Neemt u een uitzendkracht over? Let op!

Bevalt de samenwerking met uw uitzendkracht goed? En bent u van plan om de uitzendkracht zelf in dienst te nemen? Houd dan rekening met een aantal specifieke regels, voordat u een keuze maakt.

Er gelden specifieke regels voor het overnemen van een uitzendkracht. Ga allereerst na of er sprake is van opvolgend werkgeverschap. Dit is van toepassing als de uitzendkracht al een bepaalde periode bij u heeft gewerkt. U bent opvolgend werkgever als:

  • de medewerker dezelfde of soortgelijke werkzaamheden blijft doen als in de periode dat hij als uitzendkracht bij u werkzaam was
  • de periode tussen het werken als uitzendkracht en het in dienst nemen niet langer is dan 6 maanden (de zogeheten keten is dan niet onderbroken)

Bent u opvolgend werkgever? Dan moet u de gewerkte periode aftrekken bij de voor u geldende ketenregeling.

Ketenregeling

De ketenregeling houdt in dat u een werknemer maximaal drie tijdelijke contracten in twee jaar mag aanbieden. Als opvolgend werkgever moet u de periode meetellen waarin de persoon als uitzendkracht heeft gewerkt.

Veel uitzendbureaus maken in de eerste periode (ABU-fase A of NBBU-fase I en II) gebruik van kortdurende contracten. Het maximum van drie tijdelijke contracten is dan snel bereikt.

Geen proeftijd meer

In de periode waarin de werknemer bij u als uitzendkracht vergelijkbare werkzaamheden heeft verricht, heeft u al kunnen beoordelen of dit bevalt. Een proeftijd is bij deze medewerker daarom niet meer mogelijk.

Veranderingen in arbeidsvoorwaarden

Wilt u de medewerker vergelijkbare of betere arbeidsvoorwaarden bieden dan het uitzendbureau? Vergelijk deze verschillende voorwaarden voordat u een aanbod doet.

Bijvoorbeeld: het uitzendbureau moest al een groot deel van uw arbeidsvoorwaarden toepassen (de inlenersbeloning). Ook verhogen veel uitzendbureaus het uurloon ter compensatie van eventuele adv-dagen. En vergelijk: wat gaat er veranderen voor het aantal vakantiedagen, de vakantiebijslag en pensioen?

Belemmeringsverbod

Het uitzendbureau mag u geen belemmeringen opleggen om de uitzendkracht in dienst te nemen. Wat wel mag: u om een vergoeding vragen voor gemaakte kosten en geleverde diensten. Het gaat om kosten die na een korte periode nog niet terugverdiend zijn.

Hiervoor mag het uitzendbureau een redelijke vergoeding afspreken. Vaak geldt dat u een uitzendkracht na 1040 gewerkte uren (half jaar fulltime) mag overnemen zonder vergoeding.

Tip: neem de inleenovereenkomst en de leveringsvoorwaarden van het uitzendbureau goed door.

Arbeidscontract beëindigen

Neemt u de medewerker in dienst, maar wilt u later toch het arbeidscontract beëindigen? Houd dan rekening met een mogelijke (hogere) transitievergoeding en een langere opzegtermijn. Ook hier telt de periode mee dat de medewerker via het uitzendbureau bij u heeft gewerkt.

(Bron: Flynth)

Samenwonen en het (familie)bedrijf: kinderen

Tegenwoordig kiezen steeds meer partners voor het ongehuwd samenwonen als volwaardig alternatief voor een huwelijk. Het is niet meer standaard een soort “proefperiode” voorafgaand aan een huwelijk. Was de komst van een kind vroeger vaak aanleiding om alsnog in het huwelijksbootje te stappen, tegenwoordig is dat lang niet altijd het geval. Dat betekent dat u als (aanstaande) ouders een aantal zaken zelf moet regelen. Denk daarbij aan het juridische aspect maar ook aan het hebben van gezamenlijk gezag.

