Voor primair onderwijsorganisaties is sprake van een wijziging van één van de thema’s ten opzichte van de verantwoording die over 2021 opgesteld moest worden. Het maatschappelijke thema werkdruk is niet meer voorgeschreven, in plaats daarvan is het maatschappelijke thema sociale veiligheid daarvoor terug gekomen. Voor het onderwerp werkdruk wordt de uitvraag van informatie via XBRL overigens wel gecontinueerd in 2022.
Het maatschappelijke thema sociale veiligheid is gekozen vanwege de extra aandacht die er maatschappelijk is voor racisme, pesten, veiligheid van LHBTI’ers en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Er is voor het bestuursverslag geen inhoudsvereiste opgesteld. Wel wordt in de brief van de Minister verwezen naar enkele vragen die over dit onderwerp in de XBRL format moeten worden beantwoord.
Advies is om de maatschappelijke thema’s expliciet op te nemen in het bestuursverslag 2022, omdat dit vanuit de Inspectie voor het Onderwijs een belangrijk aandachtspunt is.
Heeft u een bedrijfspand en weet u eigenlijk wat de regels zijn rondom het energielabel dat daarbij hoort? Grofweg alle kantoorgebouwen moeten voor 1 januari 2023 minimaal beschikken over energielabel C. Is het bij u nog niet gelukt en moet uw bedrijf hier nog aan beginnen? Dan bent u niet de enige. 60% van de eigenaren van een kantoorpand heeft dit label niet of weet niet precies wat het energielabel van zijn kantoorpand eigenlijk is. Waarom is nu handelen dan zo belangrijk? En welke voordelen levert het op u op als u de sprong maakt naar energielabel C of hoger?
Per 1 januari 2023 energielabel C voor elk kantoorpand
De Nederlandse overheid verplicht alle eigenaren van kantoorpanden die een lager energielabel hebben dan C om verduurzamingsstappen te nemen. Wat zijn de gevolgen als u hier niet aan voldoet?
In het ergste geval riskeert u een boete, terwijl de overheid in het uiterste geval kan beslissen dat het pand moet sluiten.
Als u niet voldoet aan de duurzaamheidsregels moet de accountant een paragraaf in het jaarverslag opnemen die dit vastlegt, indien er een verplichting tot opstellen van het jaarverslag bestaat.
Een grote investering kan leiden tot een piek in de liquiditeitsbehoefte, waardoor de reguliere bedrijfsvoering in gevaar kan komen.
Een grote investering heeft ook invloed op de dagelijkse bedrijfsvoering.
Wat zijn de meest gestelde vragen van ondernemers?
Waarom moet u nu beginnen met verduurzamen?
Op welke manieren kunt u uw kantoorgebouw verduurzamen?
Welke energieverduurzamingsregelingen zijn er?
Welk scenario past bij uw businessmodel?
In drie stappen naar een energielabel C-proof kantoorpand
U kunt eerst controleren of uw pand voldoet aan het energielabel. Eventueel kunt u onderstaand stappenplan doorlopen.
Fase 1: Oriënterende fase
Complete energielabelcheck.
Vastleggen van de te nemen maatregelen.
Doorrekenen van verschillende scenario’s.
Fase 2: Subsidie aanvragen
Bepalen van de beste subsidie voor uw doel.
Aanvullende financiering regelen.
Fase 3: Uitvoeringsfase
Opstellen van bouw-en installatieplannen.
Aanvragen van vergunningen en het uitvoeren van bouwbegeleiding.
De bekostigingsbedragen voor het primair onderwijs in 2023 zijn bekend. En de definitieve regelingen bekostiging personeel voor 2021-2022 en 2022-2023 zijn gepubliceerd in de Staatscourant. Het ministerie van OCW komt nu al met de bekostigingsbedragen naar buiten, zodat onderwijsorganisaties hun begrotingen kunnen gaan maken. De officiële publicatie van de eerste regeling bekostiging 2023 volgt in november 2022. De bedragen worden eind september nog wel wat aangepast met een automatische prijsbijstelling. Wel zijn het extra geld voor het dichten van de loonkloof en de loonbijstelling 2022 al meegenomen. De bedragen zijn verwerkt in het model vereenvoudigde bekostiging. Met deze bedragen en dit model kunnen schoolorganisaties hun rijksbekostiging 2023 begroten. Voor het personeel is, dankzij het dichten van de loonkloof met het vo, fors meer geld uitgetrokken. De nabetaling voor bekostiging personeel 2021-2022 vindt plaats in september; die voor 2022-2023 in oktober. Door de invoering van de vereenvoudiging bekostiging op 1 januari 2023 is de tweede regeling bekostiging personeel 2022-2023 ook de laatste regeling die is gebaseerd op schooljaarbasis. Per 1 januari 2023 is het kalenderjaar het uitgangspunt.
