Gevolgen coronacrisis voor de jaarrekening en de accountantsverklaring

Nu de corona

crisis ook in Nederland enorme consequenties heeft, zijn er ook gevolgen voor de inhoud van de jaarrekening (en het bestuursverslag), de wijze van totstandkoming ervan en de accountantsverklaring die erbij wordt verstrekt. Deze toelichting benoemt – kort – enkele relevante onderwerpen in dat kader.

Jaarrekening en bestuursverslag

Voor jaarrekeningen die betrekking hebben op het kalenderjaar 2019, zal het coronavirus niet leiden tot een andere verwerking en waardering van activa en passiva. Het coronavirus geeft namelijk geen nadere informatie over de situatie per balansdatum. Dat kan uiteraard anders liggen  wanneer de onderneming belangrijke activiteiten heeft (al dan niet via een deelneming) in gebieden die al in 2019 door het coronavirus zijn getroffen.

Dat betekent dat het coronavirus uitsluitend wordt toegelicht onder de ‘Gebeurtenissen na balansdatum’ in de jaarrekening. Tevens worden in het bestuursverslag de belangrijkste risico’s en onzekerheden met betrekking tot het coronavirus toegelicht.

De snelle ontwikkelingen met betrekking tot het coronavirus leiden continu tot nieuwe inzichten en maatregelen. Dat kan betekenen dat tussen het moment van het opmaken (dateren) van de jaarrekening (en het afgeven van de accountantsverklaring) en het moment waarop de jaarrekening wordt vastgesteld door de algemene vergadering, nieuwe feiten en omstandigheden blijken die aanpassing van de jaarrekening vragen. Dit vereist tijdig en zorgvuldig overleg tussen het management en de accountant. Van belang is dat de jaarrekening een getrouw beeld van vermogen en resultaat blijft geven, inclusief een toelichting op de gebeurtenissen na balansdatum.

Accountantsverklaring

De coronacrisis kan ook consequenties hebben voor de accountantsverklaring. Daarbij maakt het nauwelijks uit of een controle-, beoordelings- of samenstellingsverklaring wordt afgegeven. De meest voorkomende situaties zijn de volgende:

  • wanneer de crisis leidt tot ernstige onzekerheid over de continuïteit, is de accountant verplicht hieraan in de verklaring aandacht te besteden. De accountant verwijst daarbij naar de toelichting op de continuïteitsonzekerheid in de jaarrekening;
  • wanneer sprake is van significante gebeurtenissen na balansdatum (bijvoorbeeld waardeverminderingen van activa als gevolg van de coronacrisis) zal de accountant in een toelichtende paragraaf aandacht besteden aan de situatie;
  • er kan zich ook een situatie voordoen dat de accountant onvoldoende controle-bewijsmateriaal kan verkrijgen. Bijvoorbeeld omdat bepaalde locaties van de klant niet bezocht kunnen worden of buitenlandse accountants die worden ingeschakeld geen informatie kunnen verkrijgen of verstrekken. Dat kan mogelijk leiden tot een niet-goedkeurende controleverklaring omdat de accountant geen oordeel kan geven over de jaarrekening;

De coronacrisis leert ons dat er dagelijks sprake is van (soms majeure) wijzigingen in het beleid van organisaties en de consequenties die dit heeft. Dat heeft ook gevolgen voor de jaarrekening en de rol die de accountant daarbij speelt. Van belang voor het management is om tijdig en continu te overleggen met de accountant om te bereiken dat de jaarrekening – ook met de gevolgen van de coronacrisis – een getrouw beeld geeft van de situatie waarin de onderneming verkeert.

(Bron: Mazars)

Skypetestament – testament op afstand

Op 3 april is het kabinet akkoord gegaan met een wetsvoorstel dat het voor notarissen tijdelijk mogelijk maakt om op afstand noodtestamenten te passeren.

In het persbericht wordt aangegeven dat dit van toepassing zal zijn voor mensen die vanwege de coronamaatregelen niet in persoon bij de notaris kunnen verschijnen om een akte, zoals een testament, te ondertekenen. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe de tijdelijke wetswijziging er precies uit zal zien en wanneer deze in werking treedt. De maatregel is onderdeel van een pakket van maatregelen die soelaas moeten bieden in situaties waarin nu nog fysieke overleg- en besluitvormingsprocedures zijn voorgeschreven. Dat betreft bijvoorbeeld ook jaarlijkse algemene vergaderingen van (beurs)vennootschappen, verenigingen en andere rechtspersonen.

WETTELIJKE BASIS

De aanleiding voor het wetsvoorstel is de melding van de Vereniging van Estate Planners in het Notariaat (EPN) dat een wettelijke basis voor een ʽSkypetestament’ ontbreekt. De wet bepaalt immers dat iemand die een testament maakt lijfelijk aanwezig moet zijn wanneer zijn testament voor de notaris passeert. Verschijnen op een beeldscherm, bijvoorbeeld via Skype, lijkt daar niet onder te vallen. Wanneer de notaris daar toch aan mee zou werken, zou de geldigheid van het testament dat op deze manier gepasseerd wordt, achteraf ter discussie kunnen worden gesteld.

OP AFSTAND PASSEREN

Volgens de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) is het echter beter dat notarissen achteraf het verwijt krijgen dat ze iets gedaan hebben, dan dat hen verweten wordt niets gedaan te hebben. Mogelijk zal een rechter, de zeer bijzondere omstandigheden indachtig, toch de beoogde rechtsgevolgen verbinden aan een Skypetestament.

