hebben alle werkgevers die recht hebben op het Lage inkomensvoordeel (LIV) inmiddels een beschikking ontvangen van het UWV. De eerste gevallen waarbij de beschikking niet lijkt te kloppen, zijn er inmiddels al.

Complexe berekeningen

De berekeningen die ten grondslag liggen aan de beschikking zijn complex. De input in en de output van het salarisprogramma moeten kloppen. Zeker als de werkgever een cafetariasysteem kent, er overwerkuren worden gedraaid, (betaalde) reisuren zijn of verlof wordt aangekocht of verkocht, kan het al snel fout gaan. Ook een onjuiste toepassing van de werkkostenregeling kan roet in het eten gooien.

Geeft UWV teveel?

Maar zelfs al verloopt dat allemaal goed, dan kan het nog mis gaan. Bijvoorbeeld door de uitleg die het UWV geeft aan de regeling. Het Forum Salaris van de Belastingdienst meldt dat het UWV betalingen die plaatsvinden na beëindiging van de dienstbetrekking niet meeneemt in haar berekeningen. De LIV-beschikking kan daardoor hoger uitvallen. Hoe mooi dat voor werkgevers ook is, naar onze mening is de uitleg die het UWV aan de regeling geeft niet juist. Nabetalingen binnen het kalenderjaar tellen naar onze mening gewoon mee. Het Forum Salaris meldt helaas niet of de Belastingdienst het standpunt van het UWV deelt.

(Bron: BDO)

Notarieel schuldig erkende bedrag verlaagt heffing Box 3

Via notarieel schuldig erkende bedragen kunt u de heffing van erfbelasting voorkomen of verminderen. Wat zijn de effecten op box 3 en hoe zit dat bij de ontvanger van de bedragen?

Wat zijn notarieel schuldig erkende bedragen?

Om erfbelasting te verminderen, kunt u tijdens uw leven bedragen schenken aan uw nabestaanden en deze bedragen vervolgens schuldig blijven. Uw nabestaanden hebben dan een vordering op u, die vrijvalt bij uw overlijden. De erfenis vermindert dus met de schuldig erkende bedragen, waardoor ook de erfbelasting minder wordt.

 

Minder vermogen box 3

De schuldig erkende bedragen verminderen ook uw vermogen in box 3, waardoor u ook minder belasting betaalt over uw vermogen.

Ontvanger heeft meer vermogen

De ontvanger van de schuldig erkende bedragen heeft daarentegen juist meer vermogen en moet dat ook aangeven in box 3. Hij of zij kan weliswaar nog niet over deze middelen beschikken, maar is er wel eigenaar van en betaalt er dus belasting over.

Rentevergoeding

Dit hoeft echter niet tot problemen te leiden, want over notarieel schuldig erkende bedragen moet u jaarlijks een rente vergoeden van minstens 6%. Ruim voldoende dus om de extra te betalen belasting in box 3 van te voldoen.

Let op! Betaalt u geen rente of minder dan 6%, dan is de hele verkrijging van de notarieel erkende bedragen belast.

Heeft u hier vragen over of over andere zaken betreft erfbelasting? Wij helpen u graag verder.

 (Bron: HLB Van Daal)

Brexit: de stand van zaken (onder andere voor de btw)

Het Verenigd Koninkrijk gaat de EU verlaten, zo bleek uit het op 23 juni 2016 gehouden referendum. De voorziene datum waarop het Verenigd Koninkrijk de EU gaat verlaten is vrijdag 29 maart 2019.

De vraag blijft wat de exacte gevolgen zullen zijn van de Brexit. Omdat het Verenigd Koninkrijk een belangrijk exportland is voor Nederland zullen de gevolgen in de transport- en logistieke sector groot zijn. De Brexit gaat in ieder geval gevolgen hebben voor de invoerrechten, vergunningen en de btw. Maar er kan ook gedacht worden aan mogelijke vervoerbeperkingen in het Verenigd Koninkrijk.

