Beleidsregel investeren met publieke middelen in private activiteiten
Op 15 april 2021 is de ‘Beleidsregel investeren met publieke middelen in private activiteiten’ gepubliceerd. Deze beleidsregel treedt in werking per 1 januari 2021. De impact van deze beleidsregel is fors voor onderwijsinstellingen in het wetenschappelijk en hoger onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. De beleidsregel geeft nieuwe eisen ten aanzien van de wijze van verantwoorden in het bestuursverslag. Voor verslagjaar 2021 mag overigens nog gerapporteerd worden op basis van de vereisten zoals weergegeven in Thema 2 van de Notitie Helderheid BVE en de Notitie Helderheid HO. Ook op het gebied van de toerekening van resultaten aan publiek of privaat vermogen wijzigt er veel.
De belangrijkste veranderingen zijn:
- Verantwoording van positieve en negatieve resultaten publiek-private activiteiten verloopt via publiek vermogen. De bestemming van zowel negatieve als positieve resultaten verlopen per 2021 via publiek eigen vermogen;
- Geen opbouw meer van privaat vermogen met publiek-private Voorheen zijn nadat het geïnvesteerde publieke vermogen was terugverdiend, nieuwe resultaten toegevoegd aan het privaat vermogen. Maar dit is dus niet langer toegestaan;
- Geen veranderingen voor bestaande positieve en negatieve private eigen vermogens. Dus geen toepassing van ‘foutherstel’ vanwege de beleidsregel op de resultaatbestemming in de jaren vóór boekjaar 2021;
- Negatieve resultaten uit publiek-private activiteiten zijn aanleiding voor nader onderzoek door de Inspectie van het Onderwijs – veelal in eerste instantie gericht op de kostendekkendheid van tarieven.
Naast het feit dat deze uitgangspunten ingaande 2021 een forse impact kunnen hebben op de resultaatbestemming, is de kernvraag: hoe bepaal je dan het resultaat? De beleidsregel vereist – met het oog op het Europees Verdrag ten aanzien van concurrentie – dat de investering niet leiden tot oneerlijke concurrentie. Daarom is in de beleidsregel opgenomen op welke wijze de kostprijsbepaling tot stand moet komen. Deze bepaling sluit aan bij de bepalingen in het EU verdrag dat toeziet op oneerlijke concurrentie: de integrale kostprijssystematiek. Deze integrale kostprijssystematiek kent een complex karakter omdat een risico opslag moet worden bepaald met als uitgangspunt: de vergoeding voor het publieke vermogen ter compensatie van de risico’s die een private onderneming loopt.
Wij adviseren u het volgende:
- Inventariseer uw activiteiten en beoordeel per activiteit of sprake is van een publieke, een publiek/privaat gemengde of een volledig private activiteit. Wij merken daarbij op dat bijvoorbeeld het aanbieden van een volledige private activiteit veelal ook inzet van publieke middelen bevat door bijvoorbeeld gebruikmaking van het gebouw dat gefinancierd is met publieke middelen.
- Inventariseer of uw huidige informatievoorziening, administratieve processen en hulpmiddelen voor bijvoorbeeld het vastleggen van urenbestedingen toereikend zijn om de integrale kostprijssystematiek toe te passen.
- Bepaal per activiteit de integrale kostprijs.
(Bron: Van Ree Accountants)