De oproep van de EPN aan de wetgever heeft geresulteerd in dit wetsvoorstel. Wij hopen dat dit snel meer duidelijkheid geeft.

(Bron: Mazars)

Noodwet maakt elektronisch vergaderen mogelijk

Bij de meeste Nederlandse rechtspersonen is in de statuten geen voorziening opgenomen voor het elektronisch houden van vergaderingen. Nu als gevolg van de coronamaatregelen fysiek vergaderen met grotere aantallen deelnemers onwenselijk is, levert dat vooral bij rechtspersonen met veel vergadergerechtigden problemen op. Voorbeelden daarvan zijn verenigingen en coöperaties met veel leden. Soms zijn er wel juridische oplossingen te bedenken wanneer een vergadering nodig is. Dat is echter niet altijd het geval.

Noodwet

Daarom is het belangrijk dat het ministerie van Justitie en Veiligheid op 3 april via een nieuwsbericht  bekendmaakte dat er een noodwet wordt voorbereid met het oog op de vergaderplichten bij rechtspersonen. In het bericht staat dat de noodwet het mogelijk zal maken om tijdelijk via elektronische middelen te vergaderen.

Rechtsgeldig

Het bestuur van een vereniging kan straks bepalen om een algemene vergadering te houden die uitsluitend via livestream (audio of video) te volgen is. Daaraan wordt wel de voorwaarde verbonden dat de leden tijdens die vergadering of van tevoren vragen kunnen indienen, die uiterlijk tijdens de vergadering zelf worden beantwoord. Mocht een lid niet optimaal hebben kunnen deelnemen aan zo’n vergadering, dan zijn de genomen besluiten toch rechtsgeldig. In de noodwet zal worden opgenomen dat het bestuur de algemene vergadering en het opmaken van de jaarrekening kan uitstellen.

Alternatieven

Zo lang de noodwet nog niet van kracht is, zal er moeten worden gewerkt met de bestaande statuten. Soms zijn er alternatieven, zoals besluitvorming buiten vergadering en het werken met een stemvolmacht. Het hangt af van de statuten en van allerlei andere omstandigheden of er een geschikte oplossing is. Onze specialisten adviseren u daar graag nader over.

(Bron: Mazars)

Nul-urencontract na 12 maanden geen optie voor oproepkrachten

Oproepwerk is sinds de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) standaard een tijdelijke constructie. Is een oproepkracht 12 maanden in dienst, dan moet u hem een contract met een vast aantal uren aanbieden. Heeft u een oproepkracht in dienst die op 1 januari 2020 al meer dan 12 maanden voor u werkte? Dan moet er een aanbod worden gedaan na 12 maanden. De werknemer kan het aanbod ook afwijzen. Alleen bij acceptatie zal het vaste urenomvang goed moeten worden vastgelegd.

Een oproepkracht die 12 maanden voor u heeft gewerkt en in dienst blijft, heeft recht op een contract met een vast aantal uren per week, maand of jaar. Uw aanbod moet minimaal overeenkomen met het aantal uren dat de werknemer de afgelopen 12 maanden gemiddeld werkte. Deze eis geldt ook als:

  • U iemand na een oproepcontract van 12 maanden binnen 6 (of bij cao 3) maanden  opnieuw in dienst neemt.
  • Iemand na een oproepcontract van 12 maanden binnen 6 maanden (of bij cao 3) in dienst treedt en u geldt als opvolgend werkgever. Bijvoorbeeld als diegene eerst via een uitzendbureau bij u werkte en nu rechtstreeks in dienst komt.

Wanneer is iemand oproepkracht?

Er is sprake van een oproepcontract als de uren van een werknemer niet zijn vastgelegd in een vast aantal uren in een bepaalde periode (maximaal een maand of jaar). Of als de werknemer geen vast maandloon heeft en geen recht heeft op loondoorbetaling als hij niet werkt. Drie soorten oproepcontracten vallen onder deze definitie: een oproepcontract met voorovereenkomst, een nulurencontract en een min-maxcontract. Werkt iemand een afgesproken aantal uren per jaar en wordt hij gelijkmatig over het jaar betaald (jaarurennorm)? Dan is er geen sprake van een oproepcontract.

Als u te laat bent

De WAB verlegt de verantwoordelijkheid voor de contracturen van de werknemer naar de werkgever. De werknemer kan aan de bel trekken bij een zogeheten rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst: het vermoeden dat hij recht had op een nieuw contract. Nu bent u als werkgever aan zet: in de 13e maand moet u de oproepkracht een nieuw aanbod doen. Bent u niet op tijd, dan kan dat flink in de papieren lopen. Een werknemer kan namelijk aanspraak maken op de uren waarvoor u een aanbod had moeten doen. Hij kan die loonvordering indienen tot vijf jaar na de datum waarop hij het aanbod had moeten krijgen. Ook als hij niet meer opgeroepen is.

Contractverlening niet verplicht

Aflopende tijdelijke contracten mogen natuurlijk blijven aflopen. Alleen als u een oproepkracht na 12 maanden in dienst wilt houden, is een aanbod voor vaste uren verplicht. Dat mag overigens nog steeds een aanbod voor bepaalde tijd zijn. De tijdstippen waarop een werknemer wordt ingeroosterd, kunnen flexibel blijven. Wilt u geen vaste uren aanbieden? Dan zit er niets anders op dan afscheid te nemen van de werknemer. Vergeet in zo’n geval de transitievergoeding niet.

Aanbod geweigerd?