Invoerrechten

Als goederen worden geïmporteerd vanuit landen buiten de EU zijn invoerrechten verschuldigd. Vraag is of dit straks ook gaat gelden voor import van goederen vanuit het Verenigd Koninkrijk. Andersom is ook de vraag hoe het Verenigd Koninkrijk omgaat met inkomende goederen vanuit Nederland. Mogelijk komt er een handelsverdrag of iets dergelijks als gevolg waarvan er geen invoerrechten verschuldigd zijn. De exacte invulling is nog niet bekend, in ieder geval zullen de procedures wijzigen.

Vergunningen

Naar verwachting zal bij handel met het Verenigd Koninkrijk na de Brexit vaker een vergunning en andere documentatie nodig zijn. Daarbij kan gedacht worden aan in- of uitvoervergunningen of het EUR1-Certificaat, een speciaal type oorsprongsverklaring waarmee een verlaging of vrijstelling van invoerrechten bij import kan worden verkregen.

Btw transporteurs

Nederland kent een 0% btw-tarief voor vervoer dat de EU uitgaat en voor het vervoer dat daarop aansluit of daaraan voorafgaat. Op het moment dat het Verenigd Koninkrijk na de Brexit niet meer tot de lidstaten van de EU behoort kan het 0%-tarief derhalve van toepassing zijn op de transportdienst. Daarbij is van belang dat bewijsstukken van de uitvoer in de administratie aanwezig zijn. Daarbij kan gedacht worden aan kopieën van vrachtbrieven, uitvoeraangiften, correspondentie met een buitenlandse afnemer en kopiefacturen waaruit blijkt dat de goederen werkelijk zijn uitgevoerd.

Afhankelijk van de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk gaan bovengenoemde gevolgen zich waarschijnlijk voor doen. In ieder geval staat vast dat de Brexit voor de importeur en exporteur voor extra administratieve lasten en formaliteiten zal leiden, waarbij sowieso ook een taak voor de transporteur zal zijn weggelegd.

Wijzigingen milieu- en energie-investeringsaftrek 2018

Eind 2017 zijn de milieu- en energielijsten voor 2018 gepubliceerd. Op deze lijsten staan de investeringen in bedrijfsmiddelen opgesomd. Hiervoor geldt vanaf 1 januari 2018 de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de energie-investeringsaftrek (EIA). Deze lijsten worden jaarlijks gewijzigd en zijn te vinden op de site van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Algemeen
Behalve de voorwaarde dat het bedrijfsmiddel op de lijsten moet komen te staan, moet de investering aan de volgende drie eisen voldoen. De investering moet minimaal € 2.500 zijn, het bedrijfsmiddel dient niet eerder gebruikt te zijn én de investering dient bij de RVO binnen 3 maanden na ondertekening van de offerte/opdrachtbevestiging gemeld te zijn (let op: een dag te laat en de investering wordt niet geaccepteerd!). De MIA bedraagt, afhankelijk van de categorie, 36%, 27% of 13,5% van de investering. De EIA bedraagt in 2018 54,5% van de investering.

MIA
Een nieuw thema op de milieulijst van 2018 is het inzetten van CO2, als grondstof in de chemische industrie. Voor dit thema zijn drie nieuwe bedrijfsmiddelen opgenomen. Ondernemers die investeren in volledig elektrische auto’s, kunnen nog steeds toepassing van de MIA/VAMIL claimen.

EIA
Een nieuwe categorie betreft investeringen in de opslag van energie, om vraag en aanbod van duurzame energie in balans te brengen. De vereisten voor ledverlichting en warmtepompen in bedrijfsgebouwen zijn aangescherpt en de eis voor energieprestatieverbetering van bestaande bedrijfsgebouwen is aangepast. Daarnaast is de nieuwe technologie voor het drogen van gewassen op de lijst gekomen.

(Bron: Schippergroep)

Hoe wordt alimentatie berekend bij de IB-ondernemer?

