Fiscale eenheid voor btw doeleinden? Beoordeel periodiek of aan de vereisten wordt voldaan

Ondernemers die in organisatorisch (bestuurlijk), economisch én financieel opzicht nauw met elkaar verweven zijn, vormen voor btw-doeleinden een fiscale eenheid. Zij handelen dan alsof sprake is van één btw-ondernemer. Partijen mogen elkaar geen btw factureren en zij kunnen desgewenst gezamenlijke aangiften omzetbelasting indienen. Dat kan heel gunstig zijn, bijvoorbeeld wanneer de afnemer geen (volledig) recht op aftrek van btw heeft. Om als een fiscale eenheid te kwalificeren, moeten de partijen voldoende met elkaar verweven zijn en aan een aantal vereisten voldoen. Het is voor de betrokken ondernemers van belang om geregeld te controleren of zij aan de vereisten voldoen en nog steeds in voldoende mate met elkaar verweven zijn.

Risico op naheffing btw

Als niet meer aan de vereisten wordt voldaan omdat de ondernemers in onvoldoende mate met elkaar verweven zijn, kan de Belastingdienst stellen dat de fiscale eenheid voor btw-doeleinden heeft opgehouden te bestaan. Dit kan leiden tot een naheffing van btw. Ook wanneer de Belastingdienst eerder de fiscale eenheid in een beschikking schriftelijk heeft bevestigd, kan alsnog een correctie worden opgelegd.

Beschikking fiscale eenheid

In de praktijk vragen met elkaar verweven ondernemers aan de Belastingdienst vaak om hen bij beschikking aan te merken als een fiscale eenheid voor btw-doeleinden. Deze mogelijkheid vloeit voort uit de (Nederlandse) Wet op de omzetbelasting 1968. Wanneer de beschikking is verstrekt, zijn de in de fiscale eenheid gevoegde ondernemers op grond van de Invorderingswet 1990 hoofdelijk aansprakelijk voor elkaars btw-schulden.

Recente ontwikkelingen

Het hebben van een beschikking biedt echter geen garantie dat de Belastingdienst de fiscale eenheid voor btw-doeleinden ook erkent wanneer op een later tijdstip blijkt dat feitelijk geen sprake meer is van de vereiste verwevenheid. Als de fiscale eenheid naar het oordeel van de Belastingdienst in het verleden heeft opgehouden te bestaan, kan de Belastingdienst dan ook, ondanks de beschikking, over de latere periode (tot circa vijf jaar terug) btw naheffen, en ook rente en boetes in rekening brengen.

Wanneer de Belastingdienst achteraf van mening is dat de beschikking fiscale eenheid voor btw-doeleinden destijds ten onrechte is verstrekt, kan hij het standpunt innemen dat de fiscale eenheid van meet af aan niet heeft bestaan. Vanaf datum beschikking is dan ten onrechte geen btw berekend en aangegeven. Deze btw is alsnog verschuldigd.

Op 24 mei 2019 besliste het Gerechtshof Den Bosch, mede onder verwijzing naar de Europese Btw-richtlijn, dat deze opvatting van de Belastingdienst juist is. Belanghebbende deed in de procedure tevergeefs een beroep op het vertrouwen dat hij aan de beschikking meende te kunnen ontlenen dat wel sprake was van een fiscale eenheid voor btw-doeleinden. Volgens het Gerechtshof diende de beschikking enkel voor zekerheid van de hoofdelijke aansprakelijkheid voor btw-schulden. Tegen de uitspraak heeft belanghebbende inmiddels cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad.

Zorg voor continue monitoring

Wanneer op enig moment de mate van verwevenheid wijzigt, biedt een beschikking fiscale eenheid voor btw-doeleinden de ondernemers geen bescherming wanneer zij dan ten onrechte als fiscale eenheid blijven handelen. Het is voor deze ondernemers dan ook van belang om periodiek te (laten) onderzoeken of zij nog steeds in voldoende mate met elkaar verweven zijn. Zij kunnen zo het risico beperken dat de Belastingdienst onverwacht btw naheft.

