Verplicht verzekerd ondanks persoonlijke holdings

Bij de vraag of bestuurders verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen loopt de rechter simpelweg de voorwaarden langs voor het bestaan van een ‘dienstbetrekking’. Een structuur met persoonlijke holdings maakt dan geen verschil, zo merkten twee bestuurders bij het gerechtshof in Amsterdam.

Alle werknemers in Nederland zijn in principe verzekerd voor de werknemersverzekeringen, zoals de WW en de Ziektewet. Voor directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) geldt die verplichte verzekering vaak niet, omdat zij naast werknemer ook werkgever zijn. Dat kan anders zijn als dga’s een dienstbetrekking hebben, volgens de criteria die daarvoor gelden. Dan moet de werkgever voor hen dus premies afdragen.

Criteria voor bestaan van een dienstbetrekking

Er zijn 3 criteria voor het bestaan van een dienstbetrekking:

  • Er wordt loon betaald.
  • De werknemer moet de arbeid persoonlijk verrichten.
  • Er is sprake van een gezagsverhouding.

In deze zaak ging het precies om die criteria. Een bv in de IT-sector had managementovereenkomsten gesloten met de persoonlijke vennootschappen van 2 bestuurders. Zij hadden samen de dagelijkse leiding van de bv.
De inspecteur vond echter dat de 2 bestuurders zelf een dienstbetrekking hadden met de IT-onderneming. De bv had daarom premies moeten afdragen, en kreeg een naheffingsaanslag loonheffingen gepresenteerd van een kleine € 68.000. De bv voerde aan dat de 2 bestuurders een onderneming dreven en er dus bijvoorbeeld geen gezagsverhouding was.

Regeling aanwijzing dga gaat niet op

tHet gerechtshof liep de criteria voor een dienstbetrekking langs en concludeerde dat aan alle voorwaarden was voldaan. Zo waren de bestuurders ‘vanwege hun persoonlijke kwaliteiten, visie en ideeën’ onmisbaar binnen de bv. De bestuurders moesten dus hun werk voor het IT-bedrijf persoonlijk verrichten. Verder was er een gezagsverhouding, want de bestuurders deden hun werk onder het gezag van de algemene vergadering van aandeelhouders. Of de bestuurders persoonlijk een onderneming drijven was daarbij niet van belang, aldus het hof.
Een andere ‘ontsnappingsroute’, de Regeling aanwijzing dga, ging volgens het hof ook niet op. Iemand die op basis van die regeling aangemerkt wordt als dga is niet verplicht verzekerd. Al met al was de naheffingsaanslag dus terecht opgelegd.
De verzekeringsplicht voor werknemersverzekeringen is lang niet de enige bijzondere regeling die geldt voor dga’s.

(Bron: Rendement)

Prinsjesdag: de 3 belangrijkste plannen opgesomd

Prinsjesdag: de dag dat het kabinet haar plannen presenteert. De plannen vliegen je weliswaar om de oren, vandaar dat we de 3 belangrijkste items voor u hebben opgesomd. Heeft u langer de tijd?

1. Invoering startersvrijstelling overdrachtsbelasting

Om de toegang tot de woningmarkt voor starters te verbeteren, wordt per 1 januari 2021 een vrijstelling voor overdrachtsbelasting ingevoerd. De vrijstelling geldt voor de aankoop van een eigen woning door een koper tussen de 18 en 35 jaar.

Is er al eerder gebruikgemaakt van de overdrachtsbelastingvrijstelling, of is de koper 35 jaar of ouder, dan geldt het huidige tarief van 2% voor de aanschaf van een eigen woning.

Voor de overige verkrijgingen gaat het tarief van de overdrachtsbelasting naar 8% (6% in 2020). Hierbij kan worden gedacht aan niet-woningen (bedrijfsgebouwen, hotels etc.), maar daarnaast ook aan woningen die niet als hoofdverblijf worden gebruikt.

Bent u voornemens te investeren in onroerend goed, dan kan het interessant zijn om dat nog dit jaar te doen. Bij uitstel tot 2021 zal dat 8% overdrachtsbelasting tot gevolg hebben i.p.v. 2% (woningen) of 6% (zakelijk vastgoed).

2. Afbouw hypotheekrente- en zelfstandigenaftrek

In het belastingplan 2021 worden de ingezette versoberingen zoals de afbouw van hypotheekrenteaftrek en zelfstandigenaftrek verder doorgezet. De box 2 belasting gaat in 2021 weer verder omhoog naar 26,9% en het tarief in box 3 stijgt licht naar 31%. Laat daarom beoordelen of uw privé situatie fiscaal nog optimaal is.

Mogelijk is het raadzaam om de hypotheek eigen woning af te lossen, al dan niet via dividend uit uw bv, of met spaargeld. Of is het wellicht beter om uw hypotheek om te zetten naar box 3? Zijn er mogelijkheden om vermogen onder te brengen in uw onderneming of BV? En is uw salaris fiscaal nog wel optimaal? Koenen en Co brengt het graag in kaart om er voor te zorgen dat u niet te veel belasting betaalt – fijn toch?

3. Wijzigingen vennootschapsbelasting per 2021


Lage tarief vennootschapsbelasting

Ondanks eerdere aankondigingen dat per 1 januari 2021 het hoge Vpb-tarief zou worden verlaagd, blijft ook in 2021 het hoge Vpb-tarief van 25% van kracht.

Het lage Vpb-tarief zal per 2021 verder worden verlaagd naar 15%, waarbij dit tarief geldt over de eerste €245.000 aan belastbare winst. Vanaf 2022 zal de lage tariefschijf verder worden uitgebreid naar een belastbare winst tot €395.000.

Vormen uw vennootschappen een fiscale eenheid? Dan is het wellicht raadzaam om deze binnenkort (gedeeltelijk) te verbreken om meermaals gebruik te kunnen maken van het tariefopstapje. Wij onderzoeken graag of dit in uw situatie voordelig is!

