NOW aangepast voor 2021

Naast de eerdere kabinetskeuze om de NOW regeling in het eerste kwartaal van 2021 niet af te bouwen ten opzichte van het vierde kwartaal van 2020 geldt dit nu ook voor het tweede kwartaal 2021. De maximale vergoedingspercentages van de NOW 3.2 en 3.3 ( onder voorbehoud) worden in de eerste twee kwartalen van 2021 verhoogd naar 85%  waarbij de omzetdrempels gelijk blijven aan 2020, te weten minimaal 20% omzetverlies ten opzichte van kalenderjaar 2019.

* De bepalingen in de NOW 3.3 (5e tranche) zijn nog onder voorbehoud. Het kabinet heeft aangegeven mee te willen “ademen” met de diverse regelingen wat in de praktijk kan inhouden dat criteria naar gelang de noodzaak aangepast kunnen worden.

13 januari 2021 – update NOW-regeling

De NOW (Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid) is met ingang van 1 oktober 2020 verlengd met 9 maanden, tot 1 juli 2021.

Voor elk tijdvak kan een werkgever besluiten om wel of geen aanvraag te doen. Ook als een werkgever geen aanspraak heeft gemaakt op de NOW 1 of 2, kan de werkgever gebruik maken van de NOW 3.

UWV hanteert voor de NOW 1, 2 en 3 in totaal 5 aanvraagperiodes

NOW 1: eerste aanvraagperiode (maart 2020 tot en met mei 2020), is de eerste tranche.

NOW 2: tweede aanvraagperiode (juni 2020 tot en met september 2020), is tweede tranche.

NOW 3 kent:

  • NOW 3.1  (oktober tot en met december 2020), is derde tranche.
  • NOW 3.2 (januari tot en met maart 2021), is de vierde tranche.
  • NOW 3.3  (april tot en met juni 2021), is de vijfde tranche.

Periodes dat NOW aangevraagd kunnen worden

  • NOW 3.1: Tussen 16 november 2020 en 13 december 2020 kan bij UWV een aanvraag worden ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten over de periode oktober 2020 tot en met 27 december 2020 (NOW3, eerste tijdvak) 
  • NOW 3.2: Voor de NOW 3, tweede tijdvak is de aanvraagperiode 15 februari 2021 tot en met 14 maart 2021.
  • NOW 3.3: Voor de NOW 3, derde tijdvak wordt gestreefd naar een aanvraagperiode tussen 17 mei 2021 en 13 juni 2021.

Tegemoetkoming NOW 3.1 (tijdvak 1: oktober 2020 tot en met december 2020)

Werkgevers die te maken hebben met tenminste 20% verwacht omzetverlies, kunnen bij UWV een tegemoetkoming voor deze 3 maanden aanvragen ter hoogte van maximaal 80% van de loonsom, gerelateerd aan het omzetverlies ten opzichte van de omzet in 2019 en de loonsom van juni 2020. Indien er geen loonsom juni 2020 aanwezig is dan wordt uitgegaan van de loonsom april 2020.

Tegemoetkoming NOW 3.2 ( tijdvak 2: januari 2021 tot en met maart 2021)

Werkgevers die te maken hebben met tenminste 20% verwacht omzetverlies, kunnen bij UWV een tegemoetkoming voor deze 3 maanden aanvragen ter hoogte van maximaal 85% van de loonsom, gerelateerd aan het omzetverlies ten opzichte van de omzet in 2019 en de loonsom van juni 2020. Indien er geen loonsom juni 2020 aanwezig is dan wordt uitgegaan van de loonsom april 2020.

Tegemoetkoming NOW 3.3 (tijdvak 3: april 2021 tot en met juni 2021)

Werkgevers die te maken hebben met tenminste 20% verwacht omzetverlies, kunnen bij UWV een tegemoetkoming voor deze 3 maanden aanvragen ter hoogte van maximaal 85% van de loonsom, gerelateerd aan het omzetverlies ten opzichte van de omzet in 2019 en de loonsom van juni 2020. Indien er geen loonsom juni 2020 aanwezig is dan wordt uitgegaan van de loonsom april 2020.

De bepalingen in de NOW 3.3 zijn nog onder voorbehoud. Het kabinet heeft aangegeven mee te willen “ademen” met de diverse regelingen wat in de praktijk kan inhouden dat criteria naar gelang de noodzaak aangepast kunnen worden.

(Bron: Alfa)

Hoe verwerk je subsidie in de jaarrekening?