(Bron: Mazars)

440.000 euro aan spaargeld vrijgesteld

De komende periode onthult het kabinet haar plannen voor 2020. Begrotingsplannen met maatschappelijke impact, met gevolgen voor ondernemers. Wordt het een warm bad of een koude douche?

Vandaag heeft de staatssecretaris van financiën aangekondigd dat Box 3 per 2022 zal veranderen. Dit betekent dat mensen met alleen spaargeld tot ongeveer 440.000 euro geen belasting betalen op basis van de huidige rente. Wordt de warme kraan nu al opengedraaid?

Huidige situatie

Momenteel bestaat er een heffingsvrij vermogen van ongeveer 30.000 euro per belastingplichtige. Indien het vermogen daaronder blijft, dan wordt in de huidige situatie geen belasting betaald.

Nieuw per 2022

In de nieuwe situatie geldt het heffingsvrij vermogen nog steeds. Bij belastingplichtigen die met hun vermogen daarboven komen, wordt gekeken naar het werkelijke bezit. Dit wordt verdeeld in spaargeld en beleggingen. Het rendement wordt nog steeds op basis van een forfait berekend.

Spaargeld

Voor spaargeld zal dit worden vastgesteld aan de hand van de gemiddelde spaarrente in het jaar ervoor. Op basis van de verwachtingen zal over spaargeld dan 0,09% rendement behaald worden. Veel minder dus dan de 4% waar tot voor kort mee werd gerekend.

Tot slot zal er dan een heffingsvrij inkomen komen van € 400. Spaarders die 440.000 euro hebben, zullen daar op basis van het forfait van 0,09% 396 euro aan inkomen over halen. Omdat dit onder het heffingsvrij inkomen van € 400 blijft, is er niks meer belast in Box 3.

Tweede woning

Voor de overige bezittingen (beleggingen) wordt gerekend met een verwacht rendement van 5,33%. Voor schulden zal naar verwachting worden gerekend met een negatief rendement van 3,03%. Dit betekent voor belastingplichtigen met een tweede woning die helemaal gefinancierd is, dat er in de nieuwe situatie ineens belasting betaald zal moeten worden, omdat er 2,3% verschil zit tussen het rendement van de bezittingen en de schulden. Onder de huidige wet betalen deze belastingplichtigen geen belasting.

Het nieuwe tarief in Box 3 zal dan 33% worden. Het wetsvoorstel zal volgend jaar worden aangeboden aan de Tweede Kamer en gaat naar verwachting in 2022 in.

(Bron: Accon AVM)

Huwelijkse voorwaarden opstellen en naleven

Opstellen

Wanneer u voor 1 januari 2018 getrouwd bent zonder het maken van huwelijkse voorwaarden, bent u getrouwd in gemeenschap van goederen. Dit betekent dat alle bezittingen en schulden gemeenschappelijk zijn.

Wanneer u bent getrouwd na 1 januari 2018 zonder het opstellen van huwelijkse voorwaarden, bent u getrouwd in de ‘beperkte gemeenschap van goederen’. Al uw bezittingen en schulden die u vóór het trouwen heeft, blijven van u in privé. Bezittingen en schulden die u na het trouwen krijgt, zijn van u samen.
Schenkingen of erfenissen die u ontvangt voor en tijdens uw huwelijk vallen in het privévermogen, behalve als de schenker anders heeft bepaald of als de erflater iets anders heeft bepaald in zijn testament.