Verliesverrekening

Daarnaast is in het Belastingplan 2021 aangekondigd dat per 1 januari 2022 een nieuwe verliesverrekeningssystematiek zal worden ingevoerd. In plaats van de huidige voorwaartse verliesverrekeningstermijn van zes jaar, zullen vanaf 2022 verliezen onbeperkt voorwaarts verrekenbaar zijn. Tot een belastbare winst van € 1.000.000 is de volledige winst verrekenbaar (zowel voorwaarts als achterwaarts), bij verliezen boven deze €1 miljoen-grens is de jaarlijkse verliesverrekening beperkt tot 50% van de belastbare winst.

Passend advies

Bent u benieuwd welke gevolgen het Belastingplan 2021 heeft voor u? Wij helpen u graag met een passend advies! Neem contact op met uw klantadviseur of belastingadviseur voor meer informatie.

(Bron: Koenen en Co)

Heeft u een saldolijfrente? Let dan op!

Bij de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn de fiscale regels voor saldolijfrenten gewijzigd. Bent u in bezit van een zogenaamde saldolijfrente, dan moet u er rekening mee houden dat het overgangsrecht per 2021 eindigt.

Wat is een saldolijfrente?

Een saldolijfrente is een levensverzekering waarbij de premies (of koopsom*) die u betaalde niet aftrekbaar waren. Daarom worden de uitkeringen pas belast op het moment dat zij meer gaan bedragen dan de inleg die u heeft betaald. Dit heet de saldomethode. * We spreken hierna van inleg, waarmee zowel de premie als koopsom bedoeld is

Bijvoorbeeld: u heeft € 74.000 niet aftrekbaar ingelegd. Wanneer de uitkeringen gaan lopen, worden zij pas belast vanaf het moment dat zij meer gaan bedragen dan € 74.000. Stel dat de jaarlijkse uitkeringen € 10.000 bedragen. Dan is de eerste 7 jaren de uitkering belastingvrij. Na het 7e jaar resteert nog € 4.000, zodat in jaar 8 € 6.000 belast wordt. Vanaf het 9e jaar zijn de uitkeringen volledig belast in box 1. Hierdoor wordt uiteindelijk alleen het rendement in de polis, wat u meer krijgt dan uw inleg, belast.

Fiscale behandeling vanaf 2001

Met de invoering van de wet IB 2001 is de behandeling van een lijfrentepolis met niet aftrekbare inleg veranderd en zou deze via box 3 moeten plaatsvinden. Daar wordt dan de waarde van de polis belast en zijn de uitkeringen niet meer belast in box 1. Latere wijzigingen hierop laten we buiten beschouwing omdat die niet relevant zijn voor de saldolijfrente van vóór 14 september 1999. Dat was de datum waarop de plannen voor de wet IB 2001 gepresenteerd werden.

Overgangsrecht

Als u de saldolijfrente heeft afgesloten vóór 14 september 1999, geldt het overgangsrecht. Door het overgangsrecht zijn de uitkeringen uit deze oude saldolijfrentes nog steeds belast in box 1 en is de saldomethode op deze uitkeringen nog steeds van toepassing. Dit jaar, 2020, is het laatste jaar dat dit overgangsrecht nog geldt. Vanaf volgend jaar behoort de waarde van deze polissen tot de grondslag van box 3. U betaalt dan geen belasting meer in box 1 over de uitkeringen, maar box 3 heffing over de waarde op 1 januari. Daarbij vindt nu op 31 december ineens heffing in box 1 plaats over het in de toekomstige uitkeringen aanwezige rendement. Dus over de waarde van de polis minus de inleg die nog niet op jaarlijkse uitkeringen in mindering is gekomen.

Bijvoorbeeld: de niet aftrekbare inleg bedroeg € 74.000. Er zijn uitkeringen geweest van in totaal € 20.000. De waarde van de polis op 31 december van dit jaar bedraagt € 180.000. Van de niet aftrekbare inleg is nog € 54.000 over. Tot dit bedrag zouden de toekomstige uitkeringen nog onbelast zijn. Daarom betaalt u nu belasting over € 126.000. Het maximale tarief in box 1 is dit jaar 49,5%. Op deze afrekening mag u op verzoek het bijzondere tarief van 45% toepassen.

Op 1 januari 2021 wordt de waarde van € 180.000 belast in box 3. Hoeveel u precies betaalt hangt van uw overige vermogen af, maar dit kan oplopen tot bijna € 3.000.

Beperken gevolgen einde overgangsrecht

Wat kunt u doen om de belastingheffing in box 1 te matigen? Als de polis bij een verzekeringsmaatschappij loopt, kunt u ervoor kiezen om de polis af te kopen. De afkoopwaarde zal lager zijn dan de waarde van de polis die u gewoon voortzet. Bij afkoop ontvangt u in de toekomst geen uitkeringen meer, maar nu ineens de afkoopwaarde. De heffing vindt dan plaats over de afkoopwaarde. U kunt dit doen als u geen mogelijkheid heeft om de belasting te betalen die het gevolg is van het einde van het overgangsrecht. Bij afkoop geldt niet het bijzondere tarief van 45%.

Wanneer u deze verzekering bij uw eigen bv heeft afgesloten heeft u de mogelijkheid om van de toekomstige uitkeringen af te zien. Dan stopt de polis en ontvangt u in het geheel geen uitkeringen meer. Daarom hoeft u geen belasting in box 1 te betalen i.v.m. het einde van het overgangsrecht. De polis is immers beëindigd. De bv betaalt dan vennootschapsbelasting omdat de verplichting die zij had niet meer bestaat. Dat leidt tot een belaste vrijval. Als de bv compensabel verlies heeft komt dat op de winst in mindering. Omdat de bv geen lijfrente-uitkeringen meer hoeft te doen kan zij dit vrije vermogen aan u uitkeren als dividend. Dit kan qua belastingheffing gunstiger uitpakken dan de afrekening bij het einde van het overgangsrecht, wanneer u de verzekering in stand laat.

Op tijd aanslag vragen!

Als u de heffing over de waarde (of eventueel de afkoopwaarde) moet betalen, dan is het verstandig om niet te lang te wachten met het aanvragen van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting. Als u deze voor het einde van dit jaar kunt betalen is dat bedrag weg uit de grondslag voor box 3. U betaalt dan geen onnodige box 3 heffing.