Het berekenen van alimentatie bij ondernemers is maatwerk. Het vereist een goede samenwerking tussen de ondernemer, zijn accountant en advocaat. Bent u een IB-ondernemer, dan is dit van bijzonder belang. Een goede berekening is niet altijd eenvoudig omdat uw inkomen per jaar namelijk behoorlijk kan fluctueren.

Kinder- én partneralimentatie

Alimentatie kan worden vastgesteld voor een of meerdere kinderen en/of een eventuele partner. Kinderalimentatie is een bijdrage voor levensonderhoud van een kind. Bij partneralimentatie gaat het om een bijdrage voor de ex-partner.

Normen

Voor de berekening van alimentatie wordt uitgegaan van de zogenaamde “Trema-normen”, opgenomen in het rapport alimentatienormen. Het gaat hierbij om regels die niet in de wet staan maar wel gevolgd worden in de rechtspraktijk. Bij kinderalimentatie wordt eerst bekeken wat een kind kost. Daarna wordt bekeken wat de ouders kunnen betalen aan de hand van een formule op basis van hun huidige inkomen en verdiencapaciteit. Bij partneralimentatie wordt eerst bekeken wat de ex-partner nodig heeft, ook wel de behoefte. Daarna worden berekeningen gemaakt om te bepalen in hoeverre een partner in staat is om bij te dragen in het levensonderhoud voor zijn ex-partner en dus over draagkracht beschikt. In een dergelijke berekening wordt met inkomsten, lasten en verdiencapaciteit rekening gehouden.

Bedrijfseconomische winst

In het verleden haakten rechters vooral aan bij de bedrijfseconomische winst van de ondernemer bij het beoordelen van de draagkracht. Rechtbanken ontvangen de laatste drie jaarstukken en rekenden veelal met de gemiddelde van winsten over die periode. Problematisch is dat jaarstukken informatie geven over het verleden en niet over de huidige situatie en de toekomst van de onderneming. Dit is niet altijd gunstig voor de ondernemer, zeker niet ten tijde van recessie.

Kasstroomoverzicht

Steeds meer rechters zijn zich hier bewust van en haken aan bij te verwachte beschikbare winst van de ondernemer. Daarvoor is het te adviseren om kasstroomoverzichten, die meer inzicht bieden voor de toekomst, aan de rechter te overleggen. De kasstroom laat namelijk zien wat u vanaf morgen kunt betalen. In combinatie met de kasstroom over het verleden, de informatie van u als ondernemer over uw ervaring en bedrijfsvoering in het verleden, kan een geschatte toekomstige kasstroom gemaakt worden. Het is belangrijk dat u uw accountant de informatie verstrekt die hiervoor nodig is, zoals ontwikkelingen in uw branche, uw (komende) investeringen, uw (komende) aflossingen, uw te verwachten inkomsten, enzovoort.

Let op! Het initiatief om de rechter inzicht te verschaffen in uw bedrijfsvoering en uw actuele financiële situatie, ligt bij u. Laat daarom een kasstroomoverzicht maken voor de komende drie jaar. Zorg daarnaast ook voor recente jaarstukken, (liquiditeits)prognoses en voorlopige aanslagen. Daarmee kunt u mede de verwachtingen voor de toekomst onderbouwen.

Tip: Overweeg ook om uw accountant mee te nemen naar de rechtszaak, zodat financiële vragen van rechters goed kunnen worden ondervangen.

(Bron: DRV)

Wordt ik nog wel gezien als ondernemer door de fiscus?

Als een belastingplichtige met een activiteit een zeer lage omzet haalt die volledig wegvalt tegen de afschrijvingen, kan de inspecteur concluderen dat met betrekking tot deze activiteit geen objectief winstoogmerk bestaat. Er kan dan geen sprake zijn van een bron van inkomen en dus evenmin van een onderneming.