Het ministerie van OCW gaat vanaf verslagjaar 2022 scholen verplichten om te rapporteren over de gerealiseerde banen die vallen onder de banenafspraak. Dat blijkt uit de Kamerbrief van minister Bruins Slot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De meeste publieke sectoren blijven achter op de afgesproken banenrealisatie voor de banenafspraak. Het niet bijhouden van de cijfers van de banenafspraak in het funderend onderwijs is voor minister Bruins-Slot en de ministers Wiersma (OCW) en Schouten (Pensioenen, Participatie en Armoede) aanleiding om deze rapportage te verplichten per verslagjaar 2022.
Minister Bruins-Slot gaf in haar Kamerbrief een voorbeeld van de uitwerking van de banenafspraak in het voortgezet onderwijs. Achttien schoolbesturen in Drenthe en Groningen hebben zich verenigd in Noorderwijzer Inclusief. Deze groep zoekt actief naar zowel onderwijzend als ondersteunend personeel met een arbeidsbeperking en slaat bruggen tussen regulier en speciaal onderwijs. Ze zijn van mening dat leerlingen van beide onderwijstypen elkaar niet alleen in het maatschappelijk verkeer maar juist ook op school moeten tegenkomen en dat pluriformiteit van de leerlingenpopulatie weerspiegeld moet worden in het onderwijzend personeel.
Vragenlijst via XBRL
Het ministerie heeft vanaf maart/april 2023 een aantal vragen voor schoolbesturen in het beleidsportaal XBRL staan om in te vullen. Hieronder staan er enkele voorbeeldvragen.
Heeft uw bestuur in het afgelopen jaar werknemers uit de doelgroep banenafspraak in dienst gehad?
Heeft uw bestuur in het afgelopen jaar werknemers uit de doelgroep banenafspraak aangenomen?
Wat voor type banen zijn er gerealiseerd?
Hoeveel banen voor de doelgroep banenafspraak heeft uw bestuur gerealiseerd? NB: Bij de banenafspraak wordt het aantal van 25,5 uur per week gehanteerd als de omvang van één volledige baan voor de doelgroep. Banen groter of kleiner dan 25,5 uur per week tellen naar rato mee.
Heeft uw bestuur in het afgelopen jaar acties ondernomen om meer mensen uit de banenafspraak aan te kunnen nemen?
De VO-raad heeft de ambitie om het thema diversiteit en inclusief werkgeverschap meer aandacht te geven, hierin wordt de banenafspraak meegenomen. Komend jaar organiseren de VO-raad en arbeidsmarktplatform Voion verschillende activiteiten om scholen te helpen en te informeren. Eerder was er al het project Baanbrekers dat scholen ondersteunde bij het zoeken naar mogelijkheden voor het duurzaam creëren van banen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Banenafspraak
In de banenafspraak hebben de overheids- en onderwijssectoren uitgesproken dat het belangrijk is om mensen uit de doelgroep een baan te bieden in hun organisaties en zo volwaardig mee te laten doen in de maatschappij.
Aanpassing bedragen per WNT-klasse onderwijsinstellingen 2023
Jaarlijks worden de bezoldigingsmaxima die voor onderwijsinstellingen gelden per klasse aangepast. Hieronder ziet u de bedragen voor 2023. Deze bedragen kunt u aanhouden bij het vaststellen van de van toepassing zijnde klasse. En voor de bepaling van de eventuele indexatie van de beloning van bestuurders in loondienst en toezichthouders.
Klasse
Maximum 2022
Maximum 2023
A
€ 128.000
€ 132.000
B
€ 143.000
€ 148.000
C
€ 154.000
€ 159.000
D
€ 168.000
€ 173.000
E
€ 183.000
€ 189.000
F
€ 196.000
€ 202.000
G
€ 216.000
€ 223.000
De bezoldiging van toezichthouders is gemaximeerd op 15% van deze bedragen voor de voorzitter van het toezichthoudend orgaan en op 10% voor de overige leden.