Overheidssubsidies zoals de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) zijn een veelbesproken onderwerp in deze coronatijd. Hoe presenteer je de subsidie in de jaarrekening? Moet je dit verwerken als omzet of dien je dit in mindering te brengen op de kosten? Is er een keuzemogelijkheid of is de aard van de subsidie bepalend voor de verwerking? In dit artikel gaan we nader in op de exploitatiesubsidies. De andere subsidies komen de volgende keer aan bod.

Soorten subsidies

Hoe de subsidie in de jaarrekening wordt verwerkt is afhankelijk van het soort subsidie. Er zijn vier soorten overheidssubsidies: de exploitatiesubsidie, de financieringsfaciliteit, het ontwikkelingskrediet en de investeringssubsidie. Exploitatiesubsidies zijn:

  • subsidies voor bestedingen die in het jaar van besteding als kosten worden beschouwd
  • of subsidies voor bepaalde gederfde opbrengsten of voor exploitatietekorten in het algemeen

Exploitatiesubsidie

Exploitatiesubsidies dienen in de winst -en verliesrekening van het jaar te worden verwerkt. Er zijn twee mogelijkheden:

  • je brengt de ontvangen subsidies in mindering op de kosten
  • of je verwerkt de subsidie als omzet

De aard van de subsidie kan bepalend zijn voor welke manier je kiest. Uiteindelijk gaat het om het inzicht in de jaarrekening (artikel 2: 362 BW titel 9). Hieronder leggen we uit hoe de subsidie zou kunnen worden verwerkt door middel van een aantal voorbeelden.

Alle voorbeelden hieronder zijn van toepassing bij een BV (in ieder geval).

NOW-subsidie in de jaarrekening verwerken

De NOW-uitkering is een tegemoetkoming in de loonkosten. Vanuit dit oogpunt is het logisch om de uitkering in mindering te brengen op de loonkosten. Maar zijn er nog andere argumenten? Laten we even stilstaan bij het volgende voorbeeld.

Een horeca-ondernemer ontvangt in 2020 een NOW-voorschot van € 48.000 (afgerond). In 2020 bedragen de loonkosten € 280.000 exclusief NOW-voorschot. De NOW-uitkering kan op twee manieren worden verwerkt, in mindering op de kosten of als omzet. Bij de eerste manier worden de loonkosten voor € 232.000 in de winst -en verliesrekening gepresenteerd. Bij de tweede manier verwerk je de subsidie van € 48.000 als omzet en bedragen de loonkosten € 280.000. De tweede presentatiewijze maakt het eenvoudiger inzicht te krijgen in de brutobedragen van de tegemoetkoming en de loonkosten. Bovendien kan je de loonkosten van 2020 eenvoudiger vergelijken met 2019.

Subsidie van de gemeente

Er zijn ook subsidies voor gederfde opbrengsten of voor exploitatietekorten in het algemeen. Een voorbeeld is dat bedrijven subsidie van de gemeente krijgen voor het organiseren van activiteiten die een bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij. Het onderstaande voorbeeld maakt dit duidelijk.

Een bedrijf heeft als doel om de samenleving van de inwoners in een gemeente te bevorderen door sportieve activiteiten te organiseren. Hiervoor ontvangt het bedrijf € 3.300 subsidie in 2020. De inschrijfkosten bedragen € 1 per aanmelding. In totaal hebben 200 inwoners zich aangemeld. De exploitatiekosten bedragen € 3.300.

Methode 1: verwerken als omzet

Totale omzet                                                  € 3.500 (€ 200 + € 3.300)
Totale exploitatiekosten                         € 3.300 -/-

Resultaat                                                         € 200

Methode 2: in mindering op de kosten

Totale omzet                                                  € 200
Totale kosten                                                 € 0         -/-

Resultaat                                                         € 200

Door methode 2 toe te passen lijkt het alsof er geen kosten zijn gemaakt, terwijl er wel degelijk kosten zijn gemaakt. In dit geval ligt het voor de hand om de subsidie als omzet te verwerken in de winst -en verliesrekening.

(Bron: Alfa)

Vanaf 15 maart subsidie op je elektrische bestelauto

Ga je als ondernemer een nieuwe volledig emissieloze bestelauto kopen of financial leasen? Dan kom je in aanmerking voor de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). Deze nieuwe subsidie opent op 15 maart 2021 en loopt tot 31 maart 2025. Het subsidiebedrag bedraagt maximaal €5.000 per bedrijfsauto.