Het staat iedere oproepkracht vrij uw aanbod naast zich neer te leggen. Niet iedereen wil van zijn oproepcontract af. Leg het aanbod en de reactie van de medewerker schriftelijk vast en bewaar ze in het dossier. Houd er rekening mee dat u deze werknemer na 12 maanden opnieuw een aanbod moet doen. Opnieuw mag de werknemer dat weigeren. Accepteert hij het aanbod wel, dan is het verstandig om een nieuwe arbeidsovereenkomst op te stellen of een addendum toe te voegen aan de bestaande overeenkomst.

Wat verandert er nog meer voor oproepkrachten?

Er is door de invoering van de WAB meer veranderd in de positie van oproepkrachten. Heeft u oproepkrachten in dienst? Houd dan ook rekening met het volgende:

  • Oproepkrachten moeten minimaal 4 dagen van tevoren schriftelijk worden opgeroepen (een app of mail volstaat). In een cao kan een kortere oproeptermijn zijn afgesproken, tot minimaal 1 dag. Wordt een oproepkracht op kortere termijn opgeroepen, dan hoeft hij niet op de oproep te reageren.
  • Zegt u de oproep binnen 4 dagen of de oproeptermijn in de cao af of verandert u de werktijden? Dan heeft de oproepkracht recht op het loon over de uren waarvoor hij was opgeroepen.
  • U moet een oproepkracht voor minimaal 3 uur per dienst betalen. Ook als hij maar 1 uur heeft gewerkt.
  • Als iemand een oproepcontract heeft, moet dat op de loonstrook staan.
  • In uitzonderlijke gevallen betaalt u voor oproepkrachten de hoge WW-premie. Namelijk  voor werknemers tot 21 jaar die niet meer dan 52 verloonde uren per maand cq 48 verloonde uren per vier weken hebben.
  • Ook oproepkrachten met een oproepcontract hebben recht op een transitievergoeding als u tussentijds opzegt of na afloop van een tijdelijk contract (of na 12 maanden) geen nieuw contract aanbiedt. De teller daarvoor loopt vanaf dag één van het dienstverband.
  • De opzegtermijn van een nulurencontract is gelijk aan de oproeptermijn: 4 dagen. Vallen uw medewerkers onder een cao waarin een kortere oproeptermijn is vastgelegd, dan geldt die periode ook voor de opzegtermijn.

(Bron: Flynth)

Bescherming privévermogen

Anders dan bij een eenmanszaak of een personenvennootschap is de ondernemer die in een bv onderneemt in beginsel niet zelf aansprakelijk voor verplichtingen die de onderneming is aangegaan. Uitgangspunt is dan ook dat een faillissement alleen de bv raakt en de privébezittingen van de ondernemer buiten schot blijven. Toch is in kranten met enige regelmaat te lezen dat een bestuurder van een failliete bv zelf aansprakelijk wordt gehouden. Hoe zit dat?

Een bestuurder van een bv kan om diverse redenen aansprakelijk zijn voor verplichtingen van de bv of een tekort bij een onverhoopt faillissement. Allereerst kan een bestuurder aansprakelijk zijn tegenover de bv zelf. Een bestuurder is gehouden tot een behoorlijke vervul­ling van zijn of haar taak. Als de bestuurstaak niet goed wordt vervuld, is iedere bestuurder aansprakelijk voor de schade die de bv daardoor lijdt. Alleen een bestuurder aan wie geen ern­stig verwijt kan worden gemaakt en die niet nalatig is geweest in het afwenden van de gevolgen van het onjuiste bestuur, kan aan deze aansprakelijkheid ontkomen.

Het is deze interne aansprakelijkheid waaruit een bestuurder wordt ontslagen met de welbekende décharge. Als aandeel­houders décharge verlenen is het bestuur voor het betreffen­de jaar ‘bevrijd’ van deze aansprakelijkheid. Deze bevrijding werkt alleen voor zaken waarvan de aandeelhouders op de hoogte waren. Het is voor bestuurders dan ook belangrijk om jaarlijks décharge te vragen aan de aandeelhouders en hen zo uitgebreid mogelijk te informeren.

Faillissement

Verder kan een bestuurder onder voorwaarden hoofdelijk aan­sprakelijk zijn tegenover de curator (of eigenlijk de boedel) voor het tekort in het faillissement. Dat is het geval als het bestuur:

  • zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld én
  • aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak van het faillis­sement is.

In een dergelijk geval kan een curator (naar keuze) elke be­stuurder aanspreken voor de schulden van de bv die niet uit de bezittingen van de bv voldaan kunnen worden.

Bij de beoordeling of er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur kijkt een rechter naar alle omstandigheden van het geval. Daarom is van tevoren nooit volledige zekerheid te geven of een vordering van een curator op grond van voornoemde regeling zal slagen. Wel is duidelijk dat rechters niet snel aannemen dat er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Een ondernemer moet wel de vrijheid hebben om te ondernemen. Een curator die de bestuurder op deze grond aansprakelijk wil houden, zal dan ook veel moeten bewijzen.

Maar de wet schiet de curator te hulp. Wanneer er geen goede administratie is of de jaarrekening van de bv niet tijdig is gepubliceerd, staat direct vast dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur. Dit wordt dan vermoed een belangrijke oorzaak van het faillissement te zijn. Daarmee zijn de bestuurders aanspra­kelijk, tenzij aangetoond kan worden dat het faillissement een andere oorzaak heeft. Een goede administratie en tijdige publicatie van de jaarrekening zijn dan ook essentieel.

