Werkgevers opgelet: uw betalingen aan derden moeten worden gemeld bij de Belastingdienst

Werkgevers worden met ingang van 2022 jaarlijks verplicht om betalingen aan derden te melden bij de Belastingdienst (renseigneringsverplichting). Betalingen die u heeft gedaan aan derden in 2022 moet u melden vóór 1 februari 2023. U dient te voldoen aan deze nieuwe meldingsplicht op eigen beweging en krijgt dus géén uitnodiging van de Belastingdienst.

Wanneer moet u melden?

De nieuwe meldingsplicht geldt in principe voor alle betalingen die u doet aan alle personen. Een aantal specifieke groepen zijn uitgezonderd van deze meldplicht:

  • Betalingen aan rechtspersonen (zoals een B.V., N.V. of stichting);
  • betalingen aan (eigen) werknemers;
  • betalingen aan vrijwilligers (voor zover deze de maximale vrijwilligersvergoeding niet overschrijden);
  • betalingen op grond van facturen die voldoen aan de eisen van de Wet op de omzetbelasting en waarop de btw is vermeld;
  • betalingen aan artiesten, beroepssporters of leden van een gezelschap die op grond van een verdrag niet in Nederland zijn belast.

Op basis van de renseigneringsverplichting, moet u betalingen die u als werkgever doet aan ondernemers die vrijgestelde prestaties verrichten of die onder de kleineondernemingsregeling voor de btw (KOR) vallen in principe melden. Ook betalingen aan derden, niet-werknemers moeten worden gemeld als géén (rechts)geldige factuur met btw ten grondslag ligt aan deze betaling.

In 2022 verrichte betalingen die voor de renseigneringsverplichting in aanmerking komen, dient u uiterlijk 31 januari 2023 te hebben gemeld bij de Belastingdienst. De voor de renseigneringsverplichting in aanmerking komende betalingen die u in de loop van kalenderjaar 2023 of later doet, kunt u in beginsel op ieder moment melden, maar uiterlijk vóór 31 januari van het jaar na de betaling. Om niet het risico te lopen dat u betalingen over het hoofd ziet, kan het raadzaam zijn om de daarvoor in aanmerking komende betalingen direct na het doen van de betaling te melden.

Wat moet u melden?

Onderstaande gegevens moet u doorgeven aan de Belastingdienst, uiterlijk vóór 1 februari van het jaar volgend op het jaar van de betaling.

  • De uitbetaalde bedragen (let op: kostenvergoedingen vallen hier in principe ook onder).
  • De datum van de uitbetaling.
  • Het BSN, de naam, het adres, en de geboortedatum van de ontvanger van de betaling.

Hoe kunt u melden?

Iedere afzonderlijke betaling moet digitaal worden gemeld via het gegevensportaal van de Belastingdienst. Deze is te raadplegen via deze link. Hier kunt u inloggen in het Gegevensportaal Uitbetaalde Bedragen aan Derden om de melding in te dienen.

(Bron: Koenen en co)

Zijn uw algemene voorwaarden wel van toepassing?

Algemene voorwaarden worden vaak uitgedrukt in verschillende benamingen, zoals: standaardvoorwaarden, inkoopvoorwaarden, leveringsvoorwaarden, branchevoorwaarden en servicevoorwaarden. Algemene voorwaarden leveren een essentiële bijdrage, maar dan moet wel voldaan zijn aan alle daarvoor geldende wet- en regelgeving. Als dat namelijk niet het geval is, dan loopt u het risico dat ze onverwachts niet van toepassing zijn. Verder wilt u voorkomen dat de algemene voorwaarden van de wederpartij van toepassing zijn.

Van toepassing verklaren algemene voorwaarden

Voor een rechtsgeldig beroep op uw algemene voorwaarden, is vereist dat deze op de juiste wijze van toepassing worden verklaard. Dit kan redelijk eenvoudig door naar de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden te verwijzen in uw offertes en contracten. Let wel, het enkel afdrukken van de algemene voorwaarden op de achterzijde van een offerte is niet voldoende. Belangrijk is dat de algemene voorwaarden uitdrukkelijk van toepassing worden verklaard op de offerte of het contract. Dit kan bijvoorbeeld door het opnemen van een zinsnede waarin de algemene voorwaarden van toepassing worden verklaard op de offerte en/of opdracht. Dit dient te gebeuren voordat de overeenkomst tot stand komt. In de praktijk zien we helaas dat vaak in de facturen voor het eerst naar de algemene voorwaarden wordt verwezen; dit is in de regel te laat.