Voorwaarden

De bedrijfsauto is volledig emissieloos. Dat kan een elektrische auto zijn, maar ook bijvoorbeeld een auto op waterstof met elektromotor. Het gaat om voertuigen in categorie N1 (lichte bedrijfsauto’s tot 3.500 kg) en N2 (zware bedrijfsauto’s van 3.500 kg tot 4.250 kg). Op het moment dat de subsidieaanvraag wordt ingediend, mag de koop- of financial leaseovereenkomst nog niet definitief zijn. Ook mag op dat moment de auto nog niet aan je geleverd zijn of al op je naam staan. Als de subsidie is aangevraagd, mag je tot koop overgaan. De auto moet vervolgens minimaal 3 jaar onafgebroken op je naam staan als subsidieontvanger.

N1-voertuigen

Voor voertuigen in de N1-klasse moet de netto catalogusprijs hoger zijn dan €20.000. Je subsidie bedraagt 10% van de catalogusprijs, tot een maximum van €5.000 per bedrijfsauto. Voor N1-auto’s met een typegoedkeuring voor lichte voertuigen geldt een actieradius van minimaal 100 km. Voor overige (zware) voertuigen in de N1-klasse geldt geen minimale actieradius.

N2-voertuigen

In voertuigcategorie N2 bedraagt de subsidie 10% van de verkoopprijs zonder btw, met een maximum van €5.000 per bedrijfsauto. De verkoopprijs exclusief btw moet minimaal €20.000 bedragen. Voor deze categorie geldt geen minimale actieradius waaraan de auto moet voldoen.

Subsidie aanvragen

Wil je door de aanschaf van een emissieloze bedrijfsauto je steentje bijdragen aan duurzaamheid, dan is deze subsidie een mooie bijkomstigheid. En naast deze contante subsidie is er ook nog milieu-investeringsaftrek (MIA) en in sommige gevallen vrije afschrijving (Vamil) mogelijk. Een aanvraag moet worden gedaan via RvO.nl met eHerkenning niveau 2+ of een hoger niveau met de juiste machtiging..

(Bron: Alfa)

Compensatieregeling kosten eHerkenning

Op de portalen van de Belastingdienst en de Douane worden vertrouwelijke gegevens verwerkt. Het is daarom belangrijk dat ondernemers veilig kunnen inloggen op deze portalen. De lidstaten van de EU hebben samen de eIDAS-verordening gemaakt. Hierin staan de eisen voor de betrouwbaarheidsniveaus van inlogmiddelen. De portalen van de Belastingdienst en de Douane moeten worden beveiligd met betrouwbaardere inlogmiddelen, zoals eHerkenning. eHerkenning is vergelijkbaar met DigiD, maar dan voor bedrijven. De Belastingdienst eist eHerkenning met niveau 3 om in te loggen op Mijn Belastingdienst Zakelijk. Het oude ondernemersportaal van de Belastingdienst kan thans nog worden gebruikt voor het indienen van btw-aangiften, maar dit gaat op termijn worden stopgezet.

Om ondernemers tegemoet te komen, komt er een compensatieregeling. Alle organisaties die eHerkenning alléén nodig hebben voor het doen van hun belastingaangiften kunnen gebruikmaken van de regeling. Dit geldt niet voor eenmanszaken. Zij kunnen aangifte doen met DigiD.

Compensatie kosten eHerkenning

De regeling compenseert één eHerkenningsmiddel per organisatie per jaar. De machtiging aan een intermediair wordt niet gecompenseerd. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) betaalt de vergoeding van € 24,20 inclusief btw rechtstreeks uit aan de ondernemer die kosten heeft gemaakt voor de aanschaf van het Belastingdienst eH3-inlogmiddel. Het bedrag van de vergoeding is gebaseerd op de laagste prijs in de markt. De vergoeding kan online worden aangevraagd via de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Compensatie kosten intermediair of software als geen eHerkenning mogelijk is

eHerkenning kan thans alleen worden aangevraagd door organisaties die in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel zijn ingeschreven. Niet alle belastingplichtigen kunnen zich echter in het Handelsregister inschrijven. Zij kunnen op dit moment dus ook nog geen eHErkenning aanvragen. Wordt er thans loonaangifte of aangifte vennootschapsbelasting gedaan via het oude portaal voor ondernemers van de Belastingdienst en is er geen inschrijving bij KvK waardoor geen eHerkenning kan worden aangevraagd? Dan dient u voorlopig aangifte te doen via een softwarepakket of met behulp van een intermediair. Ook dan is er recht op compensatie van maximaal € 450 inclusief btw per kalanderjaar via Aanvraag Vergoeding kosten aanschaf aangiftesoftware of inhuur intermediair.

Meer algemene informatie is terug te vinden op eHerkenning aanvragen.