Schuldeisers kunnen zich verhalen op goederen die in de gemeenschap vallen. Om te voorkomen dat bezittingen en schulden gemeenschappelijk worden kunt u huwelijkse voorwaarden opstellen. Dit kan voor het huwelijk, maar ook als u al getrouwd bent. Als één van de echtgenoten een bedrijf gaat starten, kan dat een reden zijn om later alsnog huwelijkse voorwaarden op te stellen. Dit kan voorkomen dat zakelijke schuldeisers van de ondernemende echtgenoot zich kunnen verhalen op het privévermogen van de niet-ondernemende echtgenoot.

Het naleven van huwelijkse voorwaarden

Veel ondernemers hebben huwelijkse voorwaarden opgesteld waarin zij afspreken dat er geen gemeenschap van goederen is.

Dit enerzijds om ervoor te zorgen dat het ondernemingsvermogen beschermd is ingeval van echtscheiding en anderzijds dat het vermogen van de niet-ondernemende echtgenoot beschermd is bij faillissement.
Om er toch voor te zorgen dat de niet-ondernemende echtgenoot meedeelt, wordt deze ‘koude uitsluiting’ regelmatig verzacht door het opnemen van een verrekenbeding.

Er zijn twee soorten verrekenbedingen:

  1.  Het periodiek verrekenbeding
    Bij een periodiek verrekenbeding dienen de echtgenoten jaarlijks onderling, wat er overblijft van ieders inkomen, te verrekenen.
  2. Het finale verrekenbeding
    Dit betekent dat aan het eind van het huwelijk (door echtscheiding en/of overlijden) de waarde van het vermogen geheel of gedeeltelijk wordt verdeeld. Zo kan bij overlijden het volledige vermogen worden verrekend en bij echtscheiding slechts een deel van het vermogen. In moderne huwelijkse voorwaarden wordt de koude uitsluiting regelmatig verzacht door afspraken over verrekenen van inkomen en vermogen (het zogenaamde verrekenbeding). In moderne huwelijkse voorwaarden wordt de koude uitsluiting regelmatig verzacht door afspraken over verrekenen van inkomen en vermogen (het zogenaamde verrekenbeding).

Wanneer er sprake is van een periodiek verrekenbeding komt het vaak voor dat echtgenoten niet daadwerkelijk jaarlijks verrekenen. De huwelijkse voorwaarden hebben dan niet het gewenste effect:

  1. Wanneer de onderneming dan failliet verklaard wordt zal de niet-ondernemende echtgenoot moeten bewijzen welke goederen privé zijn, om te voorkomen dat deze goederen in de failliete boedel vallen.
    Als er niet daadwerkelijk is verrekend, kan de niet-ondernemende echtgenoot niet bewijzen welk deel hij/zij bezit. Daadwerkelijk verrekenen en een goede administratie waaruit blijkt wie wat bezit zijn dus een vereiste.
  2. Als een periodiek verrekenbeding tijdens het huwelijk niet is uitgevoerd, bepaalt de wet dat aan het einde van het huwelijk alsnog moet worden verrekend, maar die verrekening is vaak veel verstrekkender. Het kan zijn dat u op een hoger bedrag uit komt, doordat het resultaat dat behaald is met het niet verrekende vermogen dan ook moet worden verrekend.  

Als er sprake is van een niet-uitgevoerd periodiek verrekenbeding neemt de wet als uitgangspunt dat het totale vermogen dat bij het einde van het huwelijk aanwezig is, geacht wordt te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden. Indien u niet kunt bewijzen hoe een goed is verkregen (al dan niet met behulp van inkomen), wordt alles dus geacht gemeenschappelijk te zijn (althans de waarde). U rekent dan dus eigenlijk af alsof u in gemeenschap van goederen bent getrouwd.
De huwelijkse voorwaarden werken alleen goed als zij ook worden nageleefd.

Het naleven van het verrekenbeding vergt een juiste administratie en een goede berekening. Flynth kan u dit uit handen nemen.