Heeft u een saldolijfrente?

Heeft u een lijfrente waarvan u denkt dat het misschien een saldolijfrente is, neem dan contact met ons op. We kijken dan voor u wat de gevolgen van het aflopen van het overgangsrecht zijn en of er eventueel iets aan die gevolgen te doen is.

(Bron: HLB)

Tozo: regeling voor extra ondersteuning zelfstandig ondernemers

Mogelijk maakt u als ondernemer al gebruik van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Ondernemers kunnen ondersteuning aanvragen in de vorm van een aanvullende uitkering voor levensonderhoud en/of bedrijfskapitaal. De uitkering voor levensonderhoud vult het inkomen aan tot het sociaal minimum.

De regeling is verlengd tot 1 juli 2021. In de tussentijd gaan aanvullende voorwaarden gelden.

Voor de nieuwe regeling – Tozo 3.0 – komen ondernemers die al gebruikmaken van de eerste en tweede Tozo regeling in aanmerking. Ook komen ondernemers in aanmerking die nog geen gebruik van Tozo hebben gemaakt. Voor beide groepen gelden dezelfde voorwaarden.

Aanvullende toets: vermogenstoets

In eerste instantie zou vanaf 1 oktober 2020 de vermogenstoets gaan gelden. Deze is uitgesteld naar 1 april 2021. Ondernemers die dan meer dan €46.520 aan direct beschikbare geldmiddelen bezitten, komen niet langer voor de Tozo in aanmerking.

Met directe geldmiddelen kunt u onder meer denken aan:

  • Contant geld
  • Bank- en spaarsaldo
  • Aandelen
  • Obligaties
  • Opties

Ander vermogen, zoals een bedrijfspand en machines, blijft buiten schot. Ook een eigen woning en afgeschermd pensioen tellen niet mee voor de grens van € 46.520.

Inkomenstoets partner blijft

Met ingang van Tozo 2.0 geldt de toets op het inkomen van de partner. Deze partnertoets blijft van kracht. Er wordt niet gekeken naar levensvatbaarheid van het bedrijf en de kostendelernorm wordt ook nu niet toegepast. Deze norm betekent dat wanneer meerdere volwassenen samenwonen, de bijstandsuitkering lager wordt, omdat ervan uit wordt gegaan dat de kosten gedeeld worden.

Lening blijft mogelijk

Ook onder de Tozo 3.0 blijft een lening voor bedrijfskapitaal mogelijk. Het totale bedrag van de lening mag onder de Tozo 1.0, 2.0 en 3.0 samen niet meer bedragen dan € 10.157. Ondernemers die al een lening van deze omvang hebben gekregen, kunnen die dus niet nog een keer aanvragen.

Wat na Tozo 3.0?

De bestaande Bbz-regeling (Besluit bijstandsverlening zelfstandigen) blijft als vangnet dienen na de Tozo 3.0, die op 1 juli 2021 afloopt. Ook de Bbz voorziet in ondersteuning voor levensonderhoud en in krediet voor bedrijfskapitaal.

Heroriëntatie

Het kabinet vindt het belangrijk dat ondernemers die door de coronacrisis in moeilijkheden zijn gekomen, zich heroriënteren op hun toekomst. Daarom gaan gemeentes vanaf 1 januari 2021 deze ondernemers actief ondersteunen op het gebied van coaching, advies en bij- of omscholing.

Aanvragen

De regeling is aan te vragen tussen 1 oktober 2020 en 30 juni 2021. De startdatum van de aanvraagmogelijkheid kan per gemeente verschillen. Houd de website van uw gemeente in de gaten voor meer informatie.

(Bron: De Jong & Laan)

NOW 1.0 en 2.0: belangrijke wijzigingen

Er zijn twee belangrijke wijzigingen doorgevoerd met betrekking tot NOW 1.0 en NOW 2.0. Zo staat ondernemers een subsidieboete te wachten wanneer zij niet bellen met de UWV telefoon NOW en is er een verduidelijking van het dividendverbod en het bonusverbod. 

5% subsidieboete bij geen contact via UWV telefoon

Bij de vaststelling van de subsidie controleert het UWV of de werkgever gedurende het subsidietijdvak een aanvraag voor bedrijfseconomisch ontslag heeft ingediend. Indien werkgever zo’n aanvraag heeft gedaan, dan had contact moeten worden opgenomen met het UWV via de UWV telefoon NOW. Het gaat daarbij over van-werk-naar-werkbegeleiding.

Is dit niet gebeurd, dan zal de subsidie met 5% gekort worden.

Verduidelijking dividend- en bonusverbod

De bepalingen die het verbod regelen op het uitkeren van dividend en bonussen bevatten een verwijzing naar de jaarvergadering, waarin de jaarrekening van 2020 werd vastgesteld. De bedoeling daarvan was om duidelijk te maken dat het verbod alleen zag op het jaar 2020 en niet op 2021.

Verkeerde indruk

In de praktijk ontstond hiermee echter de indruk dat werkgevers met hun dividend, bonussen en inkoop eigen aandelen zouden kunnen opsparen en vlak na de jaarvergadering alsnog zouden kunnen uitkeren over 2020.

Onduidelijkheid wegnemen

Dit is in strijd met het doel van de betreffende bepalingen: namelijk geen dividend en bonussen voor de directie laten uitkeren en eigen aandelen laten inkopen over 2020. Om deze onduidelijkheid weg te nemen, wordt deze zinsnede geschrapt. Dit leidt dus echter niet tot een wijziging van de NOW.

(Bron: De Jong & Laan)

Baangerelateerde Investeringskorting ook voor jouw onderneming?

Het kabinet wil met een tijdelijke investeringsregeling het economisch herstel bevorderen. Op Prinsjesdag was de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK-afdrachtvermindering) al aangekondigd, maar de regeling zelf was nog niet bekend. Het wetsvoorstel is op 5 oktober 2020 ingediend. Daarmee zijn de contouren van de regeling bekend. Wat worden de voorwaarden en hoe kan jij straks gebruikmaken van de BIK?