(Bron: Van Oers)

Nieuwe btw-regels voor webshops

Verkoopt u vanuit Nederland goederen aan consumenten (hieronder vallen ook zakelijke afnemers zonder btw-nummer) in andere EU-landen? Dan heeft u vanaf 1 juli 2021 mogelijk te maken met gewijzigde btw-regels. Dit kan een grote impact hebben op de bedrijfs- en aangifteprocessen binnen uw organisatie.

Geen drempelbedragen meer

Vanaf 1 juli 2021 zal namelijk niet langer gebruik worden gemaakt van drempelbedragen. Hierdoor zijn de buitenlandse btw-regels eerder op u van toepassing. Wanneer u een omzet heeft van meer dan € 10.000 aan goederenverkopen en digitale dienstverlening aan consumenten in andere EU-landen, zijn deze verkopen voor de btw belast in het land van de consument. Dit betekent dat u zich in principe in deze landen moet registreren voor de betaling van lokale btw. Om dit te vereenvoudigen, kan vanaf 1 juli 2021 gebruik worden gemaakt van een OSS-aangifte. In deze speciale aangifte kunnen alle EU-verkopen in één keer worden aangegeven. De Nederlandse Belastingdienst zal dit vervolgens verdelen over de betreffende EU-landen.

Speciale invoerregeling

Wanneer de goederen eerst van buiten de EU zijn ingevoerd en vervolgens worden geleverd aan consumenten in andere EU-landen, dan kunt u gebruik maken van een speciale invoerregeling. Hierdoor is de invoer van leveringen in de EU met een waarde van maximaal € 150 niet btw-belast. Vervolgens kunt u de lokale btw van het land van uw consument, middels één IOSS-aangifte aangeven en betalen.

Voor de (I)OSS-aangifte is het wenselijk om voor 1 juli geregistreerd te zijn. Hiervoor moet u in het bezit zijn van e-herkenning. Registratie voor de (I)OSS-aangifte is een keuze. Hieraan zijn verschillende voor- en nadelen verbonden. Het kan in sommige gevallen gunstig zijn om hiervan geen gebruik te maken. Daarnaast biedt de nieuwe regelgeving ook mogelijkheden voor uw organisatie.

(Bron: Flynth)

Restricties NOW: belangrijkste aandachtspunten

De belangrijkste subsidieregeling uit het steunpakket van de overheid ter bestrijding van de coronacrisis is de NOW. Daarmee is naar schatting aan voorschotbedragen tot nu toe al zo’n € 15 miljard gemoeid. Met de NOW kunnen werkgevers subsidie krijgen in de vorm van een tegemoetkoming voor de loonkosten van hun werknemers.

De NOW is echter niet vrijblijvend. Bij een beroep op de NOW geldt in bepaalde situaties bijvoorbeeld een restrictie tot het uitkeren van dividend of winst aan aandeelhouders en derden, bonussen of winstdelingen aan bestuur en directie en de inkoop van eigen aandelen. Deze restricties kunnen zelfs gelden voor het gehele (internationale) concern waarvan de werkgever deel uitmaakt. In dit artikel worden de belangrijkste aandachtspunten toegelicht.

Wanneer gelden er restricties?

Niet in alle situaties hebben werkgevers die een beroep doen op de NOW te maken met restricties. Ook moet onderscheid worden gemaakt tussen de restricties onder de NOW-1 en de restricties vanaf de NOW-2.

NOW-1
Onder de NOW-1 gelden er alleen restricties als er een beroep wordt gedaan op de concernuitzondering. Dit houdt in dat de werkgever onderdeel is van een concern, maar er op concernniveau geen sprake is van een omzetdaling van ten minste 20%. De werkgever mag de omzetdaling dan onder bepaalde voorwaarden op het niveau van een zelfstandige werkmaatschappij of een groepsdeel berekenen. Eén van die voorwaarden is dat het gehele (internationale) concern zich aan de restricties moet houden.

NOW-2 en NOW-3
Onder de NOW-2 en NOW-3 zijn de restricties bij een beroep op de concernuitzondering hetzelfde. Daar zijn echter restricties bij gekomen wanneer de hoofdregel wordt toegepast: het berekenen van de omzetdaling op concernniveau of – als er geen concern is – op het niveau van de werkgever. Er gelden in dat geval alleen restricties wanneer er sprake is van een voorschot van € 100.000,- of meer of een definitieve subsidie van € 125.000,- of meer. Deze bedragen gelden per tranche van de NOW en per concern. Als aan één van de drempelbedragen wordt voldaan, dan moet de werkgever of rechtspersoon die NOW-subsidie ontvangt zich aan de restricties houden.

Voor welke periode gelden de restricties?