Voor de volledigheid merken we nog op dat de complexiteitspunten vanaf 2022 niet meer worden bepaald op basis van 3-jarige gemiddelden. Maar op basis van de gegevens uit het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de klasse wordt vastgesteld. Voor de complexiteitspunten van 2023 zijn de gegevens uit 2021 dus relevant.
Naast de bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen in loondienst, hieronder ook de maximale bedragen voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking. Het betreft de eerste 12 kalendermaanden waarin zij de topfunctie vervullen.
Vervallen regeling Onvoorziene gevallen Vereenvoudiging Bekostiging VO
De regeling ‘Onvoorziene gevallen bij invoering vereenvoudiging bekostiging voortgezet Onderwijs VO 2018’ vervalt per 1 januari 2023. Deze regeling is ooit in het leven geroepen bij de vereenvoudiging van de bekostiging in het Voortgezet Onderwijs. Dit is in 2005 en na een korte onderbreking in 2018 weer opnieuw ingevoerd. Op grond van RJ 660.201 was het voor instellingen in het voortgezet onderwijs mogelijk om op basis van deze regeling een vordering op de balans op te nemen. Namelijk ter hoogte van maximaal 7,5% van de personele bekostiging. Een alternatief was om geen vordering op te nemen, maar een niet in de balans opgenomen actief. En dit te vermelden in de niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen.
De regeling in de praktijk
In de praktijk zijn er nog nauwelijks instellingen die een vordering uit hoofde van deze regeling opnemen op de balans. Door het vervallen van de regeling is het per 31 december 2022 niet meer mogelijk een vordering op te nemen. Ook vervalt de bepaling dat als geen vordering opgenomen wordt, dit vermeld wordt onder de niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen.
Wij adviseren u bij het opstellen van de jaarrekening 2022 hier rekening mee te houden.
Eind november 2022 is de motie Westerveld door een grote meerderheid van de Tweede Kamer aangenomen. In deze motie staat dat 58% van het eigen vermogen van samenwerkingsverbanden bestaat uit bovenmatige reserves. In totaal € 122 mln. bovenmatig per 31 december 2021, zijnde 5,2% van de totale baten van de samenwerkingsverbanden over 2021. Westerveld roept de regering op om de bekostiging van samenwerkingsverbanden met te hoge reserves te verlagen. De minister heeft aangegeven de motie uit te voeren en te bezien op welke wijze dit het beste kan gebeuren. Mogelijk gebeurt dit in de vorm van een generieke korting op de bekostiging van alle samenwerkingsverbanden.
Aandachtspunten en ons advies
Wij merken dat er onder de samenwerkingsverbanden begrijpelijkerwijze veel onrust is ontstaan over de consequenties van deze motie. Sommige samenwerkingsverbanden overwegen om nog dit jaar maatregelen te nemen. Met name extra bijdragen aan de aangesloten instellingen te verstrekken om zo hun reservepositie te verlagen. Ons advies is, deze aandachtspunten te overwegen:
Samenwerkingsverbanden verstrekken bijdragen aan de aangesloten scholen op grond van het ondersteuningsplan. Het verstrekken van extra middelen aan de scholen vloeit waarschijnlijk niet direct voort uit het ondersteuningsplan. Het is derhalve de vraag hoe doelmatig het verstrekken van deze extra bijdragen is.
Zowel scholen als samenwerkingsverbanden moeten zich verantwoorden over de uitgaven die zij doen in het kader van passend onderwijs en over de realisatie van de doelen die in dat kader gesteld zijn. Passend onderwijs is door de minister aangewezen als specifiek maatschappelijk thema waarover in het primair en voortgezet onderwijs verantwoording moet worden afgelegd. Namelijk in het bestuursverslag.
Eén van de mogelijkheden is dat de minister een generieke korting toepast op de bekostiging van alle samenwerkingsverbanden. Het individueel verlagen van de reservepositie door een extra uitkering aan de aangesloten scholen, verandert in dat geval niets aan de korting die u opgelegd krijgt. Door nu de reserves grotendeels uit te keren, kan er in de toekomst een omgekeerde situatie ontstaan als er sprake is van een generieke korting op de bekostiging. Waardoor u wellicht in de komende jaren tegen tekorten aan loopt.