De Baangerelateerde Investeringskorting (BIK-afdrachtvermindering) is een nieuwe investeringsregeling voor bedrijven die in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2022 nieuwe bedrijfsmiddelen aanschaffen. De BIK wordt verleend als een afdrachtvermindering loonbelasting. Het bedrag van de BIK is 3% van het investeringsbedrag tot een totale jaarinvestering van € 5.000.000, daarboven geldt 2,44%. De BIK geldt naast bestaande investeringsregelingen zoals de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de Milieu-investeringsaftrek, de Energie-investeringsaftrek en de willekeurige afschrijving voor milieubedrijfsmiddelen (VAMIL).

Belangrijke voorwaarden BIK-afdrachtvermindering

  • Aanschaffingskosten van nieuwe bedrijfsmiddelen

De BIK-afdrachtvermindering kan alleen worden toegepast op zelf aangeschafte nieuwe bedrijfsmiddelen met een minimaal bedrag van € 1.500. Per aangevraagd BIK-verklaring (zie hierna) moeten de investeringen minimaal € 20.000 bedragen. Voor de BIK-afdrachtvermindering zijn bedrijfsmiddelen nieuw als zij niet eerder zijn gebruikt. Voor zelf ontwikkelde of voortgebrachte bedrijfsmiddelen kan de BIK niet worden toegepast. Bepaalde bedrijfsmiddelen zijn uitgesloten van de BIK, zoals bedrijfsmiddelen die worden verhuurd. De uitsluitingen zijn hetzelfde als die voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.  

  • Investeringsverplichting in de periode 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2022

De investeringsverplichting ga je aan door het tekenen van een (koop)overeenkomst (of accepteren van een offerte) voor het bedrijfsmiddel. Het gaat dus niet om het moment van de factuur.

  • BIK-verklaring aanvragen bij RVO.nl

Bedrijven moeten een BIK-verklaring aanvragen via de website van RVO.nl. Aanvraag moet plaatsvinden binnen 3 maanden na de laatste betaling op de investering. Aanvraag van de BIK-verklaring, kan nu nog niet, dit is pas mogelijk vanaf 1 september 2021. Aanvraag van een BIK-verklaring kan maximaal 4 keer per jaar, en daarbij 1 keer per kwartaal.

Voor de aanvraag moet jouw bedrijf beschikken over e-Herkenning. Pas na het verkrijgen van de juiste e-Herkenning kan de BIK worden aangevraagd. 

  • Loonheffingen afdragen om BIK-afdrachtvermindering toe te passen

Jouw bedrijf moet als inhoudingsplichtige loonheffingen voor personeel afdragen om de BIK-afdrachtvermindering te kunnen vergelden. De BIK-afdrachtvermindering kan niet worden toegepast bij bedrijven die geen werknemers in dienst hebben, bijvoorbeeld omdat ze uitsluitend werken met uitzendkrachten of de inhuur van zzp-ers.

  • Investeringen volledig betalen en tijdig in gebruik nemen

Bedrijven kunnen de BIK-afdrachtvermindering in 2021 of 2022 pas toepassen als de investering volledig is betaald. De BIK kan alleen worden toegepast op investeringen die uiterlijk op 31 december 2022 volledig zijn betaald. De investering moet binnen zes maanden na de volledige betaling in gebruik zijn genomen.

BIK-regeling nog niet definitief

De BIK-afdrachtvermindering is nu nog als voorstel ingediend. Er kan nog veel in de regeling veranderen. Het doel van de BIK is het stimuleren van investeringen door het bedrijfsleven en het behoud van banen in de laagconjunctuur als gevolg van de coronacrisis. Voor de BIK trekt het kabinet verdeeld over 2 jaar een bedrag van 4 miljard euro uit. In de politiek en de wetenschap is er veel commentaar op de regeling. Is de regeling, waar zoveel geld voor wordt uitgetrokken, effectief? In hoeverre is de BIK ‘baangerelateerd’, nu er geen verband is met behoud van werkgelegenheid? De komende maanden zal er duidelijkheid komen.

Als je als ondernemer investeringsplannen hebt, blijf de ontwikkelingen van de BIK-afdrachtvermindering volgen en benut deze nieuwe investeringsregeling.    

(Bron: Alfa)

Doelmatigheid binnen het onderwijs: verantwoording van publieke middelen

De maatschappelijke behoefte aan verantwoording over de besteding van publieke middelen is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Zo ook in de onderwijssector. De Haagse politiek interesseert zich steeds meer voor de wat zij noemen ʽbovenmatige vermogens’ die op de plank zouden liggen bij onderwijsinstellingen.

Tegelijkertijd is er bij onderwijsinstellingen behoefte aan meer geld van de overheid voor het aanpakken van problemen als werkdruk en het doorvoeren van essentiële veranderingen in het onderwijs. Meer dan ooit wordt van onderwijsbesturen gevraagd om verantwoording af te leggen over de besteding van de ontvangen publieke middelen en de maatschappelijke impact die hiermee wordt gegenereerd.

Transformatie

Waar onderwijsinstellingen in het verleden voor al hun uitgaven een bonnetje moesten inleveren bij het ministerie, krijgen ze nu al sinds jaar en dag een lumpsum rijksbijdrage.  Schoolbesturen beslissen zelf waaraan ze dit budget uitgeven. Het overgrote deel hiervan gaat naar de salarissen van leraren en ander personeel. Van het overige deel kopen scholen bijvoorbeeld meubels en (digitale) leermiddelen. Dit principe gaat vooral uit van het vertrouwen in schoolbesturen dat zij beschikbare middelen verstandig zullen aanwenden, waarover ze in hun jaarverslag verantwoording afleggen. Waar de focus van de politiek en overheid aanvankelijk voornamelijk lag op het feit of de gelden wel conform de wet- en regelgeving werden besteed (rechtmatigheid), is er nu veel meer aandacht voor het maatschappelijk effect dat wordt bereikt met de verkregen overheidsbijdrages. In de afgelopen jaren zijn onderwijsinstellingen al steeds bedrijfsmatiger gaan werken omdat de overheid ook een ‘efficiënte’ benutting van ter beschikking gestelde middelen verlangde. Een ontwikkeling die ook mede werd ingegeven door de financiële crisis van 2008, waardoor het Rijk minder geld had te besteden en dus ook minder kon bekostigen.