Bij een beroep op de NOW-1, NOW-2 en/of het eerste tijdvak van de NOW-3 (in de regelingen de eerste, tweede en derde tranche genaamd) gelden de restricties in beginsel voor het jaar 2020. Als een beroep wordt gedaan op het tweede of derde tijdvak van de NOW-3 (in de regelingen de vierde en vijfde tranche genaamd), dan gelden de restricties in beginsel voor het jaar 2021.

Vanaf de NOW-2 geldt echter nog het volgende: als er sprake is van een boekjaar dat afwijkt van het kalenderjaar, dan gelden de restricties voor het boekjaar of de boekjaren waarin de subsidieperiode valt. Ter illustratie: de subsidieperiode van de NOW-2 betreft de maanden juni, juli, augustus en september 2020. Als een werkgever wordt geconfronteerd met restricties op basis van de NOW-2 en er is sprake van een afwijkend boekjaar dat loopt van 1 augustus t/m 31 juli, dan gelden de restricties voor twee boekjaren (van 1 augustus 2019 t/m 31 juli 2021).

Hoe ver reiken de restricties?

Als de hoofdregel wordt toegepast, dan gelden de restricties voor de werkgever of rechtspersoon die NOW-subsidie ontvangt. Bij toepassing van de concernuitzondering moet het gehele (internationale) concern zich aan de restricties houden. Dit betekent dat alle concernonderdelen geen dividend of winst mogen uitkeren aan aandeelhouders en derden en geen eigen aandelen mogen inkopen. De bonusrestrictie is bij een beroep op de concernuitzondering echter beperkt tot bonussen aan bestuur of directie van het concernonderdeel dat NOW-subsidie ontvangt en bestuur of directie van het groepshoofd of de moedermaatschappij. Met andere woorden: concernonderdelen die zelf geen NOW-subsidie ontvangen en geen groepshoofd of moedermaatschappij zijn mogen nog steeds een bonus uitkeren aan eigen bestuur en directie.

(Bron: BDO0

Loonheffingen: consumpties en maaltijden op de thuiswerkplek

Krijgen uw werknemers ook borrelboxen toegestuurd? Of verzorgt u de broodjes bij een online vergadering? Of voor de verandering eens een pizza? De fiscale behandeling van consumpties en maaltijden op de reguliere werkplek (binnen kantoor) verschilt van die van de thuiswerkplek. In dit artikel informeren we u hierover.

Belast loon

In beginsel vormen alle consumpties en maaltijden die de werkgever aan de werknemer vergoedt of verstrekt belast loon, in geld of in natura, ongeacht waar de werknemer die nuttigt (op kantoor of thuis). Onder voorwaarden kunnen consumpties en maaltijden echter onbelast worden vergoed of verstrekt. Behalve de locatie is hierbij ook de gelegenheid van belang. Worden de consumpties genuttigd tijdens een zakelijke bijeenkomst of een niet-zakelijke bijeenkomst?

Zakelijke bijeenkomsten

De maaltijden die worden genuttigd tijdens een zakelijke bijeenkomst kunnen onder voorwaarden worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel om daar vervolgens een gerichte vrijstelling op toe te passen. Hierdoor kan de werknemer op de thuiswerplek soms toch van een onbelaste lunchmaaltijd genieten, bijvoorbeeld tijdens een online overleg of andere zakelijke bespreking. Dit geldt ook als de werknemer een bon ontvangt om bijvoorbeeld een pizza naar keuze te bestellen om tijdens een online bijeenkomst te nuttigen. Van belang is hierbij dat u kunt onderbouwen dat de (vergoeding van de) maaltijd een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft, bijvoorbeeld door agendapunten van de bijeenkomst vast te leggen.

Er bestaat een onderscheid tussen de maaltijd (zoals bovenstaand beschreven) en de situatie waarin u uw werknemers consumpties vergoedt of verstrekt om deze tijdens een (online) zakelijke bijeenkomst op de thuiswerkplek te kunnen nuttigen. In deze situatie kan geen gerichte vrijstelling worden toegepast. U kunt er echter wel voor kiezen om het voordeel aan te wijzen als eindheffingsbestanddeel en aan de vrije ruimte toe te rekenen.