Vaststellingsovereenkomst

Als u de afgelopen jaren niets heeft verrekend onderling, terwijl u dit wel had moeten doen, kunt u dit nog oplossen door een vaststellingsovereenkomst op te laten stellen. Er kan dan gekozen worden om het te verrekenen bedrag alsnog uit te betalen of om een vordering vast te leggen. Ongewenste gevolgen van het niet-naleven van de huwelijkse voorwaarden kunnen dan alsnog voorkomen worden.

(Bron: Flynth)

Vervroegd aflossen van een nalatenschap? Let erop dat dit geen schenking is!

Een ding in het leven is zeker: iedereen komt te overlijden. In de situatie dat er sprake is van een gezin (ouders met kinderen) overlijden beide ouders meestal niet te gelijk. Is uw partner overleden? Grote kans dat de nalatenschap bij u in beheer is gebleven. De kinderen hebben een vordering op u gekregen, welke opeisbaar is bij uw overlijden. Soms is het echter  wenselijk om de nalatenschap eerder over te dragen naar de kinderen. Maar pas op, hier kan een schenking in zitten.

Bij het overlijden van uw partner, is het gebruikelijk dat alle goederen van de nalatenschap overgaan naar u. De kinderen krijgen dan een zogenoemde vordering op u. Zij kunnen deze vordering over het algemeen pas opeisen als u overlijdt. Zo blijft u goed verzorgd achter en kan u uw leven ongestoord voortzetten.

Vordering eerder aflossen

In de meeste gevallen mag u de vordering van de kinderen al eerder – terwijl u nog leeft – aflossen. Dit kan soms zelfs wenselijk zijn. Bijvoorbeeld als u wordt opgenomen in een verzorgingstehuis. In dat geval wordt de eigen bijdrage aan het CAK berekend over uw vermogen (zie in dit kader ook het artikel: “5 vermogenstips als u naar een verpleeg- of verzorgingshuis gaat”. En dan kan het voordelig zijn om de vordering van de kinderen eerder af te lossen. Zo heeft u een lager vermogen en kan mogelijk hierdoor de eigen bijdrage aan het CAK lager uitvallen. Bovendien kunnen uw kinderen eerder beschikken over de erfenis; iets wat hen ook goed kan uitkomen. Een win-win situatie dus. Maar let op! Bij het vervroegd aflossen van (nog) niet opeisbare vorderingen kan er een vervelend addertje onder het gras zitten: de schenking!

Is er sprake van een schenking?

De Belastingdienst kan namelijk oordelen dat er sprake is van een schenking. En dat kan vervelende gevolgen hebben, omdat er in dat geval schenkbelasting moet worden betaald. Er is sprake van een schenking als:

  • U verarmt.
  • De kinderen worden verrijkt.
  • Er sprake is van vrijgevigheid/bevoordelingsbedoeling.

Een toelichting: u heeft na het overlijden van uw partner het levenslange genot van de nalatenschap verkregen en uw kinderen hebben een vordering op u. Deze vorderingen zijn nu in ‘cash’ minder waard dan over tien jaar. Met andere woorden: de contante (economische) waarde is minder dan de nominale waarde. Lost u af voor u komt te overlijden, dan wordt het levenslange genot van de vordering opgegeven. Hierdoor verarmt u (1), terwijl uw kinderen door de vervroegde aflossing verrijken (2). Omdat u de vervroegde aflossing bewust doet, wordt ook aan de bevoordelingsbedoeling voldaan (3). Lost u ook nog eens het nominale bedrag – dus meer dan de waarde in het econonomische verkeer – af, dan is de kans zeer groot dat de Belastingdienst oordeelt dat er sprake is van een schenking.

Schakel een expert in!

Het is dan ook verstandig om in dit soort gevallen altijd de waarde van de vorderingen in het economische verkeer te bepalen. Dit is echter een ingewikkelde berekening, waarbij onder meer uw levensverwachting en de huidige marktrente worden meegenomen. Vaak blijkt uit deze berekening dat het uitkeren van het nominale bedrag inderdaad aanleiding geeft om aan te nemen dat het om een schenking gaat. Gevolg: er moet schenkbelasting worden betaald. Een gewaarschuwd mens telt voor twee! We adviseren u dan ook om een expert te raadplegen als het gaat om het aflossen van (nog) niet opeisbare vorderingen.