Mocht uw onderneming meerdere soorten algemene voorwaarden hanteren, dan is het belangrijk dat u aangeeft welke algemene voorwaarden van toepassing zijn. Indien uw onderneming meerdere prestaties levert, zult u per prestatie moeten specificeren welke algemene voorwaarden van toepassing zijn.

Voor de toepasselijkheid van algemene voorwaarden is niet vereist dat de andere partij bekend was met de inhoud daarvan. Het is voldoende dat deze weet of behoort te weten dat de algemene voorwaarden onderdeel uitmaken van de overeenkomst. Zo kan een wederpartij gebonden raken aan algemene voorwaarden zonder dat deze daaraan gebonden is.

Algemene voorwaarden van de andere contractspartij

Wordt u met de algemene voorwaarden van de andere contractspartij geconfronteerd? Naar Nederlands recht geldt dat de algemene voorwaarden van de partij die er als eerst naar verwijst van toepassing zijn (“First shot theorie”). Belangrijk is dan dat u de algemene voorwaarden van de wederpartij meteen van de hand wijst. Dit doet u door duidelijk kenbaar te maken dat slechts uw algemene voorwaarden van toepassing zijn. Het slechts daaropvolgend verwijzen naar uw eigen algemene voorwaarden is niet voldoende. In dat geval blijven namelijk de algemene voorwaarden van de andere partij van toepassing.

Informatieplicht

Algemene voorwaarden zijn snel van toepassing. Echter, hier tegenover staat wel een strikte informatieplicht. Deze informatieplicht houdt in dat de gebruiker van algemene voorwaarden aan de andere partij een redelijke mogelijkheid moet bieden om vóór of tijdens het sluiten van de overeenkomst kennis te nemen van de inhoud daarvan.

In beginsel dienen de algemene woorden ter hand te worden gesteld. Dit kan door deze feitelijk te overhandigen of deze als bijlage bij de betreffende offerte of het contract te voegen. De algemene voorwaarden mogen ook als pdf-bestand via de elektronische weg (lees: per e-mail) worden gezonden, mits de wederpartij daarmee expliciet heeft ingestemd. Instemming van de wederpartij is overigens niet vereist als eveneens de offerte c.q. het contract via de elektronische weg worden toegezonden. Hierbij is wel belangrijk dat de algemene voorwaarden door de wederpartij moeten kunnen worden opgeslagen, zodat deze op een later moment kunnen worden geraadpleegd.

Uitzondering: de informatieplicht voor dienstverrichters

Voor dienstverrichters geldt een uitzondering. Meer specifiek geldt hiervoor een lichter regime. De dienstverrichter kan namelijk uit vier mogelijkheden kiezen waarop deze de algemene voorwaarden wenst te verstrekken. Zo kan de dienstverrichter bijvoorbeeld volstaan met het verwijzen naar de website waarop de algemene voorwaarden te vinden zijn.

Sanctie

Als uw onderneming niet aan de informatieverplichting heeft voldaan, dan zijn de algemene voorwaarden vernietigbaar. Kort gezegd, houdt dit in dat de wederpartij de algemene voorwaarden van tafel kan vegen en u daarop niet langer een beroep kunt doen.

(Bron: Koenen en co)

Wetsvoorstel invoering wettelijk minimumuurloon aangenomen per 1 januari 2024!

Sinds 1969 kent Nederland een wettelijk minimumloon (per maand). De Eerste Kamer stemde dinsdag 14 februari 2023 in met het initiatiefvoorstel van de Tweede Kamer om een minimumuurloon in te voeren. Per 1 januari 2024 wijzigt daarmee de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. De invoering hiervan leidt tot een eerlijker en transparanter minimumloon.

Uniform minimumuurloon

Werknemers die het minimumloon verdienen en werken in een sector waar een werkweek van meer dan 36 uur de normale arbeidsduur is, zien per 1 januari 2024 hun uurloon stijgen door de invoering van een wettelijk minimumuurloon op basis van een 36-urige werkweek. Nu kunnen minimumloonverdieners per uur nog een lager brutoloon ontvangen, als zij een werkweek van bijvoorbeeld 38 of 40 uur hebben.

Eerlijker en transparanter minimumuurloon

De invoering van een wettelijk minimumuurloon leidt tot een eerlijker en transparanter minimumloon. De hoogte van het minimumloon per uur wordt hierdoor niet alleen voor iedereen gelijk, maar ook inzichtelijker. Met de invoering van een uniform minimumuurloon wordt ook de handhaving vereenvoudigd.