Niet-zakelijke bijeenkomsten

De hiervoor genoemde situatie moet u onderscheiden van de (vergoeding van) maaltijden en consumpties tijdens niet-zakelijke (online) bijeenkomsten. Voor maaltijden tijdens een niet-zakelijke bijeenkomst op de ‘reguliere werkplek’ (binnen/bij het bedrijfspand) met een waarde van meer dan € 3,35 wordt het voordeel voor de werknemer vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 3,35 per maaltijd. Denk hierbij aan maaltijden verstrekt tijdens het eindejaarsfeest georganiseerd op kantoor. De thuiswerkplek is hiervan uitgesloten. Vergoedt of verstrekt u daarom uw werknemers maaltijden die worden genuttigd op de thuiswerkplek en tijdens een niet-zakelijke online bijeenkomst, dan moet u in beginsel de volledige vergoeding of de factuurwaarde (inclusief btw als belastbaar loon bij de werknemer in aanmerking nemen. Dit kán bijvoorbeeld van toepassing zijn als u een online nieuwjaarsbijeenkomst heeft georganiseerd of een online jubileumfeest. U kunt er in dat geval ook voor kiezen om het voordeel aan te wijzen als eindheffingsbestanddeel en aan de vrije ruimte toe te rekenen.

Voor consumpties tijdens een niet-zakelijke bijeenkomst op de ‘reguliere werkplek’ (binnen/bij het bedrijfspand) geldt een nihilwaardering. De waarde van het voordeel dat aan de werknemer toekomt, wordt dan gesteld op nihil. Deze nihilwaardering geldt echter niet voor de vergoeding of verstrekking van consumpties op de thuiswerkplek. U kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan de vrijdagmiddagborrelbox die de werknemers thuisbezorgd krijgen om gedurende een online vrijdagmiddagborrel te nuttigen. In dit geval moet u in beginsel de volledige factuurwaarde (inclusief btw) als belastbaar loon bij de werknemer in aanmerking nemen. U kunt er in dat geval ook voor kiezen om het voordeel aan te wijzen als eindheffingsbestanddeel en aan de vrije ruimte toe te rekenen.

Wat betekent dit voor uw organisatie?

Als u consumpties en/of maaltijden aan uw werknemers vergoedt of bij uw werknemers laat bezorgen, zijn de gevolgen voor de loonheffingen in veel gevallen anders ten opzichte van consumpties en maaltijden die op de ‘reguliere werkplek’ (in/bij het bedrijfspand) worden genoten. De wetgeving behandelt de thuiswerkplek op dat punt niet hetzelfde. Dit kan deels of geheel worden voorkomen door optimaal gebruik te maken van de werkkostenregeling.

Bij het organiseren van (online) bijeenkomsten komen echter nog meer loonheffingenvragen op. Hoe moet bijvoorbeeld worden omgegaan bij de verzend- en bezorgkosten van de borrelboxen of pizzabonnen? En heeft u nog loonheffingenverplichtingen als u tijdens een (online) bijeenkomst een DJ inhuurt?

(Bron: BDO)

BIK: korting op investeringen in nieuwe bedrijfsmiddelen

Het kabinet stimuleert bedrijven om investeringen te doen met een nieuwe investeringskorting, de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK). Deze tijdelijke regeling zorgt ervoor dat bedrijven ook in deze roerige tijden blijven investeren in bijvoorbeeld nieuwe machines.  

De start van de aanvraagperiode is gepland vanaf 1 september 2021. Aanvragen kan maximaal 4 keer per jaar (1 x per kwartaal).

Na eerdere goedkeuring door de Tweede Kamer heeft ook de Eerste Kamer op 15 december 2020 goedkeuring verleend aan het Belastingplan 2021, waarin de BIK was opgenomen. Een volgende stap is groen licht van de Europese Commissie. Bij definitieve duidelijkheid over de vormgeving van de regeling gaat de RVO de BIK uitvoeren in samenwerking met de Belastingdienst.

Voor wie?

De BIK is bestemd voor bedrijven die vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting verschuldigd zijn en loonheffing voor personeel afdragen. Bedrijven moeten een BIK-verklaring aanvragen bij RVO. Zij kunnen de daarin opgenomen investeringskorting in de loonaangifte toepassen op de af te dragen loonheffing. De regeling is zo vormgegeven dat ook het mkb er gebruik van kan maken. Er is een staffel ingebouwd zodat kleinere investeringen een grotere tegemoetkoming krijgen dan grotere investeringen.

Budget

Het kabinet heeft voor de BIK een budget beschikbaar gesteld van in totaal € 4 miljard, voor de jaren 2021 en 2022. Eind 2021 wordt ingeschat in hoeverre het budget van € 2 miljard voor 2021 zal zijn benut.
Het gaat om investeringen in nieuwe bedrijfsmiddelen van meer dan € 1.500. Het totale bedrag aan investeringen bedraagt minimaal € 20.000 per aanvraag. Voor investeringen tot en met € 5 miljoen krijgt de onderneming per kalenderjaar een korting van 3,9% van het investeringsbedrag. Voor grotere investeringen is de korting 1,8% voor het deel boven de € 5 miljoen. Afhankelijk van het nog beschikbare budget kunnen de percentages per 2022 hoger of lager uitvallen.
Als de Europese Commissie goedkeuring geeft om als ‘fiscale eenheid’ gebruik te maken van de BIK, is dit met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021. Mocht deze goedkeuring om gebruik te maken van dit specifieke onderdeel niet komen, dan worden de percentages van de BIK met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 verhoogd. Bij grote investeringen in een jaar bedraagt de korting tot € 5 miljoen in dat geval 5%, daarboven 2,08%. Meer informatie vindt u in de Kamerbrief BIK in relatie tot investeringen in het buitenland.