(Bron: Flynth)

Een alcohol- of drugstest op het werk: mag dat?

Het is een ervaringsregel dat werknemers die dagelijks in een bepaalde werksituatie verkeren na verloop van tijd minder voorzichtig worden. Als werkgever moet u er niet aan denken dat u op enig moment wordt gebeld met het bericht dat er een ongeluk heeft plaatsgevonden. Om deze reden is het creëren van een veilige werkomgeving prioriteit, vooral wanneer er wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen of machines. In de arbeidsovereenkomst of een toepasselijk personeelsreglement is daarom vaak opgenomen dat het niet is toegestaan om te werken onder invloed van alcohol of drugs. Bij overtreding kan een werknemer echter, vanuit angst of schaamte, ontkennen onder invloed van alcohol of drugs te zijn geweest. Op dat moment doet zich de vraag voor in hoeverre het mogelijk is een werknemer aan een test te onderwerpen.

Bijzondere persoonsgegevens

Bij het afnemen van een alcohol- of drugstest worden er gezondheidsgegevens verzameld, opgeslagen en geanalyseerd. Dit betekent dat er bijzondere persoonsgegevens worden verwerkt in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Voor het verwerken van dergelijke persoonsgegevens bestaat in beginsel een verbod. Er is namelijk sprake van een aanzienlijke inbreuk op het recht op privacy.

Wettelijke grondslag

Slechts bij hoge uitzondering mogen bijzondere persoonsgegevens (zoals gezondheidsgegevens) toch worden verwerkt. Eén van die uitzonderingen is de aanwezigheid van een wettelijke grondslag. Zo heeft de wetgever in de wet opgenomen dat piloten, schippers, chauffeurs en machinisten getest mogen worden op alcohol of drugs door opsporingsambtenaren. Voor andere functies of voor controle door niet-opsporingsambtenaren bestaat echter (nog) geen wettelijke grondslag. Dit betekent dat het in deze gevallen niet is toegestaan om te testen op het gebruik van alcohol of drugs.

Op basis van de tekst van de AVG lijkt het ook mogelijk dat het recht tot het afnemen van een alcohol- of drugstest kan worden vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao). De regeling moet dan wel passende waarborgen bieden voor de grondrechten en belangen van de betrokken werknemer. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld (i) het aanwijzen van specifieke personen die een alcohol- of drugstest mogen afnemen, (ii) voorwaarden voor het zorgvuldig afnemen van de test en (iii) het waarborgen van de vertrouwelijkheid van de uitkomst van de test. Vooralsnog zijn er geen cao’s bekend waarin een dergelijke regeling is opgenomen.

Toestemming van de werknemer

Een andere uitzondering op het verwerkingsverbod is de toestemming van de betrokken werknemer. In het geval van een arbeidsrelatie is er echter sprake van een ongelijke machtsverhouding. Een werknemer is namelijk juridisch ondergeschikt en economisch afhankelijk van zijn werkgever. Daarom wordt aangenomen dat een werknemer niet vrijelijk toestemming kan geven voor het verwerken van zijn bijzondere persoonsgegevens. Dit heeft tot gevolg dat de toestemming van de werknemer niet kan worden gebruikt als uitzondering op het verwerkingsverbod.