Nu per maand vastgesteld

Door het wetsvoorstel is vanaf 2024 het minimumuurloon hetzelfde, ongeacht de lengte van de werkweek. Hierdoor leidt meer uren werken altijd tot een hoger inkomen.

Het introduceren van het wettelijk minimumuurloon zorgt ervoor dat alle minimumloonverdieners per uur hetzelfde brutoloon ontvangen.

Werknemers die het minimumloon verdienen en werken in een sector waar een werkweek van meer dan 36 uur de normale arbeidsduur is, zien per 1 januari 2024 hun uurloon stijgen door de invoering van een wettelijk minimumuurloon op basis van een 36-urige werkweek. Nu kunnen minimumloonverdieners per uur nog een lager brutoloon ontvangen, als zij een werkweek van bijvoorbeeld 38 of 40 uur hebben.

(Bron: Koenen en co)

Informatiebrief aan niet-bezwaarmakers box 3

Naar aanleiding van de massaal bezwaar plus-procedure heeft staatssecretaris Van Rij toegezegd dat alle niet-bezwaarmakers voor de jaren 2017 tot en met 2020 aanspraak kunnen maken op een definitieve uitspraak van de rechter, ook als zij geen verzoek hebben ingediend. Niet-bezwaarmakers die later alsnog bezwaar hebben gemaakt ontvangen de komende periode een informatiebrief van de Belastingdienst.

Zij hoeven zelf geen actie te ondernemen. De Belastingdienst houdt alle ingediende individuele verzoeken apart tot er een uitspraak is.  

In de informatiebrief staat:

  • Een ontvangstbevestiging van het ingediende beroep of bezwaar.
  • Meer informatie over de aankomende massaal bezwaar plus-procedure. 
  • De boodschap dat men automatisch meedoet en daarom geen individueel verzoek hoeft in te dienen voor de overige jaren (2017 tot en met 2020), als ze dat nog niet hebben gedaan.
  • Het verdere verloop van de procedure en de mededeling dat zij hierover automatisch bericht ontvangen.

De Belastingdienst stuurt de brief naar degene die het verzoek heeft ingediend. Dit kan de belastingplichtige zijn, of de gemachtigde van de belastingplichtige. Zijn er meerdere verzoeken over verschillende jaren ingediend? Dan stuurt de Belastingdienst per verzoek een informatiebrief.

Alleen niet-bezwaarmakers die later alsnog bezwaar hebben gemaakt, krijgen de informatiebrief.

Voorbeeldbrieven

Voorbeeldbrief Massaal bezwaar plus box 3
Voorbeeldbrief Ontvangstbevestiging van uw bezwaar

Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners, 10 februari 2023

Nieuwe versie Kennisdocument Wtl

Er staat een nieuwe versie van het Kennisdocument Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) op de internetsite van de Rijksoverheid.

Dit zijn de wijzigingen vanaf 1 januari 2023:

  • De bedragen en jaartallen van het LIV zijn geactualiseerd.
  • Er zijn 3 vragen toegevoegd over recente wijzigingen in het LIV.

U vindt het Kennisdocument Wtl op rijksoverheid.nl en hier op de site.

Kennisdocument Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) 1 januari 2023 – (versie10 februari 2023)

Vragen en antwoorden met betrekking tot de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl).