Een man werkte in loondienst, dreef samen met zijn vrouw een vof en oefende daarnaast een administratiekantoor uit. De werkzaamheden van het administratiekantoor bestonden vooral uit het invullen van aangiften inkomstenbelasting voor particulieren. Zijn afnemers waren vooral familieleden en kennissen. In zijn aangifte inkomstenbelasting 2012 gaf de man een jaaromzet op van € 257. In latere jaren was zijn omzet lager of zelfs nihil. De man kocht daarnaast een auto die hij etiketteerde als vermogensbestanddeel van zijn administratiekantoor. De afschrijvingskosten van de auto kwamen per jaar (gemiddeld) uit op ruim € 3.000. Hof Arnhem-Leeuwarden maakte daaruit op dat de man nog jarenlang verlies zou maken. Het hof oordeelde dat objectief gezien geen winst was te verwachten. De administratiewerkzaamheden vormden geen bron van inkomen. Het inkomen van de man diende dan ook niet te worden verminderd met een negatief resultaat uit administratiewerkzaamheden.

(Bron: Taxlive)

Automatische pensioenverdeling na scheiding in de maak

In de toekomst wordt het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen bij echtscheiding automatisch verdeeld. Zo krijgen beide ex-partners meer regie over hun eigen financiële planning. Ook ontstaat zo een beter overzicht van hoeveel pensioen men uiteindelijk kan verwachten.

Echtscheiding en pensioen

Wanneer u gaat scheiden hebben u en uw ex-partner kort gezegd beiden recht op de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of het geregistreerd partnerschap is opgebouwd. Die verdeling gebeurt standaard via verevening. Op het moment dat uw ex-partner met pensioen gaat, betaalt de pensioenuitvoerder dan uw deel van het ouderdomspensioen aan u uit. Om dit te kunnen doen moet de pensioenuitvoerder wel op de hoogte zijn van uw scheiding. Binnen twee jaar na de scheiding moet u daarom met een speciaal formulier een vereveningsverzoek doen bij de pensioenuitvoerder. Doet u dit niet of bent u te laat dan moeten u en uw ex-partner zelf de uitbetaling van het te verdelen ouderdomspensioen regelen.

Pensioenverevening is niet verplicht. U kunt samen met uw ex-partner afwijkende afspraken maken over de verdeling van het ouderdomspensioen of zelfs van verdeling afzien. Ook kunt u kiezen voor conversie van het ouderdomspensioen. Op het moment van scheiding wordt dan het deel van het ouderdomspensioen waar u recht op heeft, omgezet in een eigen pensioenaanspraak.

Automatische verdeling

Pensioenverevening is nu nog de standaardmethode, maar als het aan het kabinet ligt wordt conversie de standaard, oftewel: een automatische verdeling van het ouderdomspensioen bij scheiding, zodat beiden ex-partners ieder een eigen pensioenaanspraak krijgen. Ex-partners die deze automatische verdeling niet willen, kunnen dit aangeven bij de pensioenuitvoerder.

Let op! De automatische verdeling van het ouderdomspensioen bij scheiding heeft nog al wat voeten in de aarde. De plannen worden daarom nu eerst samen met de pensioensector verder uitgewerkt. In 2019 volgt hiervoor dan een wetsvoorstel.

(Bron: DRV)

Bereid u voor op de Privacywet 2018

er 25 mei 2018 is de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van kracht. Vanaf die datum geldt in de hele EU dezelfde privacywetgeving. Nu hebben de lidstaten nog hun eigen nationale wetgeving, gebaseerd op de Europese privacyrichtlijnen uit 1995. De huidige Nederlandse Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) komt daarmee vanaf die datum te vervallen. Wees voorbereid en neem nu alvast maatregelen voor uw organisatie.

Bewustwording

Zorg ervoor dat uw beleidsmakers ruim voor 25 mei 2018 op de hoogte zijn van de nieuwe privacywet. Zij moeten nagaan welke impact de AVG zal hebben op uw huidige processen, diensten en goederen en welke aanpassingen noodzakelijk zijn om aan de AVG te voldoen. Zorg dat u voor 25 mei 2018 alles op orde heeft om eventuele boetes van de Autoriteit persoonsgegevens te voorkomen.