Conclusie

Er zijn vooralsnog weinig mogelijkheden tot het afnemen van een alcohol- of drugstest bij een werknemer. Als werkgever heeft u evenwel een wettelijke zorgplicht om ongelukken op het werk te voorkomen. Stilzitten is daarom geen optie. Informeer werknemers over de gevaren van het werken onder invloed van alcohol of drugs en stel een duidelijk alcohol- en drugsbeleid op. Bij een concrete verdenking is het verstandig om de toestand van de werknemer door meerdere personen visueel te laten vaststellen, de werknemer tijdelijk toegang tot het werk te weigeren en de constateringen per e-mail aan de werknemer te bevestigen in de vorm van een schriftelijke waarschuwing. Bij herhaling kan een ontslagtraject worden overwogen. Lijkt de werknemer verslaafd te zijn? Dan is het zaak om het alcohol- of drugsgebruik als ziekte te behandelen en samen met de werknemer de bedrijfsarts in te schakelen en/of een behandeltraject op te starten. Blijf als werkgever in elk geval waakzaam. Een ongeluk zit namelijk, ook op het werk, in een klein hoekje.

(Bron: BDO)

Vof vereist redelijke gelijkwaardigheid vennoten

Een vof biedt een aantal interessante fiscale voordelen. Maar dan moet de vof wel fiscaal worden geaccepteerd en mag er geen sprake zijn van een schijnconstructie.

Gelijkwaardigheid

In een vof is in beginsel ieder der vennoten ondernemer. Iedere vennoot krijgt dus zelf een aantal ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek. 
De vof mag geen schijnconstructie zijn die alleen maar ten doel heeft deze fiscale voordelen binnen te halen. In dat geval kan de fiscus deze voordelen ontzeggen, zoals onlangs gebeurde bij een koeriersbedrijf. Genoemde vof bestond uit 16 vennoten. Uit de feiten bleek dat een van hen de baas was, waardoor er geen sprake was van gelijkwaardigheid. Er hoeft voor het bestaan van een vof geen volstrekte gelijkwaardigheid tussen de vennoten te bestaan, maar wel een zekere mate. De rechter oordeelde dat er sprake was van een dienstbetrekking. De navorderingsaanslagen bleven dan ook in stand.

(Bron: Koenen Co)

Vragen over: voorbereiding op de Brexit

Dat het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie vaarwel wil zeggen is al een tijdje duidelijk. Maar wanneer en hoe dat precies gaat gebeuren, is nog altijd in nevelen gehuld. Oorspronkelijk zouden de Britten op 29 maart 2019 afscheid nemen van de Europese club, maar dat is nu uitgesteld tot uiterlijk 31 oktober. Hoewel nog altijd onzeker is hoe de scheiding er uiteindelijk uit zal zien, is het handig om snel te kunnen schakelen als er meer duidelijkheid is. Het is dus zoeken naar knelpunten binnen uw onderneming.

Theresa May heeft er alles aan gedaan om de ‘deal’ die ze met de Europese Unie had uitonderhandeld over de Brexit door het parlement te krijgen. Tot drie keer toe heeft het Britse Lagerhuis gestemd over de plannen. En even zo vaak leidde het tot een nederlaag voor May. Moegestreden kondigde ze eind mei haar vertrek aan en de Conservatieve Partij koos vervolgens Boris Johnson als opvolger. De voormalige burgemeester van Londen staat niet bekend om een omzichtige of genuanceerde aanpak. Johnson vertelt aan iedereen die het horen wil dat de Britten uiterlijk op 31 oktober 2019 vertrekken uit de EU. Met of zónder deal.
Een zogeheten ‘no deal-Brexit’ is dus nog altijd niet uitgesloten. Mede daarom heeft Nederland overgangsrecht klaarstaan om fiscale schokken op te vangen bij een chaotische Brexit. Bij een Brits vertrek zonder verdere afspraken worden er bijvoorbeeld opstoppingen in de Rotterdamse haven verwacht en ook problemen voorzien met de levering van medicijnen.

Op welke gebieden kan de Brexit impact hebben?