“Juridisch ouderschap”

Wanneer u ongehuwd samenwoont en u krijgt kinderen dan is de moeder automatisch ook de “juridische” moeder. De vader is echter niet automatisch ook de “juridische” vader. Hiervoor moet de (aanstaande) vader eerst langs de Burgerlijke Stand om het kind te erkennen. De moeder moet hier wel toestemming voor geven. Mocht de moeder toestemming weigeren dan kan de Rechtbank vervangende toestemming geven. Erkenning kan zowel vóór als na de geboorte van het kind plaatsvinden. Erkenning tijdens de zwangerschap voorkomt juridische complicaties in de trieste situatie dat de aanstaande vader onverhoopt voor de geboorte mocht overlijden of wanneer de moeder tijdens de bevalling overlijdt. Door erkenning erft een kind van de vader ook al is er geen testament.

Gezamenlijk gezag

De moeder heeft automatisch het gezag over haar kind. De vader niet, ook al heeft hij het kind erkend. Om gezamenlijk gezag over uw kind te krijgen moet u samen een verzoek indienen tot aantekening daarvan in het gezagsregister. Dit kunt u zelf (zonder advocaat) regelen via het digitaal loket Rechtspraak.nl. U kunt ook een formulier downloaden en met bewijsdocumenten opsturen of afgeven bij elke Rechtbank in Nederland. Om het gezamenlijk gezag te krijgen moet de vader het kind wel hebben erkend. Daarnaast moet u allebei meerderjarig zijn en niet onder curatele staan.

Uit elkaar?

Na beëindiging van de relatie, blijft u samen het gezamenlijk gezag uitoefenen. Alleen wanneer dit niet in het belang is van uw kind kan de rechter hier van afwijken. Heeft u geen gezamenlijk gezag aangevraagd dan heeft alleen de moeder het gezag. Gaat u uit elkaar en zijn uw kinderen nog minderjarig? En heeft u het gezamenlijk gezag over uw kinderen? Dan bent u verplicht om een ouderschapsplan op te stellen. Daarin moet u de afspraken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de omgangsregeling, de kinderalimentatie en de informatie-uitwisseling over belangrijke aangelegenheden over uw kinderen en hun vermogen vastleggen.

Wat gebeurt er na overlijden?

Als een van u beiden overlijdt en u heeft het gezamenlijk gezag, dan krijgt de andere partner alleen het gezag. Heeft de moeder alleen het gezag, dan bepaalt de rechter wie het gezag krijgt na haar overlijden. In de meeste gevallen zal dit de andere ouder zijn, tenzij de rechter dit niet in het belang van het kind vindt. Ook wanneer de overleden ouder (bij testament of in het gezagsregister) iemand anders tot voogd heeft benoemd, zal de andere ouder de voorkeur hebben, deze moet de voogdij dan wel binnen een jaar aanvechten. Na een jaar verliest de langstlevende ouder zijn voorkeurspositie.

(Bron: Flynth)

Artikel: 183-dagenregeling: telt uw vakantie ook mee?

Woont u in land A en werkt u (deels) in een ander land? Dan zal doorgaans op basis van belastingverdragen bepaald worden welk land heffingsbevoegd is betreffende uw loon uit dienstbetrekking. Naar de hoofdregel is het loon belast in het land waar u uw werkzaam fysiek verricht. Echter, hier staat een uitzondering op: de 183-dagenregeling.

Voorwaarden 183-dagenregeling

In het belastingverdrag tussen Nederland en België, en in bijna alle andere belastingverdragen die Nederland heeft gesloten, staat deze 183-dagenregeling. Indien aan de drie cumulatieve voorwaarden van deze regeling wordt voldaan, dan mag het werkland niet heffen over het loon toerekenbaar aan uw werkdagen aldaar, maar het woonland. Eén van deze drie voorwaarden is dat men minder dan 183 dagen in het werkland verblijft gedurende een bepaalde periode (meestal een periode van 12 maanden, maar soms gedefinieerd als kalenderjaar of belastingjaar).

Rechtspraak

Recente rechtspraak is dieper op dit ‘verblijf’ ingegaan. Een inwoner van België (X) met een Belgische onderneming (BvbA) verrichte werkzaamheden voor een in Nederland gevestigde BV. De inspecteur stelt dat het loon dat de betreffende persoon ontving van de BvbA in Nederland onderworpen is aan belastingheffing omdat fysiek in Nederland werd gewerkt. Doorslaggevend hierbij was of er sprake was van meer dan 183 dagen verblijf in Nederland (in dit geval in het belastingjaar). De Hoge Raad oordeelde dat bij de berekening van de 183-dagenperiode niet alleen de werkdagen, maar ook andere dagen meetellen. Als dagen van verblijf tellen niet alleen de dagen mee waarop daadwerkelijk in de werkstaat is gewerkt, maar ook alle overige dagen waarop de belastingplichtige in de werkstaat aanwezig is geweest en dat verblijf ‘enig verband’ hield met de werkzaamheden. Voorbeelden hiervan zijn zaterdagen, zondagen, nationale feestdagen, vakanties en vrije dagen voor, tijdens en na beëindiging van de werkzaamheden of korte onderbrekingen daarvan.