Voorwaarden

De regeling geldt voor investeringen in 2021 of 2022. Om van de regeling te kunnen profiteren moet een bedrijf de investeringsbeslissing hebben genomen op of na 1 oktober 2020. De volledige betaling moet plaatsvinden in 2021 of 2022, daarnaast moet er sprake zijn van een nieuw bedrijfsmiddel dat binnen 6 maanden in gebruik wordt genomen. Zodra de regeling definitief vorm heeft gekregen leest u alle voorwaarden op onze website.

Combineren met andere steunregelingen

Bedrijven kunnen de BIK combineren met andere steunregelingen zoals de Energie Investeringsaftrek (EIA) of de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil). Dit maakt groene investeringen nog aantrekkelijker. Voor kleinere investeringen door het mkb kunnen de Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) en de BIK samengaan.

(Bron: RVO)

Geldsteekproef kan geschikt bewijs zijn

Hof Den Bosch oordeelt dat de Belastingdienst de juistheid van uitgaven van een vennootschap mag controleren met toepassing van een geldsteekproef. Maar de belastingplichtige behoudt wel de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren.

Hoofdregels bewijslastverdeling

Binnen fiscale beroepsprocedures is de hoofdregel beknopt samen te vatten als: wie stelt, bewijst. Wie dus een stelling inneemt die de wederpartij bestrijdt, zal deze stelling moeten bewijzen. Als de wederpartij de stelling niet betwist, gaat de belastingrechter ervan uit dat deze stelling juist is. Vaak volstaat overigens het aannemelijk maken van een stelling. Hierbij is het de taak van de Belastingdienst om de aanwezigheid en hoogte van de heffingsgrondslag aannemelijk te maken. Als de belastingplichtige aanvoert dat er reden is om de heffingsgrondslag te verminderen, zal hij dat aannemelijk moeten maken. Heeft een van de partijen de schijn tegen zich? Dan is daaraan een vermoeden te ontlenen die nadelig is voor die partij. Dit vermoeden is in principe wel vatbaar voor het leveren van tegenbewijs. Bovendien moet de bewijslastverdeling wel een redelijk blijven.

Vrije bewijsleer

In beginsel geldt de zogeheten vrije bewijsleer. Dat betekent dat belastingplichtigen zelf kunnen kiezen op welke manier zij hun standpunten aannemelijk willen maken. Maar de fiscus doet over sommige bewijsvormen minder moeilijk dan andere. Zo is een kloppende rittenregistratie een standaardmiddel om aannemelijk te maken dat men minder dan 500 privékilometer met de auto van de zaak rijdt. Zie ook: ‘Rittenregistratie werkt beter dan overzicht autokosten’. Maar de wet zelf stelt dat andere bewijsmiddelen ook zijn toegestaan.

Geldsteekproef

De Belastingdienst maakt soms gebruik van de zogeheten guldensteekproef of geldsteekproef. In dat geval controleert de fiscus een deel van de administratie van een belastingplichtige. Daarbij vindt een extrapolatie plaats van eventueel gevonden fouten. Onder de toepassing van de geldsteekproef kunnen kleine fouten soms grote gevolgen hebben. Het gebruik van de geldsteekproef kan dan ook aanleiding geven tot het voeren van beroepsprocedures.

Steekproef in beginsel toegestaan

Zo had de Belastingdienst de juistheid van de uitgaven van een holding gecontroleerd met behulp van de geldsteekproef. Naar aanleiding van deze proef paste de inspecteur correcties toe op de fiscale winst. De holding vond dat de fiscus de uitkomsten van de evaluatie van de geldsteekproef niet had mogen gebruiken als onderbouwing van de fiscale correcties. Hof Den Bosch oordeelt dat de fiscus via steekproeven administraties van belastingplichtigen mag controleren. Men moet de steekproef wel uitvoeren op een statistisch-wetenschappelijk verantwoorde en controleerbare wijze. Bovendien levert zo’n steekproef hooguit een bewijsvermoeden op. De belastingplichtige blijft de mogelijkheid houden om dit vermoeden te ontkrachten. Bijvoorbeeld door aannemelijk te maken dat de steekproef is gebaseerd op verkeerde uitgangspunten.