Veel onderwijsinstellingen beschikken zelf ook over bovenmatige vermogens. Door het verstrekken van extra bijdragen vanuit het samenwerkingsverband wordt de problematiek van bovenmatige reserves niet opgelost, maar grotendeels verplaatst van het samenwerkingsverband naar de scholen. Het ministerie heeft wetgeving in voorbereiding; op grond waarvan ze onderwijsinstellingen in de toekomst sancties kan opleggen als ze over bovenmatige reserves beschikken en na een herstelperiode deze niet hebben afgebouwd.
Kamerbrief financiële positie van het onderwijs 2021
Recent heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de financiële positie van het onderwijs aan het einde van 2021. Wij lichten voor u toe welke aandachtspunten leven bij het ministerie. Als controller en bestuurder kunt u hier de komende periode attentie voor hebben. Het ministerie heeft aangekondigd in het voorjaar van 2023 met een vervolgbrief te komen inzake de beleidsmatige consequenties van de financiële posities per eind 2021.
Financiële resultaat en positie
Besteding NPO-middelen
Het financieel resultaat van het onderwijsveld in 2021 bedroeg € 1,73 miljard positief tegenover een begroot resultaat van €0,6 miljard negatief. De belangrijkste verklaring daarvoor is het feit dat de NPO-middelen door de schoolbesturen niet tijdig konden worden uitgegeven. Dit heeft geleid tot het besluit de bestedingstermijn van de NPO-middelen te verlengen:
voor primair onderwijs en voortgezet onderwijs kan dit tot en met schooljaar 2024-2025 en
voor het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs tot 2024.
Mogelijk bovenmatige reserves
De resultaatontwikkeling leidt ook tot een verbetering van de financiële kengetallen: zowel de solvabiliteit als de liquiditeit zijn gemiddeld genomen verbeterd. De (mogelijk) bovenmatige reserves zijn gestegen van € 1,14 miljard naar € 1,46 miljard. Een deel van deze middelen zijn opgenomen in bestemmingsreserves voor nog te besteden NPO middelen. Deze reserves zullen naar verwachting in de komende jaren worden uitgegeven.
Op grond van de jaarrekeningen van 2021 komt OCW met de volgende getallen inzake mogelijke bovenmatige vermogens:
Sector
Aantal besturen
Bovenmatig vermogen
Percentage Boven Vermogen
PO
895
560
63%
VO
270
148
55%
SWV
151
123
81%
MBO
58
5
9%
HBO
34
3
9%
WO
18
1
6%
De minister reflecteert ook kritisch op het eigen beleid: in de achterliggende jaren zijn veel incidentele subsidies verstrekt, die niet direct konden worden uitgegeven, en daardoor tot hoge resultaten en vermogens hebben geleid bij schoolbesturen. Men stelt hierover in de kamerbrief het volgende:
Op basis van een recente uitspraak van de Raad van de Jaarverslaggeving kunnen we onderwijsbesturen en instellingen in sommige specifiek gedefinieerde gevallen de mogelijkheid bieden om middelen die zij ontvangen in het ene jaar, maar waarvan zeker is dat deze pas in een volgend jaar kunnen worden uitgegeven, als overlopende post op de balans op te nemen. Hierdoor komen deze middelen niet in het resultaat en het eigen vermogen terecht. Wel is het van belang dat ook incidentele middelen doelmatig en tijdig moeten worden besteed.
Deze ontwikkeling zou gunstig zijn voor schoolbesturen: dit maakt de financiële sturing eenvoudiger.
Vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs
Een andere belangrijke kanttekening bij de mogelijke bovenmatige vermogens, betreft de effecten van de vereenvoudiging van de bekostiging in het primair onderwijs. Het betaalritme dat bij de nieuwe bekostigingssystematiek hoort, heeft tot gevolg dat per jaareinde van 2022 geen sprake meer is van een vordering op OCW. De omvang van deze vordering per jaareinde van 2021 bedroeg in het primair onderwijs €393 miljoen. Als deze post wordt gecorrigeerd op de mogelijk bovenmatige vermogens, daalt het aantal primair-onderwijsbesturen met mogelijk bovenmatig vermogen van 560 naar 439, uitgaande van de cijfers van 2021.
Maatschappelijke thema’s
Evenals in 2019 en 2020 was in 2021 weer sprake van een aantal maatschappelijke thema’s per sector die door de Inspectie van het onderwijs waren aangewezen om te verantwoorden in het bestuursverslag. Het ministerie van OCW heeft beoordeeld in hoeverre deze thema’s in de bestuursverslagen aanwezig zijn. Opvallend is dat in alle sectoren sprake is van maatschappelijke thema’s die in relatief veel bestuursverslagen ontbraken. Dit met uitzondering van het middelbaar beroepsonderwijs .