Dividenbesluiten 

Sinds enige jaren kent de wet een nieuwe regeling die het bestuur een verantwoordelijkheid geeft bij (onder andere) het doen van dividenduitkeringen. Als de algemene verga­dering een besluit tot uitkering van dividend neemt, heeft dit besluit pas werking nadat het is goedgekeurd door het bestuur. Het bestuur moet zijn goedkeuring onthouden als het weet of moet voorzien dat de bv na de uitkering niet zal kunnen voortgaan met betalen.

Geeft het bestuur onterecht goedkeuring en kan de bv niet voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden dan zijn de bestuurders aansprakelijk voor het tekort dat door de uitkeringen is ontstaan. Het is dan ook belangrijk niet licht­vaardig in te stemmen met uitkeringen van dividend.

Doorgaan tegen beter weten in

Een bestuurder kan aansprakelijk worden door de onder­neming niet tijdig te stoppen. Als een bestuurder namens de bv een overeenkomst aangaat terwijl hij weet (of moet weten) dat de bv deze niet kan nakomen en geen verhaal zal bieden voor de schade die de wederpartij daardoor zal lijden, zal de bestuurder tegenover die wederpartij aan­sprakelijk zijn op grond van onrechtmatige daad. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin de bestuurder een aannemer de opdracht geeft bedrijfspanden op te knappen, terwijl de bestuurder op dat moment al weet (of moet weten) dat de bv de facturen van de aannemer niet kan voldoen. Voor het bestuur van een bv in zwaar weer is het dan ook zaak goed in de gaten te houden wanneer het moment is gekomen dat voortzetten van de onderneming onrechtmatig wordt.

Verklaring betalingsonmacht 

Bestuurders kunnen verder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor premie- en belastingschulden van de bv (zoals loonbelasting en BTW). De bv is verplicht om, meteen nadat is gebleken dat het niet tot betaling in staat is, daarvan mededeling te doen aan het uitvoeringsorgaan en de ontvanger. Wordt dat niet of niet op juiste wijze gedaan, dan kan iedere bestuurder hoofde­lijk worden aangesproken voor deze schulden.

Behoorlijk bestuur 

Een bv heeft inderdaad als voordeel dat schuldeisers van de onderneming zich in beginsel niet kunnen verhalen op het vermogen van de bestuurder(s) van de bv. Deze bescherming is er echter alleen als er sprake is van behoorlijk bestuur en bij een dreigend faillissement tijdig de juiste stappen worden gezet.

(Bron: Flynth)

Arbeidsrechtelijke gevolgen van het coronavirus; vraag en antwoord

Om u als werkgever goed voor te lichten over de arbeidsrechtelijke gevolgen van het coronavirus, hebben wij de meest gestelde vragen voor u op een rijtje gezet.

Moet ik als werkgever maatregelen nemen tegen het coronavirus?

Een werkgever is verplicht om ervoor te zorgen dat werknemers veilig en gezond kunnen werken. Ten aanzien van het coronavirus betekent dit dat werkgevers redelijke maatregelen moeten nemen om de kans op besmetting zo klein mogelijk te houden. Wat onder redelijke maatregelen moet worden verstaan verschilt per situatie. Van grote ondernemingen die met kwetsbare doelgroepen werken mag bijvoorbeeld meer worden verwacht. Als werkgever is het in elk geval van belang om de voorschriften vanuit de overheid op te volgen en extra aandacht te hebben voor hygiënemaatregelen, het goed informeren van medewerkers en het beperken van fysiek contact.

Mag een werknemer weigeren om naar werk te komen?

Het advies vanuit de overheid is momenteel om zoveel mogelijk thuis te werken. Op grond van goed werkgeverschap en goed werknemerschap moeten werkgevers en werknemers dit advies opvolgen. Dit betekent dat een werknemer die thuis kan werken ook in de gelegenheid moet worden gesteld om thuis te werken, en niet gedwongen kan worden om naar het werk te komen. Voor werknemers in de zogenoemde ‘vitale sectoren’ ligt dit anders. Zij moeten wel naar werk komen, tenzij er bepaalde klachten zijn.

Mag ik een werknemer verbieden om naar werk te komen?

Een werknemer heeft in beginsel recht op tewerkstelling. Dit betekent dat een werknemer niet zomaar mag worden verboden om naar werk te komen. Dit kan anders zijn wanneer daar een gegronde reden voor is. Denk aan het advies van de overheid om – indien mogelijk – zoveel mogelijk thuis te werken of een werknemer die klachten vertoont. In dergelijke situaties kan een werknemer wel worden verboden om naar werk te komen. 

Mag ik een werknemer verbieden om naar een risicogebied te gaan?

Het is niet mogelijk een werknemer te verbieden om naar een risicogebied te gaan. Wel kan een werkgever gevolgen verbinden aan risicovol gedrag van een werknemer. Een werkgever heeft immers een zorgplicht richting het volledige personeel. Zo kan een werknemer vooraf worden gewaarschuwd en achteraf worden geschorst, bijvoorbeeld voor de duur van de incubatietijd. Bij ernstig risicovol gedrag zou schorsing zonder behoud van loon een optie kunnen zijn. 

Mag ik een werknemer verplichten om vakantie op te nemen?