Het Nederlandse mkb is drukdoende met de voorbereiding op de Brexit, zo blijkt uit onderzoek. Maar juist door de grote onzekerheid over hoe het vertrek er uiteindelijk uit komt te zien, valt nog niet alles dicht te regelen. Niettemin kunnen organisaties en ondernemingen in kaart brengen waar de knelpunten zitten. Daarbij kunnen zij onder meer de volgende aandachtsgebieden nalopen:

  • verkeer van werknemers, goederen en diensten;
  • douanetarieven;
  • fiscale regelingen, zoals de artikel 23-vergunning en de verleggingsregeling in de BTW;
  • opslag van persoonsgegevens in het Verenigd Koninkrijk;
  • bepalingen in contracten met klanten en leveranciers;
  • werken met buitenlandse werknemers en de salarisadministratie;
  • de bescherming van merken en octrooien.

Wat te doen?

Volgens de oorspronkelijke afspraken zouden de Britten nog twee jaar in de douane-unie met de EU blijven. Maar mocht dat plan sneuvelen en de Britten komen buiten de douane-unie te staan, dan krijgen exporteurs naar het Verenigd Koninkrijk ook te maken met grenscontroles. De vraag is dus wat dat betekent voor de logistieke keten. Exporteurs moeten bijvoorbeeld ook aangifte gaan doen, en daar hebben zij een zogeheten EORI-nummer voor nodig. De Nederlandse douane heeft voor organisaties die zich willen voorbereiden een stappenplan op zijn website gezet en een speciale toolkit (pdf) ontwikkeld. Daarnaast is het nuttig om de teksten van contracten, voorwaarden en regelingen die u gebruikt voor het werken met buitenlandse werknemers uit te pluizen. Staat daar dat ze geldig zijn ‘in het buitenland’ of alleen ‘binnen de EU’? In dat laatste geval gelden ze straks dus niet meer automatisch voor het Verenigd Koninkrijk.

Kan ik hulp krijgen bij de voorbereiding?

Zeker. De overheid en belangenorganisaties hebben een hele reeks hulplijnen opgetuigd. Zo kunt u bij het speciale ‘Brexit-loket’ van de Rijksoverheid terecht voor een ‘Brexit Impact Scan’. Dat laat zien welke invloed de maatregelen hebben op de bedrijfsvoering en geeft adviezen. Organisaties die advies inwinnen kunnen de kosten daarvoor mogelijk deels terugkrijgen via de speciale Brexit-vouchers. Voor specifieke vragen over een sector staat de Nederlandse ambassade in Londen paraat.

(Bron: Rendement)

De kleine lettertjes: wettelijke reserves bij bv’s

Een bv die winst uit wil keren moet eerst met glans slagen voor de ‘balanstest’. Het geld dat de onderneming spendeert aan uitdelen mag namelijk niet ten koste gaan van de zogeheten wettelijke reserves. Maar welke geldpotjes schrijft de wet dan voor?

Binnen een bv neemt de algemene vergadering (tool) het besluit om winst uit te keren. Dat mag alleen als het eigen vermogen van de onderneming groter is dan de reserves die de wet voorschrijft. Het Burgerlijk Wetboek (BW) somt in boek 2, artikel 373 precies op wat er onder het eigen vermogen valt, en dit artikel bevat ook verwijzingen naar de wettelijke reserves. Hieronder een kort overzicht van de reserves die een bv moet aanhouden (voor de nv gelden namelijk nog een paar andere reserves).

Reserve voor uitgifte van aandelen

Een bv die kosten maakt voor oprichting, uitgifte van aandelen en ontwikkeling mag die op de balans (tool) zetten en daarop afschrijven. Maar dan moet voor een gelijk bedrag een reserve op de balans staan. Deze reserve is beschreven in artikel 365, lid 2 van boek 2 van het BW.