  • Wat houdt de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) in?
  • Uit welke soorten tegemoetkomingen bestaat de Wtl?
  • Wat gebeurt er als een werkgever recht heeft op zowel LKV als LIV?
  • Wat wordt verstaan onder het ‘jaarloon’?
  • Wat zijn ‘verloonde uren’?
  • Wie is verantwoordelijk voor de berekening van de tegemoetkomingen?
  • Wie is verantwoordelijk voor de vaststelling van de tegemoetkomingen?
  • Wie is verantwoordelijk voor het afhandelen van vragen en klachten?
  • Wie verstuurt de voorlopige berekening en de beschikking?
  • Wie betaalt de tegemoetkomingen uit?
  • Wanneer ontvangt de werkgever de voorlopige berekening?
  • Wanneer ontvangt de werkgever de beschikking?
  • Wanneer ontvangt de werkgever de tegemoetkoming(en)?
  • Op welk rekeningnummer wordt de tegemoetkoming uitbetaald?
  • Hoe kan een werkgever een correctie doorvoeren?
  • Wat is het verschil tussen loondispensatie en Wtl?
  • Lage-inkomensvoordeel (LIV)
  • Wat is het LIV?
  • Wat is het doel van het LIV?
  • Wanneer heeft de werkgever recht op het LIV?
  • Wat moet de werkgever doen om het LIV te krijgen?
  • Hoe hoog is het LIV en hoe wordt het berekend?
  • Geldt het LIV ook als een werknemer in de loop van het jaar in dienst komt?
  • Geldt het LIV ook voor stagiairs en leraren in opleiding?
  • Geldt het LIV ook bij bedrijfsovername en overname van personeel?
  • Geldt het LIV ook als de werknemer de AOW-leeftijd heeft bereikt?
  • Geldt het LIV ook voor werknemers die vallen onder de Participatiewet?
  • Welk uurloon wordt gehanteerd bij de berekening van het LIV?
  • Hoe worden de wettelijke uurloongrenzen berekend?
  • Is het LIV ook van toepassing als er sprake is van urentoeslag?
  • Is het LIV ook van toepassing als een pensioenpremie wordt ingehouden?
  • Vindt beoordeling van het LIV plaats per subnummer?
  • Wat als een werknemer meer inkomstenverhoudingen heeft bij één werkgever?
  • Heeft de werkgever recht op LIV als het gemiddelde uurloon precies op de boven- of ondergrens valt?
  • Waarom wordt het LIV over 2022 eenmalig verhoogd?
  • Wat verandert er in 2024 voor het LIV?
  • Wat zijn de bedragen en de voorwaarden van het LIV de komende jaren?
  • Jeugd-LIV (Tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon)
  • Wat is het jeugd-LIV?
  • Wanneer heeft de werkgever recht op het jeugd-LIV?
  • Wat moet de werkgever doen om het jeugd-LIV te krijgen?
  • Hoe hoog is het jeugd-LIV?
  • Hoe worden de uurloongrenzen berekend?
  • Heeft een werkgever recht op het jeugd-LIV als het gemiddeld uurloon precies op de onder- of bovengrens valt?
  • Wat is de peildatum voor de leeftijd?
  • Komen bbl-leerlingen ook in aanmerking voor het jeugd-LIV?
  • Wanneer wordt het jeugd-LIV afgeschaft?
  • LKV (Loonkostenvoordeel)
  • Wat is het LKV?
  • Wanneer heeft de werkgever recht op het LKV?
  • Wat moet de werkgever doen om het LKV te krijgen?
  • Hoe hoog is het LKV?
  • Wat is de duur van het LKV oudere werknemer (56 jaar of ouder)?
  • Wat is de duur van het LKV arbeidsgehandicapte werknemer?
  • Wat is de duur van het LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden?
  • Wat is de duur van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer?
  • Geldt het LKV ook bij het omzetten van VOF naar BV?
  • Kan het LKV, net zoals het LIV, zonder aanvraag worden uitbetaald?
  • Worden lopende premiekortingen omgezet in een LKV?
  • Wat als werknemer na 3 jaar LKV uit dienst en weer in dienst gaat?
  • Geen recht op LKV bij WSW of beschut werk
  • Einde recht op loonkostenvoordelen bij bereiken AOW-gerechtigde leeftijd
  • LKV –DOELGROEPVERKLARING
  • Wie moet de doelgroepverklaring LKV aanvragen?
  • Hoe weet de werkgever dat zijn werknemer een doelgroepverklaring LKV heeft?
  • Bij welke instantie moet een doelgroepverklaring LKV worden aangevraagd?
  • Wie geeft de doelgroepverklaringen LKV af?
  • Wie is verantwoordelijk voor het afhandelen van vragen en klachten?
  • Op welke termijn moet een doelgroepverklaring LKV worden aangevraagd?
  • Kan een werknemer zijn werkgever machtigen voor het aanvragen van een doelgroepverklaring?
  • Wat als werknemer eind 2017 niet beschikt over een doelgroepverklaring?
  • Wat als de aanvraag voor een doelgroepverklaring is afgewezen?
  • Heeft iemand in het doelgroepregister ook een doelgroepverklaring nodig?
  • Is een doelgroepverklaring ook nodig voor overgangsrechtgevallen?
  • Geldt er een wachttermijn voor het aanvragen van de doelgroepverklaring?
  • s de werknemer verplicht om een doelgroepverklaring aan te vragen?
  • Komt een werknemer met een WAO- of WAZ-uitkering ook in aanmerking?
  • Komt een stagiair ook in aanmerking voor een doelgroepverklaring LKV?
  • Waar kunnen gemeenten modelteksten en documenten vinden?
  • Is een loonwaardebepaling ook geldig als doelgroepverklaring voor de LKV banenafspraak?
  • Behoort een nieuwe medewerker van 56+ die in de maand voorafgaand aan indiensttreding een faillissementsuitkering had ook tot de doelgroep LKV oudere werknemer?
  • LKV – OVERGANGSRECHT
  • Hoe vindt de overgang plaats van lopende premiekorting naar LKV?
  • Hoe wordt de resterende duur van het LKV berekend?
  • Hoe werkt het overgangsrecht voor banenafspraak-kandidaten van 56+ jaar?