Volgens de wet wordt vakantie overeenkomstig de wensen van de werknemer vastgesteld. Dit is alleen anders wanneer er afwijkende afspraken zijn gemaakt, bijvoorbeeld in een cao of de arbeidsovereenkomst. Zijn deze afspraken er niet? Dan is het in beginsel niet mogelijk een werknemer te verplichten om vakantie op te nemen. Uiteraard kan deze afspraak wel onderling en in goed overleg worden gemaakt. Overigens is de coronacrisis zonder precedent, en zijn de ontwikkelingen onzeker. Er zou wellicht een moment kunnen komen waarop het in strijd met goed werknemerschap is om als werknemer geen vakantie op te nemen. Wanneer dit moment is valt vooralsnog helaas niet exact aan te geven.

Wat zijn de rechten van werkende ouders nu de scholen zijn gesloten?

Een werkende ouder kan, wanneer dat in een individuele situatie noodzakelijk blijkt te zijn, kort (in beginsel maximaal 1 of 2 dagen) de tijd krijgen om opvang te regelen. Dit wordt het calamiteitenverlof genoemd. Tijdens het calamiteitenverlof heeft een werknemer in beginsel recht op loon. Als het kind ziek is, dan kan er na het calamiteitenverlof zorgverlof worden opgenomen; in eerste instantie voor de duur van twee weken tegen 70% van het loon. Daarna is zorgverlof in beginsel onbetaald. Als het kind niet ziek is, dan zullen er onderling nadere afspraken moeten worden gemaakt. Op grond van goed werkgeverschap en goed werknemerschap zou in eerste instantie gedacht kunnen worden aan het aanpassen van de werktijden, bijvoorbeeld door ’s avonds of in het weekend te werken. Wanneer dit niet tot de mogelijkheden behoort kan in onderling overleg verlof worden opgenomen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan vakantiedagen of ouderschapsverlof.

Heeft een werknemer bij thuisquarantaine recht op loon?

Als een werknemer zich als gevolg van het coronavirus ziek meldt, dan heeft de werknemer recht op loon tijdens ziekte. Wanneer een werknemer zich niet ziek meldt omdat de klachten beperkt zijn maar ook niet naar werk kan komen in verband met quarantaine, zegt de wet dat een werknemer eveneens recht behoudt op loon, tenzij het niet werken voor rekening en risico van de werknemer komt. Over het algemeen wordt aangenomen dat thuisquarantaine op basis van dringende gezondheidsadviezen van de overheid niet voor rekening en risico van de werknemer komt. Dit betekent dat een werknemer recht behoudt op loon bij thuisquarantaine.

(Bron: BDO)

Corona-voucher een oplossing, maar wat zijn de btw gevolgen?

In deze tijden van coronacrisis krijgen veel ondernemers of organisaties te maken met annuleringen of met het omboeken van bijvoorbeeld reizen. Zo heeft de reisbranche een speciale corona-voucher in het leven geroepen voor het annuleren of omboeken van een reis. 

Een dergelijke voucher kan zeker een oplossing zijn voor ondernemers om hun bedrijf gezond te houden en het door klanten betaalde bedrag veilig stellen. Maar wat zijn de btw gevolgen? In dit artikel zetten wij op hoofdlijnen de relevante btw-gevolgen uiteen en maken daarbij een onderscheid tussen verschillende scenario’s. Deze scenario’s zijn slechts voorbeelden. Ook andere situaties kunnen zich voordoen. 

Uitgeven van nieuwe vouchers

Een eerste scenario is dat een ondernemer die zijn business ziet teruglopen kiest voor het verkopen van vouchers (eventueel met korting) om (extra) omzet te behalen. Er worden dan nieuwe vouchers uitgegeven zonder dat al een goed of dienst is afgenomen. Een voucher is een instrument, welke de consument als (gedeeltelijke) tegenprestatie kan inwisselen voor goederen of diensten. Hoe in dit scenario de btw-gevolgen uitwerken, is afhankelijk van de situatie. Er bestaan voor de btw namelijk twee soorten vouchers: vouchers voor enkelvoudig gebruik en voor meervoudig gebruik. 

Bij een voucher voor enkelvoudig gebruik is het verschuldigde btw-bedrag bij uitgifte bekend. Zo zullen het btw-tarief dat van toepassing is en het land waar btw is verschuldigd vast moesten staan. Is het verschuldigde btw-bedrag niet bij voorbaat duidelijk dan is sprake van een voucher voor meervoudig gebruik. Bij de uitgifte en verkoop van vouchers voor enkelvoudig gebruik is direct btw verschuldigd. Bij de uitgifte van vouchers voor meervoudig gebruik is pas btw verschuldigd bij de inwisseling. 

Uitgeven van tegoedbonnen bij annuleringen

Een tweede scenario is dat een ondernemer of organisatie geen geld terug geeft bij annulering of niet het volledige bedrag teruggeeft, maar een tegoedbon verstrekt. Voor de gevolgen van annuleringen verwijzen wij naar ons eerdere perspectief. De tegoedbon geeft recht op hetzelfde goed of de dienst waarvoor al eerder (deels) is betaald, maar kan ook recht geven op een ander goed of andere dienst. 

Indien bij inwisseling van deze tegoedbon niet hoeft te worden bijbetaald, is voor de btw sprake van een voucher. We verwijzen naar de uitleg over vouchers hiervoor. Het kan zijn dat u weliswaar vanwege de annulering recht heeft op btw-teruggaaf, maar vanwege het uitgeven van de voucher direct ook weer btw verschuldigd bent. 