Reserve voor deelnemingen

Ook als de waarde van deelnemingen in andere ondernemingen stijgt in vergelijking met de vorige balansdatum, moet de bv daarvoor een reserve vormen. Deze reserve vermindert wel als de houder van de deelneming een gelduitkering krijgt. Een uitkering in aandelen telt hiervoor niet mee. Dit alles staat in artikel 389, lid 6 van boek 2 van het BW. In lid 8 van datzelfde artikel staat dat voor waardeveranderingen die het gevolg zijn van het omrekenen van vreemde valuta ook een reserve moet zijn.

Herwaarderingsreserve

De herwaarderingsreserve is bedoeld voor waardevermeerderingen van ‘materiële vaste activa, immateriële vaste activa, en voorraden die geen agrarische voorraden zijn’. Hiermee maakt een onderneming simpel gezegd op de balans zichtbaar dat bijvoorbeeld een machine of bedrijfsgebouw meer waard is geworden. De herwaarderingsreserve is omschreven in artikel 390 van boek 2 van het BW.

Reserve voor koersverschillen beleggingen

Deze reserve is vermeld in artikel 401, lid 2 van boek 2 van het BW. Het draait om beleggingen van een beleggingsmaatschappij. Koersverliezen ten opzichte van de vorige balansdatum kunnen van de reserves afgeboekt worden, koerswinsten juist bijgeboekt.  

Reserve voor omrekeningsverschillen

Deze reserve houdt verband met omrekeningsverschillen in de waarde van bezittingen en schulden op de balans. Die verschillen kunnen ontstaan omdat er vreemde valuta in het spel zijn. De reserve is terug te vinden in artikel 423, lid 4 van boek 2 van het BW.

(Bron: Rendement)

De schenkbelasting kent een vrijstelling voor schenkingen ten behoeve van de eigen woning.

Deze bedraagt in 2019 €102.010. De schenkvrijstelling is van toepassing bij het schenken van een eigen woning of bij het schenken van geld waarmee een woning gekocht wordt. Het geld mag ook gebruikt worden om een eigen woning te verbouwen of onder voorwaarden om een hypothecaire lening mee af te lossen.

Voorafgaand aan schenking gemaakte kosten

Onlangs kwam een zaak voor de rechter waarbij het de vraag was of een schenking alleen belastingvrij is als de kosten na ontvangst van de schenking gemaakt worden. De rechter besliste dat dit niet het geval is. De ontvanger van de schenking had in het jaar van schenking de kosten van een verbouwing voorafgaand aan de schenking eerst zelf betaald. Volgens de inspecteur was dit niet toegestaan, maar de rechter vond van wel.

Ook verlaging winstbelasting 2021 onzeker

Ook verlaging winstbelasting 2021 onzeker

Bron: SRA – Publicatiedatum: 04-09-2019

Het is nog lang niet zeker dat het hoge tarief voor de vennootschapsbelasting ook voor 2021 zal dalen. Stijgen de lonen onvoldoende, dan gaat die verlaging voor een deel niet door. Dit meldde het Financieele Dagblad (FD) eerder.

Tarieven vennootschapsbelasting

De vennootschapsbelasting bedraagt nu 19% tot een winst van € 200.000. Over het meerdere betaalt een vennootschap momenteel 25% belasting. Het hoge tarief zou, zoals eerder beloofd, in de vennootschapsbelasting voor 2020 dalen naar 22,55% en in 2021 verder naar 20,5%. Die 20,5% is al, zo lekte eerder uit, bijgesteld naar 21,7%. Maar nu blijkt dat ook die 21,7% nog lang niet zeker is, aldus het FD.

Lage tarief

Het lage tarief in de vennootschapsbelasting tot een winst van € 200.000 daalt naar verwachting wel overeenkomstig de voornemens naar 16,5% in 2020 en 15% in 2021. Zoals het er nu naar uitziet blijven dus alleen bv’s met een winst tot € 200.000 buiten schot.

Let op! De definitieve plannen worden pas op Prinsjesdag, 17 september 2019, bekend.

(Bron: SRA)