(Bron: 100-werkgeverscoach.nl)

Nieuwe meldingsregels apart VCR vanaf 2023

Bent u eigenrisicodrager? En betaalt een private uitvoerder namens u uitkeringen voor de Ziektewet (ZW) of de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) aan uw (ex-)werknemers? Dan mag u voor een werknemer het systeem van voortschrijdend cumulatief rekenen (VCR) apart toepassen: u op het loon dat u als werkgever betaalt, en de private uitvoerder op de uitkeringen.

Nieuwe meldingsregels vanaf 2023

Vanaf 2023 gelden nieuwe meldingsregels als u het systeem van voortschrijdend cumulatief rekenen apart wilt toepassen. U moet uw keuze om apart VCR toe te passen bij ons melden. Past u VCR niet langer apart toe, dan meldt u dat ook. Kiest u ervoor om de systematiek van VCR apart op het loon en op de uitkering toe te passen? Dan kunnen de premies werknemersverzekeringen of de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) hoger of lager zijn wanneer u dat niet apart doet. Dat is het gevolg van uw keuze om apart VCR toe te passen.

Wanneer moet u uw keuze melden?

Het moment waarop u uw keuze aan ons doorgeeft, hangt af van uw situatie:

  • Eigenrisicodrager per 1 januari 2023
    Wordt u per 1 januari 2023 eigenrisicodrager en maakt u gebruik van een private uitvoerder? Dan moet uw melding uiterlijk 28 februari 2023 bij ons binnen zijn.
  • Eigenrisicodrager per 1 juli 2023
    Wordt u per 1 juli 2023 eigenrisicodrager en maakt u gebruik van een private uitvoerder? Dan moet uw melding uiterlijk 31 augustus 2023 bij ons binnen zijn.
  • Nieuwe werkgever in de loop van 2023
    Start u in de loop van 2023 als nieuwe werkgever, bent u direct eigenrisicodrager en maakt u gebruik van een private uitvoerder? Dan moet uw melding bij ons binnen zijn op de uiterste aangiftedatum van uw 1e aangifte loonheffingen. Moet u bijvoorbeeld voor het eerst aangifte doen over het aangiftetijdvak juni 2023, dan moet de melding op 31 juli 2023 bij ons binnen zijn.
  • Wijziging van private uitvoerder
    Stapt u over naar een andere private uitvoerder en wilt u dat de nieuwe private uitvoerder ook apart VCR toepast? Meld uw keuze voor apart VCR dan opnieuw aan ons wanneer u overstapt.
  • Einde van apart VCR
    Kiest u ervoor om niet langer apart VCR toe te passen? Of maakt u niet langer gebruik van een private uitvoerder? Meld dat dan bij ons op het moment dat de situatie verandert. De keuze om niet langer apart VCR toe te passen geldt voor een heel kalenderjaar.

Wanneer hoeft u uw keuze niet te melden?

In deze gevallen hoeft u uw keuze niet door te geven:

  • U hebt vorig jaar al aan ons doorgegeven dat u apart VCR toepast en u blijft in 2023 eigenrisicodrager met dezelfde private uitvoerder. Zolang daarin niets verandert, hoeft u niets aan ons te melden.
  • U bent eigenrisicodrager voor de WGA en UWV betaalt de uitkering aan uw (ex-)werknemers.

Wie kan de melding doen?

U moet de melding zelf bij ons doen. Uw private uitvoerder mag dit ook namens u doen, maar heeft daarvoor wel een expliciete machtiging van u nodig.

Hoe moet ik melden en wat moet er in de melding staan?

Stuur de melding per e-mail naar MeldingVCR@belastingdienst.nl.