Rechten van betrokkenen

Personen waarvan u persoonsgegevens verwerkt, krijgen meer en verbeterde privacyrechten. Hierbij kunt u denken aan recht op inzage, recht op correctie en verwijdering en recht op dataportabiliteit. Bij dit laatste moet u ervoor zorgen dat de betrokkenen in staat worden gesteld hun gegevens makkelijk op te vragen. Ook is het van belang te weten dat betrokkenen het recht hebben om bezwaar te maken tegen de verwerking van hun gegevens voor direct-marketingdoeleinden.

Overzicht verwerkingen

U heeft als verwerker een documentatieplicht. Dit betekent dat u moet kunnen aantonen dat uw organisatie in overeenstemming met de AVG handelt. Breng duidelijk in kaart welke persoonsgegevens u verwerkt, met welk doel, waar deze gegevens vandaan komen en met wie u deze gegevens deelt. Hierbij is het ook belangrijk dat u per gegevenscategorie vermeldt op basis van welke wettelijke grondslag u deze gegevens verwerkt.

Privacy impact assessment (PIA)

U kunt verplicht zijn om vooraf de privacyrisico’s van gegevensverwerking in kaart te brengen en vervolgens maatregelen te nemen om mogelijke risico’s te verkleinen (privacy impact assesment (PIA)). Maak nu alvast een inschatting of u straks dergelijke PIA’s moet uitvoeren en hoe u dit gaat aanpakken.

Privacy by design & privacy by default

Er komen verplichte uitgangspunten van ‘privacy by design’ en ‘privacy by default’. Privacy by design betekent dat u tijdens de ontwikkeling van producten en diensten al rekening houdt met een goede privacybescherming door het toepassen van privacytechnieken. Privacy by default houdt in dat u technische en organisatorische maatregelen moet nemen om ervoor te zorgen dat u, als standaard, alleen persoonsgegevens verwerkt die noodzakelijk zijn voor uw specifieke doel.

Functionaris voor de gegevensbescherming

Mogelijk is uw organisatie straks verplicht om een functionaris voor de gegevensverwerking (FG) aan te stellen. Ga nu alvast na of dit op uw organisatie van toepassing is. Zo kunt u tijdig zo’n functionaris werven.

Meldplicht datalekken

De meldplicht datalekken is binnen uw organisatie niet onbekend. Deze meldplicht blijft grotendeels gelijk. De AVG stelt wel strengere eisen aan uw eigen registratie van datalekken die zich binnen uw organisatie hebben voorgedaan. Het is bovendien belangrijk dat u alle datalekken correct documenteert, zodat de Autoriteit Persoonsgegevens kan controleren of u aan de meldplicht heeft voldaan.

Bewerkersovereenkomsten

Onder de Wbp kennen we de verplichting tot het sluiten van een bewerkersovereenkomst. Ondanks de verplichting is dit nog niet in alle organisaties doorgevoerd. Vanaf 25 mei 2018 wordt de bewerkersovereenkomst hernoemd naar verwerkersovereenkomst. De verwerkersovereenkomst zal gelden voor de verhouding tussen de verantwoordelijke voor de persoonsgegevens en de partij die de persoonsgegevens voor hem verwerkt. Het is belangrijk dat u controleert of de bestaande overeenkomst(en) toereikend zijn en voldoen aan de vereisten van de AVG.

Betrek uw gehele organisatie

Het aanpassen van uw organisatie voor de AVG kost tijd en mankracht. Het doorvoeren van de maatregelen is niet eenvoudig, zeker als u hier nog niet mee begonnen bent. Het is belangrijk dat de gehele organisatie op de hoogte is van de aanstaande veranderingen op privacygebied. Zorg ervoor dat u op de hoogte bent van de regels van de AVG en informeer alle relevante afdelingen. Hiermee creëert u rust binnen uw organisatie en voorkomt u mogelijke sancties in de toekomst.

(Bron: ABAB)