Bovenstaande transformatie heeft gezorgd voor een behoorlijke verantwoordingsdruk bij schoolbesturen, waarbij de balans tussen hard en soft controls binnen de organisatie alleen nog maar belangrijker is geworden. Hard controls zijn te typeren als maatregelen die gedrag direct beïnvloeden, zoals regels en procedures. Soft controls beïnvloeden gedrag indirect omdat zij gericht zijn op (gedeelde) normen en waarden binnen een organisatie. Wanneer er bijvoorbeeld een nieuw bureau moet worden aangeschaft voor in de bestuurskamer, wil je dan steunen op regels die exact voorschrijven hoeveel zo’n bureau mag kosten, of steun je liever op de gemeenschappelijke overtuiging dat zekere zuinigheid gepast is?

Eén van de aspecten waar het schoolbestuur verantwoording over moet afleggen, is de omvang van het aangehouden vermogen. Recentelijk bleek dat scholen voor basis- en voortgezet onderwijs samen meer dan een miljard euro aan waarschijnlijk bovenmatig eigen vermogen hebben. Een deel van de scholen houdt volgens de Onderwijsinspectie ruimschoots meer geld achter de hand dan nodig zou zijn. De politiek ziet dit overschot als geld dat beter kan worden besteed aan kwalitatief goed onderwijs. Onderwijsminister Slob liet daarom weten dat besturen zich moeten gaan verantwoorden over hun reserves.

Signaleringswaarde

Om de hoogte van deze reserves in kaart te kunnen brengen, heeft de Onderwijsinspectie de reeds bestaande signaleringswaarde vernieuwd. Met behulp van de signaleringswaarde kan inzichtelijk worden gemaakt welk bedrag een bestuur redelijkerwijs nodig heeft om bezittingen te financieren en risico’s op te vangen. Deze berekening kan volgens de inspectie in alle onderwijssectoren worden toegepast. Het hanteren van een eenduidige waarde voor alle onderwijsvormen lijkt echter lastig. Zo zijn gemeenten verantwoordelijk voor de huisvesting van scholen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs, terwijl instellingen aan het beroepsonderwijs, de volwasseneducatie en het hoger onderwijs zelf verantwoordelijk zijn voor hun huisvesting.

Risicomanagement

Om de reserves te kunnen onderbouwen, adviseren wij het opbouwen en onderhouden van een breed gedragen risicomanagementproces. Wij benaderen dat bijzonder pragmatisch. Met behulp van een reeks interviews helpen wij u inzicht te krijgen in  de belangrijkste risico’s van uw organisatie, die bijvoorbeeld het imago of de kwaliteit van het onderwijs van uw organisatie zouden kunnen bedreigen. Na een gemeenschappelijke analyse, kunnen we een risico top-10 opstellen voor uw organisatie; dit biedt een noodzakelijke focus in een wereld waarin steeds ‘heel veel’ belangrijk is. Vervolgens verdiepen we ons in de risico’s met bedrijfsvoerings- en financiële gevolgen en faciliteren we uw analyse ter onderbouwing van uw vermogenspositie. De Onderwijsinspectie zal hier de komende tijd veel aandacht voor hebben.

Organisatiecultuur

Het onderwijs was jaren gestoeld op rechtmatigheid, het handelen in overeenstemming met de geldende regels en besluiten. Nu spelen ook bedrijfsmatig denken en doelmatigheid een steeds belangrijkere rol. Naast de Onderwijsinspectie, wil ook de maatschappij meer inzicht verkrijgen in welke impact onderwijsinstellingen genereren met het ontvangen overheidsgeld. Het afgeven van een diploma is niet meer alleen waar het om draait. Het creëren van waarde voor de maatschappij met het onderwijs dat wordt gegeven, staat steeds meer centraal in de verantwoordingsdruk. ‘Maatschappelijke impact’ is het nieuwe toverbegrip.

Dit vraagt om een andere organisatiecultuur. Een cultuur waarin besturen samen met docenten, en in overleg met bijvoorbeeld ouders, gemeenten en bedrijven, afstemmen wat de belangrijkste opleidingsinspanning zou moeten zijn. Een cultuur waarin alle belanghebbenden het vanzelfsprekend vinden om elkaar te helpen een steeds betere prestatie te leveren en om de mogelijkheden die digitalisering biedt optimaal te benutten. Belangrijk daarbij is om het onderwijs zoveel mogelijk af te stemmen op het unieke talent van ieder individueel kind. En dat met de middelen die u daarvoor van de overheid tot uw beschikking krijgt.

Impact

De invulling van het begrip doelmatigheid is door de beschreven ontwikkelingen regelmatig geherdefinieerd. Dit maakt het voor onderwijsinstellingen lastig om de maatschappelijke impact van hun bestedingen te meten, vast te stellen en te verantwoorden. De Onderwijsinspectie is steeds concreter bezig met het onderwerp doelmatigheid, maar worstelt ook met het vormgeven daarvan. Onze specialisten gaan op 6 november 2020 in gesprek met het onderwijsveld over de maatschappelijke impact en de ambities van onderwijsinstellingen. We hebben de doelstelling concrete invulling te geven aan het begrip doelmatigheid en wat de maatschappelijke impact dan is. Daarnaast willen we met de verschillende stakeholders ontdekken hoe hier op een transparante en gestructureerde wijze over gerapporteerd kan worden. Belangrijk daarbij is het maken van een financiële vertaalslag naar de besteding van de publieke middelen.  

U accountant kan u helpen

Wij hebben diepgaande kennis van en ervaring met de onderwijssector, het vinden van de balans tussen soft en hard controls, het opstellen en onderhouden van een risico top-10, het onderbouwen van een continuïteitsreserve en het uitvoeren van impact assessments. Een gestructureerd HR-beleid dat hierbij aansluit met een slimme inzet van personeel en middelen kan bijdragen aan het optimaliseren van uw doelmatigheid. Het tweede artikel in deze reeks geeft u meer informatie over hoe u een dergelijk passend HR-beleid vorm kunt geven.

