Vaste onbelaste reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer tot 1 juli 2021 mogelijk

U kunt met uw werknemers een vaste onbelaste vergoeding afspreken, bijvoorbeeld voor het woon-werktraject. Voor veel werknemers hebben de maatregelen rondom de coronacrisis wat betreft de kosten van vervoer tot een verandering van hun reispatroon geleid. Het kabinet wil voorkomen dat die verandering meebrengt dat u de vaste reiskostenvergoeding moet aanpassen of geheel of gedeeltelijk tot het loon moet rekenen.  

Het kabinet heeft daarom geregeld dat de werkgever die een vaste reiskostenvergoeding aanbiedt daar nu in deze thuiswerktijden geen fiscale gevolgen aan hoeft te verbinden. U mag dan voor deze periode blijven uitgaan van het reispatroon waar de vergoeding al op gebaseerd was. Inmiddels is de einddatum voor deze tegemoetkoming weer verschoven. Dit keer naar 1 juli 2021.  

LET OP 

Deze goedkeuring ziet alleen op vaste reiskostenvergoedingen waarop de werknemer uiterlijk op 12 maart 2020 een onvoorwaardelijk recht had. Het geldt dus bijvoorbeeld niet voor vaste reiskostenvergoedingen die betaald worden aan werknemers die pas na 12 maart 2020 in dienst zijn getreden. De Belastingdienst heeft een aantal voorbeelden op zijn site opgenomen. Ook als we weer geheel zouden terugvallen op de bestaande regelgeving, is een gerichte vrijgestelde vaste reiskostenvergoeding in meer situaties mogelijk dan vaak wordt verondersteld. Dat hangt vooral af van de mate van thuiswerk en de gekozen fiscale optie.

Puur fiscaal 

Het besluit geeft de mogelijkheid om een vaste reiskostenvergoeding woon-werkverkeer onbelast te kunnen blijven geven. Maar het kan u juist de noodzakelijke financiële ruimte geven als u die reiskostenvergoeding niet meer betaalt. Daarbij moet zeker ook in aanmerking genomen worden dat u voor die onbelaste reiskostenvergoeding geen tegemoetkoming krijgt via de NOW. Wat arbeidsrechtelijk wel of niet mogelijk is in de verhouding tussen de u en uw werknemer hangt natuurlijk af van wat u met elkaar heeft afgesproken. Wilt u de reiskostenvergoeding stopzetten, dan zult u dus de arbeidsovereenkomst moeten raadplegen en eventueel het arbeidsvoorwaardenreglement en/of de van toepassing zijnde CAO. Bespreek de arbeidsrechtelijke (on)mogelijkheden met uw Flynth-adviseur. 

Overige steunmaatregelen in de sfeer van de loonheffingen 

Voor 2020 is ook een viertal andere tegemoetkomingen getroffen in de sfeer van de loonheffingen. Voor drie daarvan geldt dat deze ook nog (deels) worden verlengd in 2021. 

  • In 2020 gold een tijdelijke administratieve lastenverlichting in de sfeer van de loonheffingen. Deze is verlengd tot 1 juli 2021. 
  • Ook in 2021 geldt een goedkeuring voor de verlaging van het salaris van de dga onder de gebruikelijkloonregeling. Deze wijkt overigens wel af van die van 2020.
  • Net als in 2020 wordt ook in 2021 de vrije ruimte in de werkkostenregeling over de eerste € 400.000 verhoogd van 1,7% naar 3%. Voor zover de totale loonsom meer bedraagt dan € 400.000 geldt voor 2021 een vrije ruimte van 1,18%, in plaats van 1,2% in 2020. 
    Deze (verruiming van de) vrije ruimte kunt u ook benutten om thuiswerkkosten onbelast te vergoeden. Het kabinet onderzoekt de mogelijkheid van een structurele uitbreiding van onbelaste thuiswerkvergoedingen. Daarbij zal ook worden gekeken naar de huidige regelingen voor reiskostenvergoedingen. Naar verwachting zal de aanvullende regeling niet voor het einde van 2021 kunnen worden ingevoerd.
  • Buiten de vaste reiskosten mochten in 2020 (onder dezelfde voorwaarden) ook andere vaste vergoedingen ongewijzigd worden voortgezet. Die tegemoetkoming is (vooralsnog) niet verlengd in 2021.  

Naast deze in het Besluit noodmaatregelen coronacrisis opgenomen tegemoetkomingen is in het Belastingplan 2021 de zogenaamde BIK (Baangerelateerde Investeringskorting)  opgenomen. Werkgevers kunnen (onder voorwaarden) een afdrachtvermindering op de loonbelasting en premie volksverzekeringen krijgen voor investeringsverplichtingen die zij aangaan op of na 1 oktober 2020 die volledig worden betaald in 2021 of 2022. Dat geldt dus heel expliciet niet voor investeringsverplichtingen die al volledig in 2020 zijn betaald. 

(Bron:Flynth)