X heeft bij het Hof Arnhem-Leeuwarden niet aan kunnen tonen waarom een deel van de dagen die zij in Nederland doorbracht volgens haar geen verband houden met de werkzaamheden in Nederland.

Niet gewerkte dagen tijdens verblijf in het werkland

Alle dagen van een verblijf in het werkland tellen dus mee om te bepalen of u meer dan 183 dagen aanwezig was in dit werkland, tenzij aangetoond kan worden dat deze dagen niet enig verband houden met de werkzaamheden. Dit resulteert in twee belangrijke vragen:

  1. De eerste vraag luidt aldus: wat voor een soort dagen/activiteiten houden geen verband met de werkzaamheden? Wat als een inwoner van België die vlak bij de grens woont bijvoorbeeld zijn boodschappen in het weekend in Nederland doet, tellen deze dagen dan ook mee? En maakt het daarbij uit of tijdens die inkopen bijvoorbeeld gereedschappen worden gekocht die later wel worden gebruikt tijdens in Nederland verrichtte werkzaamheden?
  2. En hoe ver gaat de bewijslast van de belastingplichtige? In dit geval lukte het de belanghebbende niet om te bewijzen en beargumenteren dat de dagen die zij (voor privéredenen) in Nederland verbleef in aanvulling op de 181 werkdagen, niet meetellen als verblijf voor de 183-dagenregeling. Zij wilde geen reden opgeven voor haar verblijf in Nederland, uit privacyoverwegingen. Hoe ver gaat de bewijslast en hoe verhoudt die zich tot het privéleven en de privéredenen om dit te bepalen?

Drie voorwaarden voor 183-dagenregeling

Vergeet niet, de 183-dagenregeling kent drie cumulatieve voorwaarden. Kunt u dus stellen dat u minder dan 183 dagen aanwezig was in uw werkland, dan bent u er nog niet. Ook aan de andere twee voorwaarden zal voldaan moeten worden.

(Bron: BDO)

Versobering verliesverrekening in de vennootschapsbelasting

Fiscale verliezen mogen in de vennootschapsbelasting worden verrekend met belastbare winsten van het voorafgaande jaar (carry back) en de negen volgende jaren (carry forward). Het kabinet wil vanaf 1 januari 2019 de carry forward beperken tot zes jaar.

Een fiscaal verlies verrekenen met (toekomstige) winsten is mogelijk, maar de termijnen luisteren nauw en antimisbruikbepalingen liggen op de loer.

Een van de misbruikbepalingen moet voorkomen dat er handel ontstaat in verliesvennootschappen. Deze anti-misbruikbepaling verbiedt dat verliezen van een vennootschap waarvan de onderneming is gestaakt, benut kunnen worden door een nieuwe aandeelhouder die de overgenomen vennootschap gaat gebruiken voor nieuwe winstgevende ondernemingsactiviteiten.

Belastingplan 2019

Verliesverrekening vindt plaats door vermindering van de aanslag over het jaar (of de jaren) waarin winst werd gemaakt. De verwachting is dat het Belastingplan 2019 een maatregel bevat waarmee de carry forward vanaf 1 januari 2019 beperkt wordt tot zes jaar. In de inkomstenbelasting komt geen aanscherping van de verliesverrekening.

Wilt u meer weten over de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting? Neem dan contact met ons op.

Bereikbaarheid BelastingTelefoon is ondermaats

Bellers naar de BelastingTelefoon krijgen nog veel te vaak te horen dat de medewerkers in gesprek zijn. Daarna wordt de verbinding verbroken. Deze slechte bereikbaarheid is de Nationale Ombudsman een doorn in het oog. Hij heeft daarom een brief aan de staatssecretaris van Financiën geschreven.