Als altijd bijbetaald moet worden bij inwisseling, is sprake van een kortingsbon. De uitgifte van een kortingsbon tegen vergoeding is belast met btw. Mag de kortingsbon ook bij u worden ingewisseld dan mag u bij inwisseling de vergoeding waarover u btw verschuldigd bent verminderen met het bedrag van de kortingsbon. 

(Bron: BDO)

De effecten van het coronavirus op de jaarrekening 2019

Het was waarschijnlijk niet het eerste waar u aan dacht tijdens de diverse persconferenties van premier Rutte, maar door de ontwikkelingen van de afgelopen periode heeft het coronavirus bij veel bedrijven en bij (maatschappelijke) organisaties een effect op de jaarrekening 2019. Als ondernemer/ bestuurder bent u op dit moment natuurlijk primair op de toekomst gericht. U wilt de schade beperken en het zoveel als mogelijk, al dan niet in aangepaste vorm, door laten gaan van de activiteiten. Toch is het van belang om ook stil te staan bij effecten op onder andere de jaarrekening en het bestuursverslag over 2019. Het goede nieuws is dat u het voorwerk hiervoor waarschijnlijk al grotendeels heeft gedaan, tijdens het treffen van de eerste (nood)maatregelen.  

Gebeurtenissen na balansdatum

Allereerst zult u zich misschien afvragen waarom de huidige crisis, met het tweede kwartaal van 2020 al in zicht, nog van belang is voor de jaarverslaggeving 2019. De cijfers over het boekjaar 2019 veranderen toch niet meer? Dat klopt! Maar de verslaggevingsrichtlijnen hechten veel belang aan het inzicht dat de jaarrekening geeft. 

Er zijn daarom regels opgenomen over belangrijke gebeurtenissen na balansdatum. Indien de situatie per balansdatum niet veranderd, maar de gebeurtenis wel belangrijk is voor het inzicht, moet deze worden opgenomen onder de toelichting in de jaarrekening. Omdat veel organisaties momenteel te maken hebben met het noodgedwongen staken van activiteiten en/of relatief grote vraaguitval, zal de pandemie voor veel organisaties kwalificeren als een gebeurtenis na balansdatum.

Impact-analyse 

Gelet op voorgaande is het voor vrijwel alle ondernemingen en organisaties noodzakelijk om een impact-analyse van de gevolgen van het virus op de organisatie en de activiteiten te laten maken. Houd hierbij niet alleen rekening met de impact op de eigen activiteiten, maar ook met de effecten voor belangrijke afnemers, leveranciers en andere stakeholders van uw organisatie. 

Zijn zij nog in staat om hun verplichtingen na te komen? Dit kan mogelijk impact hebben op uw business. Omdat er veel onzekerheid bestaat over de duur van deze crisis en de mate van sociale ‘lockdown’, is het daarom raadzaam om te werken met verschillende scenario’s en daarop gebaseerde liquiditeitsprognoses. 

Bestuursverslag

Een van de onderdelen van het bestuursverslag in de jaarrekening 2019 betreft de toekomstparagraaf. Hier dient een nadere toelichting te worden gegeven op de verwachtingen voor de komende periode. Het is bijna niet voor te stellen dat hier niet op zijn minst gerefereerd zal moeten worden aan de huidige pandemie. De uitkomsten van de impact-analyse vormen een goed vertrekpunt om deze toelichting op te stellen. 

Het is ook een kans om richting de relevante stakeholders te communiceren over de wijze waarop uw organisatie omgaat met de situatie en misschien wel extra activiteiten heeft ontplooid of juist tijdig maatregelen heeft getroffen om de financiële impact te minimaliseren.

Continuïteitsveronderstelling bij opmaken van de jaarrekening

De jaarrekening wordt normaliter opgesteld volgens het “going concern” beginsel. Dit betekent dat bij het opstellen van de jaarrekening ervan uit wordt gegaan dat de onderneming of organisatie haar activiteiten voort kan zetten zonder noodzaak (of intentie) tot het staken van de activiteiten. Het is aan het bestuur om bij het opstellen van de jaarrekening deze inschatting (expliciet) te maken. 

Normaliter zal deze beoordeling bij veel organisaties weinig meer om het lijf hebben dan het actualiseren of opstellen van de (meerjaren)begroting en liquiditeitsprognose voor de komende periode. Bij veel organisaties geldt dit niet bij het opstellen van de jaarrekening 2019. Het is immers duidelijk dat veel bedrijven en organisaties financieel hard worden getroffen door de uitbraak van het coronavirus.  

3 stappen

Samengevat, kunt u de volgende stappen zetten: 

  1. Opstellen impact-analyse (inclusief financiële vertaling naar liquiditeitsprognoses). 
  2. Het met behulp van de impact-analyse onderbouwen van de continuïteitsveronderstelling bij het opstellen van de jaarrekening 2019.
  3. Opnemen van een toelichting over het coronavirus in de jaarrekening en het bestuursverslag 2019.

(Bron: BDO)

Extra ondersteuning voor zzp’ers vanwege de coronacrisis

Er zijn momenteel ongeveer 1,3 miljoen zzp’ers in Nederland. Zij beschikken niet over de ontslagbescherming van reguliere werknemers en ervaren als één van de eerste doelgroepen de gevolgen van de coronacrisis. Op welke ondersteunende maatregelen kunnen zzp’ers een beroep doen?

Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz)

Veel zelfstandigen derven inkomsten door de afgekondigde maatregelen om de verspreiding van het coronavirus te beperken. Vooral in de culturele sector, toeristische sector en horeca vallen harde klappen. Daarom is er tijdelijk een aanpassing van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Het besluit wordt als volgt gewijzigd:

  • De toets op levensvatbaarheid die het Bbz kent wordt niet toegepast, waardoor een snelle behandeling van aanvragen mogelijk is. Daarmee wordt binnen 4 weken voor een periode van maximaal 3 maanden inkomensondersteuning voor levensonderhoud verstrekt. Nu kan dat 13 weken duren. Daarbij kan met voorschotten worden gewerkt.
  • De hoogte van de inkomensondersteuning is – afhankelijk van het inkomen en de huishoudsamenstelling – maximaal ca. € 1500,- netto per maand.
  • De inkomensondersteuning voor levensonderhoud wordt ‘om niet’ verstrekt. De ondernemer weet dus zeker dat deze niet later terugbetaald hoeft te worden. Er is in deze tijdelijke regeling geen sprake van een vermogens- of partnertoets.
  • Deze versnelde procedure geldt ook voor aanvragen voor een lening voor bedrijfskapitaal tot maximaal € 10.157,-.
  • Bij de verstrekking van een lening voor bedrijfskapitaal wordt een mogelijkheid tot uitstel van de aflossingsverplichting opgenomen.
  • Bij de verstrekking van een lening voor bedrijfskapitaal zal een lager rentepercentage dan thans in het Bbz geldt worden gehanteerd.

Overigens zij opgemerkt dat in de Kamerbrief niet duidelijk tot uitdrukking is gebracht wie onder de voorgestelde maatregelen als een werknemer wordt aangemerkt en wie als zzp’er. Dit is met name relevant omdat het begrip werknemer binnen de loonbelasting en sociale zekerheidssfeer met fictieve dienstbetrekkingen is uitgebreid. Het exacte onderscheid zal dan ook moeten blijken uit de voorgestelde uitwerkingen van de aangekondigde maatregel.

Noodloket

Er komt een noodloket waar ondernemers die direct zijn getroffen door overheidsmaatregelen ter bestrijding van de coronacrisis een eenmalige tegemoetkoming van € 4.000,- kunnen aanvragen. Het gaat hierbij in het bijzonder om ondernemers die zijn verplicht om de deuren te sluiten, of niet kunnen werken in verband met de afstandseis van 1,5 meter. Voorwaarde is wel dat sprake is van een fysieke inrichting buiten het eigen huis. De overige voorwaarden, zoals de specifieke sectoren waarvoor de tegemoetkoming gaat gelden, worden nog verder uitgewerkt.

Fiscale maatregelen

De Belastingdienst zal direct bijzonder uitstel van betaling verlenen aan alle ondernemers die daarom vragen. Een individuele beoordeling van het verzoek zal pas later plaatsvinden. Ondernemers hoeven dus niet meteen de vereiste “verklaring van een derde-deskundige” mee te sturen. Verder zal de Belastingdienst de komende tijd een eventuele boete (de zogenoemde verzuimboete) voor het niet (tijdig) betalen van belasting achterwege laten of terugdraaien. Hiernaast zullen de belastingrente en invorderingsrente die moeten worden betaald bij het niet tijdig indienen van een belastingaangifte of het niet tijdig betalen van een belastingaanslag tijdelijk worden verlaagd naar 0,01%. 

Ten slotte kunnen zzp’ers een nieuwe voorlopige aanslag voor 2020 aanvragen. Deze verzoeken zullen door de Belastingdienst in beginsel worden ingewilligd. Zo kan de belastingafdracht op korte termijn worden verlaagd.

Maatregelen vanuit financiers

  1. Uitstel aflossingen
    Allereerst hebben ABN AMRO, ING, Rabobank, de Volksbank en Triodos Bank op donderdag 19 maart aangekondigd mkb-bedrijven voor een periode van zes maanden uitstel van aflossingen te geven. Dit geldt voor alle ondernemingen met financieringen tot € 2,5 miljoen in alle sectoren. Wel moet uw onderneming in de kern gezond zijn. In de praktijk komt deze randvoorwaarde erop neer, dat u in aanmerking komt voor uitstel van aflossingen als uw onderneming niet nu al is ondergebracht bij de afdeling Bijzonder Beheer van uw bank. Bij de meeste banken kunt u via het online portal uitstel aanvragen.
  2. Borgstelling MKB-kredieten
    Er is sinds kort een tijdelijke faciliteit onder de BMKB-regeling opengesteld voor mkb-bedrijven (inclusief zzp’ers) die zijn getroffen door de uitbraak van het coronavirus. Onder deze tijdelijke maatregel worden financieringen met een verhoogd borgstellingskrediet van 50% naar 75% mogelijk aan in de kern gezonde mkb-bedrijven. Financiers (met name banken) kunnen daardoor gemakkelijker en sneller krediet verruimen waardoor meer mkb-bedrijven eerder geld kunnen lenen. Wat nodig is om in aanmerking te komen voor de kwalificatie “gezonde mkb-bedrijven”, is aan het oordeel van de bank. Het maximale krediet dat onder deze regeling mag worden aangevraagd bedraagt €2miljoen.
  3. Qredits
    Qredits is op de Nederlandse markt uniek als verstrekker van microkredieten voor (startende) ondernemers. Startende ondernemingen kenmerken zich veelal door een gebrek aan financiële reserves. Om de risico’s voor deze doelgroep te mitigeren, is de overheid voornemens om Qredits financieel te ondersteunen met een bedrag van maximaal € 6 miljoen om de door de coronacrisis geraakte ondernemingen te ondersteunen in de vorm van uitstel van aflossingsverplichtingen en een rentekorting.