Zet bij een nieuwe melding in elk geval:

  • uw loonheffingennummer
  • of u eigenrisicodrager bent of wordt voor de ZW, voor de WGA of voor beide
  • dat u de ZW- of WGA-uitkering, of beide uitkeringen, via een private uitvoerder laat uitbetalen
  • dat u ervoor kiest om het VCR-systeem apart toe te passen

Meldt u een wijziging van private uitvoerder of een einde van apart VCR? Vermeld dan in elk geval:

  • uw loonheffingennummer
  • of u eigenrisicodrager bent of was voor de ZW, voor de WGA of voor beide
  • wat de wijziging is
  • per wanneer die wijziging ingaat

Geen eigenrisicodrager meer

Eindigt uw eigenrisicodragerschap, maar blijft u wel gebruikmaken van de private uitvoerder? Dan blijven u en de private uitvoerder apart VCR toepassen zolang de private uitvoerder namens u uitkeringen betaalt.

Meer informatie over VCR

Wilt u meer weten over de systematiek van VCR? Lees dan hoofdstuk 6 van het ‘Handboek Loonheffingen‘.

(Bron: Belastingdienst)

Niet samenwonende gehuwden zijn elkaars fiscaal partner

De fiscale definitie van het partnerbegrip wordt bepaald door de wet, niet door de wijze waarop de belastingplichtigen hun gezinsleven vormgeven, concludeert Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

De zaak (1 november 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:6321) verloopt als volgt. Man en vrouw zijn gehuwd, maar leven in twee aparte woningen en staan op twee aparte adressen ingeschreven in de basisadministratie. Zij voeren ieder een eigen huishouding. Zij hebben geen verzoek ingediend tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed.

Man en vrouw doen voor het jaar 2018 apart van elkaar aangifte inkomstenbelasting. Zowel de man als de vrouw geven de woning waar ze verblijven op als eigen woning. De inspecteur stelt dat sprake is van fiscaal partnerschap en dat daarom maar sprake kan zijn van één eigen woning op grond van art. 3.111 lid 8 Wet IB 2001. Omdat de man eerder aangifte heeft gedaan geldt zijn woning als eigen woning.

Omdat er geen keuze is gemaakt hoe groot ieders aandeel is in de eigen woning wordt dit volgens art. 2.17 lid 3 Wet IB 2001 bepaald op 50% voor de man en 50% voor de vrouw. De man is het hier niet mee eens. Hij is van mening dat sprake is van een individuele belastingplicht bij een gescheiden huishouden en geeft aan dat het doel van het huwelijk puur is ingegeven door de zorgplicht voor het in standhouden van elkaars grafrechten na overlijden.

De rechtbank volgt de inspecteur. Man en vrouw zijn met elkaar gehuwd. Op grond van de bepalingen van art. 5a lid 1 en 4 AWR en art. 1.2 Wet IB 2001 zijn de man en de vrouw fiscaal partner.

Belang voor de praktijk

Voor de belastingheffing geldt als beginsel wat er in de wet staat. Al geeft een belastingplichtige een andere invulling aan het begrip huwelijk dan te doen gebruikelijk, dan nog heeft hij zich te schikken naar de uitgangspunten die de wetgever heeft gekozen en de fiscale rechtsgevolgen die hieraan zijn verbonden.

Over de rechtvaardiging hiervan is eerder al een procedure gevoerd, Hoge Raad 13 april 2018. Volgens deze uitspraak is het niet aan de rechter om te treden in de politieke afwegingen en keuzes van de wetgever, en de rechter mag de innerlijke waarde of billijkheid van de wet niet beoordelen (art. 11 Wet algemene bepalingen).

Het is natuurlijk de vraag of de zorgplicht voor het in standhouden van de grafrechten niet op andere wijze had kunnen worden ingevuld.

UBO-register blijft op slot voor het grote publiek

De gegevens in het zogeheten UBO-register blijven voor het grote publiek achter slot en grendel. Dat heeft het kabinet besloten na een analyse van een arrest van het Europese Hof voor Justitie. Onder meer de Belastingdienst en banken krijgen wel weer toegang.

In het register staan gegevens van de ultimate beneficial owners (UBO’s) van onder meer ondernemingen en stichtingen. De UBO van een bv is bijvoorbeeld een natuurlijk persoon met meer dan 25% van de aandelen (zie ook het bericht Wanneer is iemand een UBO?) Organisaties moeten zelf de inschrijving van hun UBO (artikel) regelen. Het register is onderdeel van het Handelsregister en wordt beheerd door de Kamer van Koophandel (KvK).