(Bron: Mazars)

vaststelling subsidie NOW 1.0

Vanaf 7 oktober 2020 kunnen ondernemingen de subsidievaststelling aanvragen voor de NOW 1.0-regeling. Deze vaststelling is nodig om de laatste 20% van de subsidie te ontvangen. Bij die vaststelling zal een accountantsproduct horen. Dit kan een derdenverklaring, samenstelverklaring of assuranceverklaring zijn. Wij hebben gemerkt dat er de nodige onduidelijkheid bestaat over de vaststelling van de subsidie en welke rol daarbij is weggelegd voor de accountant. U accountant geeft antwoord op een aantal veelgestelde vragen.

Accountantsprotocol

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft het accountantsprotocol behorende bij de eerste tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW 1.0) openbaar gemaakt. Voor NOW 2.0 en NOW 3.0 zullen aparte protocollen worden uitgebracht. In dit artikel lichten wij toe wat het protocol betekent voor uw vaststelling van de NOW 1.0-subsidie.

Het ministerie van SZW heeft met het accountantsprotocol het doel om een efficiënte en effectieve uitvoering van de vaststelling te bevorderen. In de regeling is vastgelegd wanneer voor de subsidievaststelling een verklaring van een accountant (accountantsverklaring) vereist is.

Daarnaast geeft het protocol aan welke werkzaamheden in dat geval ten minste van de accountant worden verlangd, indien het voorschotbedrag minimaal € 100.000 of het vast te stellen subsidiebedrag minimaal € 125.000 bedraagt.

Om vast te stellen of op grond van de regeling een accountantsverklaring vereist is, dienen de verschillende aanvragen van de loonheffingennummers in de organisatie of in de groep bij elkaar opgeteld te worden. Bent u onderdeel van een groep, maar vraagt u op individueel niveau de regeling aan (artikel 6a van de regeling), dan is in alle gevallen een accountantsverklaring nodig.

Verschillende accountantsproducten

In het protocol wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende accountantsproducten, namelijk:

  • Aan assurance verwante opdrachten, inclusief aanvullende werkzaamheden.
  • Assurance-opdrachten met beperkte mate van zekerheid, inclusief aanvullende werkzaamheden.
  • Assurance-opdrachten met een redelijke mate van zekerheid.

Maar hoe weet u welk accountantsproduct u dient te overleggen? Dit kunt u bepalen aan de hand van de volgende vragen:

1. Past u artikel 6a toe?

De NOW 1.0-regeling schrijft voor dat u de omzetdaling moet bepalen op het niveau van uw NOW-groep (Nederlandse entiteiten en buitenlandse entiteiten met Nederlands SV-loon). Wanneer de groep echter geen 20% omzetdaling realiseert maar een werkmaatschappij wel, mag onder voorwaarden de omzetdaling op het niveau van de werkmaatschappij worden aangevraagd. Het ministerie van SZW stelt dan wel de eis dat u de zwaarste accountantsverklaring dient te verkrijgen bij uw vaststelling, namelijk een accountantsverklaring met redelijke mate van zekerheid.

2. Voldoet u aan de criteria van controleplicht?

Bent u controleplichtig over (een gedeelte van) 2019 of 2020 op grond van het Burgerlijk Wetboek of op grond van een andere wettelijke verplichting? Als dit het geval is, dan voldoet u aan de criteria van controleplicht.

De controleplicht geldt niet per loonheffingennummer maar voor de rechtspersoon die de subsidie aanvraagt of de groep.

3. Wat is de omvang van uw subsidie?

Hierbij gaat het niet om het subsidiebedrag per loonheffingennummer, maar om het totale bedrag dat u aan subsidie heeft ontvangen in de organisatie of in de groep. Dit houdt in dat bij alle aanvragen tot vaststelling van de subsidie hetzelfde type accountantsproduct wordt verstrekt als sprake is van een groep met meerdere aanvragen

Welk product is voor u van toepassing?

Afhankelijk van uw situatie, kunt u in onderstaand overzicht bepalen wat voor uw situatie van toepassing is.

Type organisatieOrganisatie die niet voldoet aan criteria controleplichtOrganisatie die voldoet aan criteria controleplichtAanvraagniveau werkmaatschappij (artikel 6a van de regeling)
Subsidiebedrag   
< € 25.000Assurance-opdracht met redelijke mate van zekerheid
€ 25.000 <€ 125.000DerdenverklaringDerdenverklaring
€ 125.000 <€ 375.000Aan assurance verwante opdracht, inclusief aanvullende werkzaamhedenAssurance-opdracht met beperkte mate van zekerheid, inclusief aanvullende werkzaamheden
>= € 375.000Assurance-opdracht met beperkte mate van zekerheid, inclusief aanvullende werkzaamhedenAssurance-opdracht met redelijke mate van zekerheid 

Wat is het verschil tussen de producten?

De derdenverklaring is een mededeling van een financieel specialist. Dit hoeft geen accountant te zijn. De derde geeft ook geen zekerheid bij de vaststelling. Dit product is daarmee het minst diepgaand qua werkzaamheden.

De aan assurance verwante opdracht is te vergelijken met een samenstellingsverklaring. Er is echter een belangrijk verschil. Naast het samenstellen van de aanvraag tot vaststelling, zal de accountant op grond van het protocol ook aanvullende voorgeschreven werkzaamheden moeten verrichten. Het ministerie van SZW verlangt niet die mate van diepgang en omvang van werkzaamheden als zij bij een zogenaamde assurance-opdracht zou verwachten. Het levert wel aanzienlijk meer werk op dan bij de derdenverklaring.

De opdracht met beperkte mate van zekerheid en redelijke mate van zekerheid zijn beide assurance-opdrachten. Het protocol maakt qua omvang en diepgang van de werkzaamheden geen onderscheid tussen beide producten. Indien echter bevindingen worden geconstateerd, wegen die voor een assurance-opdracht met beperkte mate van zekerheid mogelijk op andere wijze mee in de subsidievaststelling dan wanneer een redelijke mate van zekerheid moet worden verkregen.