(Bron: BDO)

Btw bij tijdelijke factureringsstop als gevolg van coronacrisis

Als gevolg van de huidige coronacrisis en de verslechterde financiële situatie van uw afnemers kan het voorkomen dat u de berekening van vergoedingen bij doorlopende prestaties als managementvergoedingen, huur en abonnementen tijdelijk stop zet tot het moment dat de financiële situatie van uw afnemer weer een gezond niveau bereikt. Een dergelijke factureringsstop heeft echter wel btw-gevolgen. Dat is temeer gebleken uit een onlangs gepubliceerde uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank heeft geoordeeld dat een tijdelijke factureringsstop niet tot opschorting van de managementovereenkomst leidt. Er moeten nog steeds facturen worden uitgereikt waardoor de btw op dat moment verschuldigd is. 

De zaak van Rechtbank Noord-Nederland

Belanghebbende in de zaak is een moedervennootschap met een 26% aandelenbelang in een dochtervennootschap. De vennootschappen hebben een managementovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst verrichtte de moedervennootschap managementactiviteiten aan haar dochter tegen een vooraf vastgestelde maandelijkse vergoeding.

Op enig moment is de dochtervennootschap in financiële problemen gekomen. In het kader hiervan hebben de partijen afgesproken dat tijdelijk niet alle managementvergoedingen gefactureerd zouden worden welke volgens de afspraak wel verschuldigd waren. De partijen hadden hierbij afgesproken dat de bedragen alsnog gefactureerd zouden worden op het moment dat de dochtervennootschap uit haar financiële moeilijkheden is gekomen. 

In de tussentijd heeft de moedervennootschap de verschuldigde bedragen als vordering in haar jaarstukken opgenomen. De dochtervennootschap heeft de verschuldigde bedragen als voorziening opgenomen. De adviseur van de dochtervennootschap heeft uiteindelijk aan de Belastingdienst verzocht een standpunt in te nemen over de situatie dat de nog te betalen managementvergoeding zou worden omgezet in aandelenkapitaal. Naar aanleiding hiervan heeft de Belastingdienst naheffingsaanslagen omzetbelasting aan de moedervennootschap opgelegd.

Hierbij speelde de vraag of de moedervennootschap voor de bedragen die zij nog van de dochtervennootschap te vorderen had, facturen had moeten uitreiken en daarmee btw verschuldigd is geworden. 

De Rechtbank oordeelde dat de onderlinge afspraak, dat pas betaald hoefde te worden als de financiële situatie van de dochtervennootschap zou verbeteren, geen opschortende voorwaarde vormt op grond waarvan zonder vervulling daarvan de overeenkomst niet tot stand zou komen. De managementovereenkomst loopt gewoon door. De onderlinge afspraak leidt volgens de rechtbank slechts tot een uitstel van betaling. Dit blijkt temeer uit het feit dat beide partijen de verschuldigde betalingen in hun jaarstukken hebben verwerkt. De moedervennootschap had derhalve facturen moeten uitreiken aan haar dochter. Omdat er geen facturen zijn uitgereikt, is de btw op grond van de wet verschuldigd geworden op het moment dat de facturen uitgereikt hadden moeten worden. 

Belang voor u als ondernemer

Deze uitspraak is belangrijk voor alle ondernemers die tijdelijk geen vergoedingen berekenen bij doorlopende prestaties zoals management, huur en abonnementen. Hoewel de afnemer nog niet betaalt, is wel een prestatie verricht waarvoor de afnemer in de toekomst een vergoeding is verschuldigd. U bent de btw over die prestatie ook gewoon verschuldigd.  

Wat te doen met uw factuur? 

Wij adviseren u in deze gevallen wel te factureren met btw en de afnemer uitstel van betaling te verlenen. Wanneer de afnemer recht op aftrek van voorbelasting heeft dan kan hij de btw op de factuur ook direct in aftrek brengen. In dat kader kunt u met de afnemer afspreken dat hij een deel van de factuur ter grootte van het btw-bedrag alvast wel aan u betaalt, zodat u geen financieel nadeel loopt. Als er geen factuur wordt uitgereikt, is de btw verschuldigd op het moment dat de factuur uiterlijk uitgereikt had moeten worden. Wordt deze btw niet tijdig voldaan, dan kan de Belastingdienst hiervoor naheffingsaanslagen opleggen, vermeerderd met boetes en belastingrente. 

Wanneer de afnemer uiteindelijk niet betaalt dan kan de verschuldigde btw overigens ook weer worden teruggevorderd.

Gevolgen kwijtschelding vergoeding

Wanneer u besluit de vergoeding volledig kwijt te schelden, let er dan op dat dit gevolgen kan hebben voor de aftrek van voorbelasting. U moet hierbij zelfs denken aan het terugbetalen van btw op investeringsgoederen die u gebruikt voor het verrichten van de prestaties aan uw afnemer en die u in het verleden in aftrek heeft gebracht. Berekent u bijvoorbeeld geen huur aan uw afnemer dan heeft u het pand in die periode gebruikt voor het verrichten van prestaties om niet waarvoor u geen recht op aftrek heeft. 

Als u in het verleden de btw in aftrek heeft gebracht, moet u een deel van die btw terugbetalen. Wij raden u aan met uw afnemer in contact te treden om te kijken of een lagere vergoeding overeengekomen kan worden dan wel uitstel van betaling kan worden overeengekomen om gevolgen voor het recht op aftrek te voorkomen. 

(Bron: BDO)