De ombudsman heeft van veel mensen die de BelastingTelefoon bellen vernomen dat deze niet of slecht bereikbaar is. Dikwijls krijgen zij te horen dat alle medewerkers van de BelastingTelefoon in gesprek zijn en daarna wordt de verbinding verbroken. Ook op andere momenten lukt het dan niet om iemand aan de telefoon te krijgen. Bellers die er wel doorkomen moeten dan echter wel weer veel geduld hebben; een wachttijd van meer dan twintig minuten is geen uitzondering. Wordt een beller doorverbonden, dan volgt er weer een wachttijd die kan oplopen tot vijftien minuten.

In de gaten houden

De Nationale Ombudsman heeft in een brief aan de staatssecretaris van Financiën deze slechte bereikbaarheidsproblemen aangekaart. Hij wil dat de wachttijden bij de BelastingTelefoon de komende tijd goed in de gaten worden gehouden en dat er aanvullende maatregelen komen als blijkt dat de bereikbaarheid slecht blijft.

Kwaliteit laat te wensen over

Buiten de bereikbaarheid van de BelastingtTelefoon blijkt uit jaarlijks onderzoek van de Consumentenbond dat de kwaliteit van de antwoorden ook te wensen overlaat.  Belastingplichtigen moeten dus zelf kritisch blijven kijken naar de antwoorden van de Belastingtelefoon. Die antwoorden zijn dan ook niet bindend. Wel heeft voormalig staatssecretaris Wiebes van Financiën eerder laten weten dat iemand die een fout in zijn aangifte maakt op basis van een fout antwoord van de Belastingtelefoon, geen boete krijgt. Maar de inspecteur kan de aangifte dan natuurlijk wel aanpassen. Raadpleeg daarom om zeker te zijn een financieel en fiscaal expert.

Hoe zit het met de maandlasten van je hypotheek?

Wanneer je een huis gaat kopen, heb je waarschijnlijk een hypotheek nodig. De hoogte van je hypotheek wordt onder andere berekend op basis van de woningwaarde en je inkomen. Maar welke impact heeft je hypotheek op je maandelijkse vaste lasten? Dit is afhankelijk van een aantal factoren, zoals het eigenwoningforfait en hypotheekrenteaftrek. In dit artikel lees je hier meer over.

Wat zijn de maandlasten van een hypotheek?

Je hypotheeklasten kun je onderscheiden in twee soorten: bruto en netto maandlasten. Het bedrag dat je iedere maand aan je geldverstrekker betaalt noemen we je bruto hypotheeklast. Deze bruto maandlast bestaat meestal uit twee delen: hypotheekrente en aflossing. De hoogte van deze hypotheeklast is afhankelijk van meerdere factoren, zoals de hoogte van je hypotheek, je inkomen, de looptijd en de hypotheekvorm.

Maar hier blijft het niet bij. Als huiseigenaar krijg je ook te maken met het zogenoemde eigenwoningforfait én een belastingvoordeel in de vorm van hypotheekrenteaftrek. Als je daarmee rekening houdt, dan kom je uit op de netto maandlasten van je hypotheek.

Wat is het eigenwoningforfait?

Het eigenwoningforfait is een bedrag dat je als huiseigenaar moet aangeven bij je belastingaangifte. Dit bedrag wordt bovenop je belastbaar inkomen geteld. Maar alleen als je een koopwoning hebt die je hoofdverblijf is. De Belastingdienst ziet dit bedrag namelijk als inkomen uit je eigen woning. De hoogte van het woningforfait is gebaseerd op de WOZ-waarde van de woning. Deze waarde stelt de gemeente ieder jaar opnieuw vast en brengen je hiervan op de hoogte. Het eigenwoningforfait is een percentage van die WOZ-waarde. Welk percentage dat is, ziet u in de tabel eigenwoningforfait 2018.

Rekenvoorbeeld

Stel, je woning waar je het hele jaar in woont heeft een WOZ-waarde van € 230.000,-. Je rekent dan met 0,70%. Het eigenwoningforfait komt in dit geval neer op € 1.610,-. Dit bedrag geef je dan aan bij je belastingaangifte.