Primair Onderwijs: allocatie van middelen, passend onderwijs, werkdrukmiddelen.
Voortgezet Onderwijs: allocatie van middelen, convenantsmiddelen
Hoger Onderwijs: onderwijsdifferentiatie, passende en goede onderwijsfaciliteiten, onderwijsintensiteit. Als verklaring hiervoor wordt gegeven dat bij veel instellingen nog geen plan van aanpak was opgesteld voor deze zaken.
Voor 2022 zijn opnieuw een aantal maatschappelijke thema’s benoemd per sector. Hier moet u bij het opstellen van het bestuursverslag expliciet aandacht aan besteden.
Compact bestuursverslag
Het project voor een bestuursverslag is gestart met als doel te komen tot een vermindering van administratieve lasten voor onderwijsinstellingen. Dit in de vorm van een compact bestuursverslag. Voor de sectoren primair en voortgezet onderwijs wordt onderzocht op welke wijze de inrichting van niet-financiële verantwoordingsinformatie in het bestuursverslag kan worden beperkt. Daarbij zal onderscheid worden gemaakt tussen kleine en grote rechtspersonen. In 2023 volgt hierover nadere berichtgeving. Met als doel dat kleine onderwijsbesturen vanaf 2024 een compact bestuursverslag kunnen opstellen. Het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs zullen naar verwachting later volgen.
Is uw organisatie inhoudingsplichtig voor de loonheffingen? Dan bent u verplicht de Belastingdienst te informeren over betalingen gedaan aan bepaalde natuurlijke personen (renseigneringsverplichting). Let op: deze informatieplicht kan dus gelden voor commerciële ondernemingen maar evenzeer voor onderwijsinstellingen of andere non-profitorganisaties.
Per 1 januari 2022 geldt de bij wet ingevoerde renseigneringsplicht. Dit heeft belangrijke gevolgen voor uw organisatie. Uiterlijk op 31 januari 2023 moet u opgave hebben gedaan over het jaar 2022.
De wettelijke basis
In de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (art. 53) is per 1 januari 2022 opgenomen dat bij wet aangewezen instellingen verplicht zijn om opgave te doen van door hen aan natuurlijke personen gedane betalingen.
Voor welk soort instellingen geldt de renseigneringsplicht?
De renseigneringsplicht geldt voor de volgende instellingen:
Inhoudingsplichtigen op grond van de wet op de loonbelasting 1964;
Collectieve beheerorganisaties
Heeft uw organisatie personeel in dienst dan valt u onder categorie 1.
Welke uitbetalingen aan natuurlijke personen zijn uitgezonderd van de renseigneringsplicht?
De renseigneringsplicht geldt niet voor betalingen aan:
Werknemers, artiesten of beroepssporters;
Vrijwilligers voor zover de vergoeding niet hoger is dan het wettelijk maximum (€ 190 per maand en € 1.900 op jaarbasis);
Natuurlijke personen die een factuur hebben uitgereikt met btw.
Let op: dit betekent dat uw organisatie opgave moet doen van uitbetalingen aan natuurlijke personen die geen btw op de factuur vermelden of een factuur uitreiken met vermelding van een btw-vrijstelling. Enkele voorbeelden zijn:
ZZP-ers die geen btw in rekening brengen op grond van de Kleine Ondernemersregeling;
ZZP-ers die btw-vrijgestelde diensten verrichten;
Vergoedingen aan leden van de Raad van Toezicht
Welke gegevens moet u aanleveren?
De volgende gegevens moeten verplicht worden aangeleverd:
Het uitbetaalde bedrag;
BSN;
Naam;
Geboortedatum;
Adresgegevens
Hoe moeten de gegevens worden aangeleverd?
Aanlevering van gegevens is mogelijk vanaf 1 januari 2023. De gegevens dienen op een door de Belastingdienst voorgeschreven wijze te worden aangeleverd. Voor meer informatie verwijzen wij u graag naar de site van de Belastingdienst.
Wat gebeurt er als u niet aan deze verplichting voldoet?
Het niet voldoen aan de actieve informatieplicht betekent strikt formeel een strafbaar feit. Dit kan leiden tot een boete van maximaal € 9.000.