Hoe gebruikt de overheid het accountantsproduct bij de definitieve vaststelling?

De accountants wordt gevraagd om een proforma-berekening van de omzetdaling op basis van de regelgeving van SZW op te stellen indien fouten of onzekerheden zijn gevonden. Het UWV zal aan de hand hiervan de juiste hoogte van de subsidie bepalen. Wanneer de accountant echter de aanvraag tot vaststelling afkeurt of zich van een oordeel onthoudt op basis van de regelgeving van SZW, zal dit leiden tot nihilstelling van de subsidie. Dit geldt ook als bij de vaststelling helemaal geen verklaring wordt afgegeven, terwijl dit wel vereist is. Het kan zijn dat de bevinding van de accountant wordt veroorzaakt door zogenaamde inherente beperkingen. Dit zijn beperkingen die buiten de schuld van de onderneming om zijn ontstaan. In zo’n geval zal dit bij een verklaring met beperkte mate van zekerheid niet tot nihilstelling hoeven te leiden en beperkt het UWV zich bij een verklaring met redelijke mate van zekerheid tot een korting van 10%.

Procedure en termijnen 

De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt, vergezeld van een accountantsverklaring, ingediend binnen 38 weken na 6 oktober 2020. In het geval u kunt volstaan met een derdenverklaring, dan bedraagt de termijn 24 weken.

Welke werkzaamheden mag u verwachten van uw accountant? 

Ten aanzien van de werkzaamheden van de accountant wordt onderscheid gemaakt in de volgende onderdelen van de aanvraag tot vaststelling:

  • Gegevens over de netto-omzet van de referentieperiode, de netto-omzet van de meetperiode en de hierop gebaseerde omzetdaling. Indien sprake is van een groep, dienen alle onder de groep ressorterende aanvragen / loonheffingennummers deze gegevens op het niveau van de groep te bevatten, tenzij artikel 6a wordt toegepast.
  • De nettolonen die in de periode maart tot en met mei 2020 zijn betaald aan de werknemers.
  • Er is geen sprake van gefingeerde dienstverbanden in de periode maart tot en met mei 2020.
  • Indien sprake is van een vaststelling op grond van artikel 6a: het voldoen aan de voorwaarden van artikel 6a.
  • Andere informatie in de aanvraag tot vaststelling.

Netto-omzet

Netto-omzet wordt als volgt omschreven: netto-omzet zoals gedefinieerd in het Burgerlijk Wetboek gecorrigeerd voor de in de winst- en verliesrekening verantwoorde wijziging in onderhanden projecten en bepaald op basis van grondslagen en detailtoepassingen die consistent zijn met de grondslagen en detailtoepassingen zoals deze door u zijn gehanteerd in de laatste voor 1 maart 2020 vastgestelde jaarrekening. Hierbij is ook van belang om aan te geven dat onder netto-omzet baten, giften, overige ontvangsten en subsidies vallen. Ook de compensaties van andere regelingen dienen te worden meegerekend.

Wanneer u onderdeel uitmaakt van een groep, dan moet u voor het bepalen van de omzetdaling van de groep rekening houden met alle Nederlandse ondernemingen die onder de groep vallen. Ook eventuele buitenlandse ondernemingen met Nederlands SV-loon moeten bij het bepalen van de omzetdaling worden meegenomen. Dit is de zogenaamde omzetdaling van de ʽNOW-groep’. Elk groepsonderdeel moet dan in haar aanvraag hetzelfde percentage netto-omzetdaling en dezelfde meetperiode hanteren.

Hierbij wordt uitgegaan van de groep zoals deze op 1 maart 2020 bestond.

De accountant dient vast te stellen dat de omzet op het goede organisatorische niveau is berekend. Dit geldt ook voor de meetperiode. Daarnaast stelt de accountant vast dat de omzet voor de referentieperiode in overeenstemming met de regeling is berekend.

Loonsom

De loonsom wordt voor een groot deel getoetst door het UWV. De accountant richt zich op twee aspecten, te weten:

  • Vaststellen dat de nettolonen ook daadwerkelijk aan de werknemers zijn uitbetaald op de juiste bankrekeningnummers over de periode maart tot en met mei 2020.
  • Vaststellen dat geen sprake is van gefingeerde dienstverbanden in de periode maart tot en met mei 2020.

U bent onderdeel van een groep, maar vraagt op het niveau van de werkmaatschappij NOW aan

Naast de hierboven beschreven werkzaamheden, zal de accountant aanvullende werkzaamheden verrichten om vast te stellen of u voldaan heeft aan de aanvullende voorwaarden. Deze werkzaamheden betreffen:

  • Vaststellen dat de groep minder dan 20% omzetdaling heeft, maar de werkmaatschappij 20% of meer.
  • Vaststellen dat de omzet over de meetperiode in overeenstemming met de aanvullende voorwaarden is berekend, waaronder geen uitkering van dividend en bonus aan de raad van bestuur en directie en geen inkoop van eigen aandelen. De voorwaarde geldt voor zowel de aanvragende vennootschap als voor het groepshoofd of moedermaatschappij.

Welke voorbereiding verwacht uw accountant van u?

Ter voorbereiding van de controle tot vaststelling van de subsidie, kunt u een start maken met het verzamelen van onderbouwingen voor de netto-omzet van de referentieperiode, de netto-omzet van de meetperiode en de hierop gebaseerde omzetdaling, nettolonen die in de meetperiode zijn betaald aan de werknemers en de daarbij behorende uitbetaling aan de werknemers, indien sprake is van een vaststelling op grond van artikel 6a hoe u voldaan heeft aan de gestelde voorwaarden.

Mazars is bezig met het ontwikkelen van een volledige lijst met op te leveren stukken. Deze kunt u van uw Mazars contactpersoon verwachten zodra de NBA-standaarden voor de NOW- verklaring definitief zijn.