Eigenwoningforfait 2018

Woningwaarde Eigenwoningforfait
meer dan niet meer dan
€12.500 0%
€12.500 €25.000 0,25%
€25.000 €50.000 0,40%
€50.000 €75.000 0,55%
€75.000 €1.060.000 0,70%
€1.060.000 € 7.420 + 2,35% van de waarde van de woning boven €1.060.000

Hypotheekrenteaftrek: de financiële meevaller

Gelukkig heb je met een eigen woning ook recht op belastingvoordeel. De betaalde hypotheekrente is namelijk aftrekbaar. Heb je na 1 januari 2013 voor het eerst een hypotheek afgesloten? Dan heb je alleen recht op hypotheekrenteaftrek als je een lineaire hypotheek of annuïteitenhypotheek hebt afgesloten voor een periode van maximaal 30 jaar. Heb jij je hypotheek voor 2013 afgesloten? Dan heb je ook recht op hypotheekrenteaftrek met een andere hypotheekvorm, zoals een aflossingsvrije hypotheek of een (bank)spaarhypotheek.

Bij het afsluiten van je hypotheek heb je bovendien recht op een eenmalige aftrek van kosten. Hieronder vallen bijvoorbeeld de kosten van de hypotheekakte bij de notaris en taxatiekosten.

Stel, je betaalt in het eerste jaar € 10.000,- aan hypotheekrente en aflossing. Dit zijn dan je bruto hypotheeklasten. Van deze €10.000,- is €6.000,- rente. Deze betaalde hypotheekrente kun je aftrekken voor de inkomstenbelasting. Het eigenwoningforfait bedraagt €1.700,-. Hiermee komt het belastbaar inkomen uit je eigen woning neer op negatief €4.300,- (€1.700,- minus €6.000,-). Gemiddeld betaal je 40% aan inkomstenbelasting, je belastingvoordeel is dan €1.720,- (40% x € 4.300,-). Je netto hypotheeklasten bedragen dan op jaarbasis €8.280,- (€ 10.000,- minus €1.720,-).

Let op: dit is een vereenvoudigd voorbeeld om het verschil tussen netto en bruto hypotheeklasten duidelijk te maken.

Hoeveel maandlasten kan ik betalen?

Je hypotheeklasten zijn niet je enige vaste lasten per maand. De kosten voor verzekeringen, gas, water en licht, internet en tv en gemeentelijke belastingen komen hier nog bovenop. Na het betalen van deze kosten wil je ook iedere maand voldoende overhouden voor je dagelijkse boodschappen. Daarnaast wil je nog kunnen genieten, door bijvoorbeeld je hobby’s uit te oefenen of een keer uit eten te gaan.

Hoeveel je kunt betalen voor je hypotheek is dus niet alleen afhankelijk van je inkomen, maar ook van je levensstijl en je voorkeuren. Het gaat niet alleen om wat je kunt lenen, maar ook om hoeveel je wilt lenen.

Zet eens voor jezelf op een rijtje hoeveel je nu maandelijks uitgeeft. Bepaal vervolgens hoeveel je over wilt houden. Op basis hiervan kun je kijken hoeveel je wilt lenen. En wil je op basis van je eigen inkomen een indicatie van je bruto maandlasten berekenen?

Kom je er niet uit? Overleg eens met een accountant.

Aandachtspunten bij echtscheidingsconvenant en eigen woning

Bij echtscheiding komen er zomaar allerlei aandachtspunten naar voren. Heeft u gedacht aan de onderstaande punten?

  • Apart of samen aangifte doen
  • Onderbedeling en overbedeling
  • Woongenot: ontvangen en betaalde partneralimentatie
  • Eigen woningrente als betaalde partneralimentatie
  • Eigen woningrente als ontvangen partneralimentatie
  • Belang vastleggen in een convenant
  • Economische eigendom
  • Nihilbeding

Gezien de complexiteit hiervan is het verstandig om te overleggen met een fiscaal adviseur.

Audi Q7 in privé geen reden voor achterwege laten bijtelling zakelijke Lexus

X was als directeur in loondienst bij BV Y die hem in de jaren 2011, 2012 en 2013 een Lexus ter beschikking had gesteld. Aan X was een verklaring geen privégebruik auto afgegeven. X had in privé een Audi Q7. De inspecteur vroeg X over de jaren 2011, 2012 en 2013 om de gegevens waaruit bleek dat X minder dan 500 km privé had gereden. X had echter geen rittenregistratie bijgehouden maar verstrekte afschriften van facturen van een garage- en autobandenbedrijf, een grootboekoverzicht van alle autokosten en een overzicht van door derden vastgelegde km-standen. De inspecteur vond dit niet voldoende en legde een naheffingsaanslag LB op. X ging in beroep. Rechtbank Den Haag besliste dat de eerste achteraf opgemaakte rittenregistratie niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De daarna verstrekte bijgestelde rittenadministratie bevatte over het geheel ook te veel onnauwkeurigheden om als overtuigend bewijs te kunnen dienen. Zij gaf geen volledig beeld van de werkelijke gegevens met betrekking tot de gereden ritten, routes en afstanden. Daaraan deed niet af dat X had verklaard dat hij pertinent niet privé met de Lexus had gereden en dat hij in privé een aan Audi Q7 had.