Privacyzorgen rondom UBO-register

Sinds de start van het register is een deel van de gegevens voor iedereen in te zien, tegen een kleine vergoeding. Bevoegde instanties, zoals opsporingsdiensten en de Belastingdienst kunnen meer informatie van de UBO bekijken.
Dat een deel van de UBO-gegevens voor iedereen toegankelijk is, zorgt ook al sinds de start van het register voor felle kritiek. Onder meer familiebedrijven vrezen voor hun privacy. Inmiddels hebben zij ook gehoor gevonden bij het Europese Hof. Dat heeft eind vorig jaar geoordeeld dat de openbaarheid een te grote inbreuk is op de grondrechten van UBO’s. In reactie op dat arrest heeft het kabinet de KvK toen gevraagd om direct alle informatieverstrekkingen te staken.

Openbaarheid register beperkt

Inmiddels heeft het kabinet besloten hoe Nederland nu omgaat met het UBO-register, zo meldt minister Kaag van Financiën in een brief aan de Tweede Kamer (pdf). Op basis van een analyse van het arrest en een verduidelijking van het Hof concludeert het kabinet dat het register niet opnieuw voor iedereen opengesteld kan worden. De toegang wordt beperkt tot drie groepen: bevoegde autoriteiten (zoals de Belastingdienst), meldingsplichtige instellingen (zoals banken) en organisaties en personen die een ‘legitiem belang’ kunnen aantonen. Er komt spoedig een wetsvoorstel aan dat de openbaarheid van het UBO-register beperkt, schrijft Kaag.

Registreren UBO blijft verplicht

Tegelijkertijd krijgen bevoegde autoriteiten en meldingsplichtige instellingen weer zo snel mogelijk toegang tot de gegevens in het register. Ook voor hen is de informatieverstrekking namelijk eerder opgeschort. Dat maakt het bijvoorbeeld voor een bank lastig om onderzoek te doen naar een onderneming die een nieuwe lening aanvraagt. Voor partijen die een legitiem belang kunnen aantonen – dat zouden bijvoorbeeld onderzoeksjournalisten kunnen zijn – onderzoekt Kaag nog hoe zij toegang kunnen krijgen.
De minister merkt in haar brief wel op dat oordeel van het Hof nadrukkelijk niet gaat over de registratieplicht voor organisaties en ondernemingen. De plicht om een UBO in te schrijven blijft dus onverkort gelden en ook de handhaving via steekproeven zet het kabinet door. Wel zal het Bureau Economische Handhaving van de Belastingdienst tot 1 februari 2023 geen sancties opleggen voor ontbrekende registraties.

(Bron: Rendement)

KO-regeling geldt voor alle ondernemingsactiviteiten samen

HR: Alle bedrijfsactiviteiten van de ondernemer moeten voor de toepassing van de KO-regeling gezamenlijk in aanmerking worden genomen.

Een belastingadviseur is voor de omzetbelasting ondernemer. In 2018 heeft hij op zijn woning zonnepanelen laten installeren. Voor de zonnepanelen doet de ondernemer een beroep op de kleine ondernemingsregeling (KO-regeling). De inspecteur heeft het verzoek van de adviseur om toepassing van de kleineondernemersregeling met de daarbij behorende ontheffing van administratieve verplichtingen afgewezen.

Oordeel hof

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden ( NTFR 2020/3027) is de afwijzing terecht, omdat daarvoor niet alleen de exploitatie van de zonnepanelen in aanmerking moet worden genomen, maar die exploitatie tezamen met de belastingadvieswerkzaamheden.

Oordeel Hoge Raad

Art. 25 Wet OB 1968 knoopt blijkens zijn tekst aan bij de ondernemer. De wettekst noch die van de uitvoeringsbepalingen wijst volgens de Hoge Raad erop dat die ondernemer de mogelijkheid heeft om voor toepassing van de kleineondernemersregeling de door hem verrichte belastbare prestaties toe te rekenen aan ‘afzonderlijke ondernemingen’ en op die ondernemingen de KO-regeling selectief toe te passen. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 25 Wet OB 1968 is ook niet af te leiden dat de mogelijkheid van een dergelijke splitsing is beoogd. De Hoge Raad bevestigt de zienswijze van het hof. Alle bedrijfsactiviteiten van de ondernemer moeten voor de toepassing van de KO-regeling gezamenlijk in aanmerking worden genomen.

