Vorming HIR verhinderde navordering wegens winstuitdeling

BV X verkocht op 3 maart 2011 een winkelcomplex voor € 8.730.702 aan haar twee aandeelhouders. In 2012 stelde de inspecteur een onderzoek in naar de zakelijkheid van de verkoop en de waarde van het winkelcomplex in het economische verkeer. Een taxateur van de Belastingdienst schatte de waarde per 3 maart 2011 op € 18.180.000. BV X ontving een navorderingsaanslag Vpb 2011, waarbij een bedrag van € 9.730.000 (verschil koopsom excl. rentevergoeding en waarde economisch verkeer van de onroerende zaken) alsnog als winst was aangemerkt. BV X ging beroep. Rechtbank Noord-Holland besliste dat de aandeelhouders van BV X door de overdracht van het winkelcomplex een voordeel hadden genoten en dat BV X en haar aandeelhouders zich daarvan redelijkerwijs bewust moesten zijn geweest. Het voordeel van € 9.730.000 moest worden aangemerkt als een winstuitdeling. De Rechtbank was het echter met BV X eens dat zij voor dat bedrag een herinvesteringsreserve (HIR) mocht vormen. Uit de aard van de onderneming van BV X, een actief vastgoedbedrijf dat belegde in beleggingspanden die voor haar bedrijfsmiddelen vormden, volgde dat een herinvesteringsvoornemen veelal aanwezig kon worden geacht, en de aankopen van vastgoed in 2011 en 2012 bevestigden dat. Het feit dat de boekwinst van € 9.730.000 het gevolg was van een uitdelingscorrectie, verhinderde het vormen van een HIR niet. De Rechtbank verwees hiervoor naar een arrest van de Hoge Raad van 16 september 2016. Dotatie aan een HIR voor de boekwinst van € 9.730.000 was volgens de Rechtbank dan ook toegestaan. De Rechtbank verklaarde het beroep van BV X gegrond en vernietigde de navorderingsaanslag Vpb 2011.

(Bron: FUTD)