(Bron: FUTD)

Wanneer is een huisarts btw-plichtig?

De activiteiten van een huisarts die de diagnose, behandeling en voor zover mogelijk, de genezing van ziekten of gezondheidsproblemen van de mens tot doel hebben, zijn vrijgesteld van btw. Hieraan verbonden diensten kunnen wel btw-belast zijn, zo bleek onlangs voor de rechter.

GEZ-modules

Een huisarts verrichtte diensten voor een stichting, zogenaamde GEZ-modules, waarvoor door de verzekeraar een vergoeding werd betaald. Via de stichting werd de huisarts hiervoor betaald. De vergoeding was btw-belast, aldus de rechter.

Aansturing praktijkondersteuners

Het doel van de stichting was met name de gezondheidszorg in het werkgebied te verbeteren. Dit gebeurde onder meer door de samenwerking tussen de werkzame medici te bevorderen. Een andere taak was het zo goed mogelijk aanwenden van de beschikbare middelen. De huisarts onderhield daartoe contact met praktijkondersteuners, die ze aanstuurde in hun contacten op spreekuren met patiënten.

Coördineren en organiseren

Uit de stukken bleek dat de huisarts in de praktijk met name een coördinerende en organiserende functie vervulde. Er was bij de uitvoering van deze taken ook geen directe zorgrelatie met de patiënten. Ook was er geen sprake van prestaties die opgingen in haar prestaties in de rol van huisarts. De prestaties waren daarom belast met btw.

Vragen op medisch gebied

Dat het contact met de praktijkondersteuners soms ook betekende dat er antwoord gegeven werd op vragen op medisch gebied, maakte nog niet dat daarom de dienst daarom als medische handeling aangemerkt moest worden. Bij diensten die een combinatie zijn van medische en niet-medische diensten, kan het raadzaam zijn de dienst te splitsen. Op deze manier kan een deel van de dienst vrijgesteld blijven.

(Bron: Koenen en co)

Niet genoten loon wel belast?

Een bv in moeilijkheden besluit een deel van het salaris van de dga niet uit te betalen. Er wordt wel loonheffing ingehouden en afgedragen. Volgens de rechter is het loon genoten.

Niet uitbetaald loon wel genoten?

U hoeft loon niet daadwerkelijk in handen te krijgen om het ook te ‘genieten’. Dit blijkt ook in de zaak waarover hof Den Haag onlangs uitspraak deed.

Wanneer is loon genoten?

Volgens de wet is loon genoten als het is ontvangen, verrekend, ter beschikking is gesteld, rentedragend geworden of vorderbaar en inbaar is geworden.

Ter beschikking gesteld

Volgens de rechter heeft de dga in deze zaak, door akkoord te gaan met het niet uitbetalen van een deel van het loon, over het loon beschikt. Daarmee is het genoten en dus belast.

Afwaarderen?

De dga voerde ook nog aan dat hij de vordering op de bv wilde afwaarderen, maar deze vlieger ging niet op. Uit de jaarcijfers bleek immers niet dat de bv structureel verliesgevend was.

Let op! Had de dga de vordering wel kunnen afwaarderen, dan was dit ten laste van zijn inkomen in box 1 gekomen.

Gebruikelijk loon

Met de constructie wilde de dga kennelijk een discussie rond het gebruikelijk loon voorkomen. Als dga diende hij immers een gebruikelijk loon – in 2018 een bedrag van € 45.000 – als salaris uit de bv te halen.

Let op! Een lager gebruikelijk loon is alleen mogelijk als de dga dit aannemelijk kan maken. De bewijslast hiervoor ligt bij de dga.

Heeft u vragen over het moment waarop het loon wordt genoten, neem dan contact met ons op.

(Bron: HLB)