Uw werkelijke omzetdaling blijkt minder te zijn dan 20%

Wanneer uw omzetdaling minder is dan 20%, zal u uw voorschot moeten terugbetalen. U kunt dan een nihilstelling aanvragen, door in het aanvraagformulier uw omzetpercentage (<20%) in te voeren. Daarbij hoeft u geen accountantsverklaring te overleggen. Ook is het mogelijk om de aanvraag in te trekken en het subsidievoorschot terug te betalen.

(Bron: Mazars)

Schrijf uw UBO’s in vanaf 27 september

Sinds kort zijn vrijwel alle ondernemers verplicht om eigenaren en belanghebbenden in te schrijven in het UBO-register. Dit kan sinds zondag 27 september 2020.

Stand van zaken

Vorig jaar informeerden wij u over de – toen toekomstige – verplichting om uw UBO’s in te schrijven in het daarvoor bestemde register. Er lag destijds een wetsvoorstel op tafel, dat nog door de Eerste en Tweede Kamer moest. Inmiddels zijn we zo’n anderhalf jaar verder en dus geven wij u graag een overzicht van de huidige stand van zaken. Het wetsvoorstel is namelijk door de Kamers heen en dus kunt u als ondernemer in actie komen.

Hoe zat het ook alweer?

Om het geheugen even op te frissen: UBO staat voor Ultimate Beneficial Owner, oftewelde uiteindelijke belanghebbende. Dit is de natuurlijke persoon die meer dan 25 procent van de aandelen van een bv in bezit heeft, of de natuurlijke persoon die meer dan 25 procent direct of indirect eigendomsbelang heeft in een vof of maatschap.

Doel: transparant overzicht

De oprichting van het UBO-register vloeit voort uit Europese wetgeving, ter voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwaspraktijken en terrorismefinanciering. Het doel van het register is een transparant overzicht te creëren zodat duidelijk is wie aan het roer van de organisatie staat. Het beheer van het register ligt in Nederland bij de Kamer van Koophandel (KVK).

Inschrijven vanaf 27 september

En nu? Vanaf 27 september 2020 08.00 uur kunt u uw UBO(’s) inschrijven bij de KVK. Dit kan via de post, online of bij de notaris. Ondernemers die al in het Handelsregister geregistreerd staan hebben achttien (18) maanden om zich in te schrijven. U heeft dus tot 27 maart 2022 om aan de opgaveplicht te voldoen. Het inschrijven van een UBO is alleen toegestaan door een tekenbevoegde binnen de organisatie. Bij meerdere organisaties dient u per organisatie een UBO in te schrijven.

Starters opgelet: UBO inschrijven gebeurt direct bij registratie

Begint u net met ondernemen? Vanaf 27 september 2020 moet u bij registratie direct een UBO inschrijven, anders krijgt u geen KvK-nummer. U heeft dus niet tot 2022 om aan uw plicht te voldoen. Als startende ondernemer kunt u niet online uw UBO inschrijven. U doet dit tijdens het registratieproces aan de balie, of bij de notaris.

Deel gegevens openbaar

Wettelijk is bepaald dat iedereen de gegevens van de UBO kan inzien, door het aanvragen van een uittreksel van het UBO-register bij de KVK. Het gaat dan om de voor- en achternaam, de geboortemaand en het geboortejaar, de nationaliteit, het woonland en de aard en omvang van het belang. Een deel van de gegevens is niet openbaar. Deze kunnen uitsluitend worden ingezien door bevoegde instanties, zoals het Openbaar Ministerie, banken en accountantskantoren. Zij gebruiken deze gegevens om onderzoek te doen naar het gebruik van het financiële stelsel voor witwaspraktijken en terrorismefinanciering, de aanleiding voor dit nieuwe register.

(Bron: AcconAVM)

Langer tijd voor verzoek om verlenging ‘corona-uitstel’ én terugbetaling belastingschuld

Afgelopen week heeft staatssecretaris Vijlbrief laten weten dat ondernemers die wegens corona uitstel van betaling van belastingen hebben gekregen, langer de tijd krijgen om hun opgebouwde belastingschuld af te lossen. Zij krijgen nu 36 maanden de tijd om de belastingschuld terug te betalen en hoeven pas vanaf 1 juli 2021 terug te betalen. Die betalingsregeling eindigt dan dus uiterlijk op 30 juni 2024!

Ook tot 31 december 2020 verzoek om verlenging mogelijk

De Belastingdienst verwacht dat er een grote groep ondernemers is die wel meer dan drie maanden uitstel nodig heeft, maar nog niet heeft verzocht om verlenging. Deze ondernemers krijgen daarom langer de tijd om verlenging van het bijzonder uitstel van betaling. In plaats van tot 1 oktober dit jaar, krijgen ze tot 1 januari 2021 de tijd om verlenging van het uitstel aan te vragen.

Afbetaling volgens vast maandelijks bedrag

Ondernemers beginnen per 1 juli 2021 met het afbetalen van de belastingschuld die zij door de coronacrisis hebben opgebouwd met een vast bedrag per maand. Uiteraard is het ook mogelijk om eerder af te lossen als de ondernemer dit wil. De tijdelijke verlaging van invorderingsrente naar bijna nul procent blijft van kracht tot en met 31 december 2021. Zoals het er nu voor staat, gaat de invorderingsrente daarna weer naar het “normale” tarief van 4% terug. Dat betekent dat bij de betalingsregeling over de periode van 1 januari 2022 t/m 30 juni 2024 het hogere percentage voor de invorderingsrente zal gelden.

Veel ondernemers lossen al af

Sinds het begin van de noodmaatregelen hebben ruim 250.000 ondernemers uitstel van betaling aangevraagd. Zo’n 50.000 ondernemers hebben hun belastingschuld inmiddels volledig afbetaald. Op dit moment zijn er zo’n 200.000 ondernemers die nog gebruik maken van de regeling, voor een bedrag van ongeveer € 12 miljard. Ruim 130.000 ondernemers blijken genoeg gehad te hebben aan drie maanden uitstel. Bijna 40% van hen heeft de opgebouwde belastingschuld al helemaal terugbetaald.

(Bron: Flynth)_