Vereisten gebruik geldsteekproef

Het hof meent dat een geldsteekproef aan bepaalde eisen moet voldoen om statistisch-wetenschappelijk verantwoord te zijn. Zo moet de onderzochte groep homogeen zijn. Dat betekent dat samenhang moet bestaan tussen de elementen van de groep. Bovendien moet de keuze van de onderzochte groep aan de hand van objectieve maatstaven plaatsvinden. In deze zaak zijn euro’s de elementen van de onderzochte groep. De groep bestaat uit alle uitgaven van de holding. Volgens het hof voldoet de geldsteekproef hier aan de eisen. En de holding maakt het tegendeel niet aannemelijk.

Omkering bewijslast

In bepaalde gevallen vindt een omkering en verzwaring van de bewijslast plaats. Meestal gaat het dan om gevallen waarin de belastingplichtige niet heeft voldaan aan een verplichting. Omkering van de bewijslast houdt in dat een partij de bewijslast krijgt toebedeeld die normaal gesproken bij de wederpartij ligt. Verzwaring van de bewijslast betekent dat men moet laten blijken dat een bewering juist is. Alleen maar aannemelijk maken is niet voldoende. De omkering van de bewijslast geldt niet voor zover een beroepschrift is gericht tegen een vergrijpboete.

Voorbeelden omkering bewijslast

Ten slotte een aantal voorbeelden waarin sprake is van een omkering van de bewijslast:

  • De belastingplichtige dient de vereiste aangifte niet in. In dat geval kan de Belastingdienst een ambtshalve aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag opleggen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat deze aanslag juist is. Het is dan aan de belastingplichtige om te doen blijken dat de aanslag te hoog is vastgesteld. Overigens ontslaat het achterwege blijven van een aangifte de inspecteur niet van zijn verplichting om een redelijke schatting te maken.
  • Een informatiebeschikking is onherroepelijk geworden.
  • Een huidig bestuurder van een lichaam dat zijn belastingschulden niet kan betalen, heeft geen (tijdige) melding van betalingsonmacht ingediend. In deze situatie wordt het onbetaald blijven van de belastingschulden geacht te wijten te zijn aan het onbehoorlijk bestuur van de bestuurder. De bestuurder mag alleen tegenbewijs leveren als hij aannemelijk maakt dat hij geen schuld heeft aan het meldingsverzuim.

(Bron: Taxence)

Reiskostenvergoedingen per 1 april op de schop

Door het thuiswerkadvies van het kabinet is het woon- werkverkeer van menig werknemer veranderd. Waar dit tot op heden nog geen invloed had op de reiskostenvergoedingen voor werknemers, gaan deze nu per 1 april op de schop. In dit artikel leest u hoe u hier het beste mee om kunt gaan.

Tot en met maart 2021 is het toegestaan om de onbelaste reiskostenvergoeding die gebaseerd is op het reisgedrag voor corona, door te betalen. Ook al werkte de werknemer (deels) thuis door de Coronamaatregelen. Vanaf 1 april komt daar vooralsnog een einde aan en mogen reiskosten over een thuiswerkdag niet meer worden vergoed. 

Wat moet u voor 1 april doen 
Per werknemer moet u opnieuw vaststellen wat het reisgedrag van uw werknemer is en dient u daarop de reiskostenvergoeding aan te passen. 

Declaratie of nacalculatie? 
De vaste reiskostenvergoeding mag vanaf 1 april 2021 alleen nog maar onbelast worden verstrekt wanneer een werknemer minimaal 36 weken of 128 dagen per jaar naar een vaste werkplek reist. Is dit niet het geval, dan dient u de reiskosten te vergoeden op basis van declaratie of nacalculatie. 

Bij een nacalculatie geeft u een vaste reiskostenvergoeding per maand en rekent u op basis van een nacalculatie tegen het einde van het jaar af op basis van de werkelijk gereden kilometers. 

Bij declaratie ontvangt de werknemer een vaste reiskostenvergoeding per reisdag. Het aantal reisdagen dient door de werknemer per maand aan de werkgever te worden doorgegeven. 

Het is belangrijk om met uw werknemers hierover in gesprek te gaan en de situatie uit te leggen. Het reisgedrag van uw gehele personeelsbestand moet u in kaart gaan brengen en daarbij dient u rekening te houden met het aantal werknemers die tegelijkertijd verantwoord in het pand aanwezig kunnen zijn.  

(Bron: HLB)