(Bron: Taxence)

Voortgang maatregelen inzake werken met en als zzp’er 

Het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) groeit al jaren. Echter blijkt uit de praktijk dat aan de snelle groei van zelfstandigen nadelen kunnen kleven. Zo is er sprake van een ongelijk speelveld tussen werknemers en zelfstandigen. Veel zelfstandigen zijn onvoldoende beschermd tegen inkomensschokken door werkverlies of ziekte. Bovendien dragen zelfstandigen relatief beperkter bij aan de financiering van het sociale zekerheidsstelsel. Hierdoor wordt het moeilijker om kwetsbaardere werknemers voldoende bescherming te bieden. Daarnaast komt schijnzelfstandigheid regelmatig voor wat kan leiden tot oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Kortom, er is sprake van onvoldoende balans als het gaat om werken met en als zelfstandige(n).

Maatregelen

Het kabinet wil de balans herstellen door verschillende maatregelen in te voeren om het werken met en als zelfstandige(n) toekomstbestendiger te maken. Voor de zomer van 2022 heeft het kabinet langs drie lijnen maatregelen aangekondigd. Op 16 december 2022 hebben minister Van Gennip (SZW) en staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) een voortgangsbrief gepubliceerd, waarin de huidige stand van zaken ten aanzien van de voorziene maatregelen op het gebied van werken met en als zelfstandige(n) is opgenomen.

Gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen zonder personeel (lijn 1)

Het kabinet heeft al verschillende maatregelen getroffen die bijdragen aan een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen. Zo wordt per 2023 de zelfstandigenaftrek (versneld) afgebouwd en is de fiscale oudedagsreserve uitgefaseerd. Verder wordt in de brief de voortgang beschreven van de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, de mogelijkheden voor collectief onderhandelen voor zelfstandigen en de versterking van de positie van zelfstandigen in de Sociaal Economische Raad (SER).

Verduidelijking van regelgeving (lijn 2)

De tweede lijn ziet op het verduidelijken van de regelgeving. Dit richt zich niet alleen op het bieden van bescherming voor diegenen die daar recht op hebben, maar ook op het scheppen van duidelijkheid voor echte zelfstandigen over de ruimte die ze hebben om te ondernemen. Hierin wordt gekeken naar de regels over wanneer als werknemer wordt gewerkt en wanneer als zelfstandige gewerkt kan worden. In deze regelgeving wil het kabinet meer duidelijkheid creëren over de open norm ‘werken in dienst van’ (gezag) om werknemers van zelfstandigen te onderscheiden. Dit wil het kabinet bereiken door de regels vanuit de jurisprudentie overzichtelijk samen te brengen door de drie hoofdelementen uit de jurisprudentie in de regelgeving vast te leggen:

  1. Materieel gezag: Worden er instructies gegeven en wordt er toezicht gehouden op het werk?
  2. Inbedding van het werk: Is het werk organisatorisch ingebed in de organisatie van de werkgever?
  3. Zelfstandig ondernemerschap: Is er sprake van zelfstandig ondernemerschap binnen een arbeidsrelatie?

Deze drie hoofdelementen zullen verder worden ingevuld en uitgewerkt in samenwerking met betrokkenen.

Verder werkt het kabinet aan een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst, gekoppeld aan een uurtarief, zoals ook is voorgesteld in het middellange termijn advies van de SER. Dit rechtsvermoeden richt zich voornamelijk op werknemers met een minder goede onderhandelingspositie en voor wie het lastig kan zijn om hun rechten op te eisen. Het rechtsvermoeden kan worden ingeroepen door de werknemer indien hij/zij onder het gestelde uurtarief wordt betaald. Wanneer een werknemer een beroep doet op het rechtsvermoeden, is het aan de werkgever om aan te tonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Het kabinet streeft ernaar dat voor de zomer van 2023 een conceptwetsvoorstel voor internetconsultatie voorligt. Het plan is dat begin 2024 een wetsvoorstel met uitgewerkte wijzigingen bij de Tweede Kamer is ingediend, zodat de wetgeving voor 1 januari 2025 kan worden gepubliceerd.

Verbetering van de handhaving op schijnzelfstandigheid (lijn 3)

Op dit moment vindt de beoordeling over de kwalificatie arbeidsrelatie voor de loonheffingen plaats binnen de lijnen van het handhavingsmoratorium. Dit houdt in dat corrigerend wordt opgetreden bij kwaadwillende onjuiste kwalificaties van de arbeidsrelatie of in gevallen waarbij aanwijzingen van de Belastingdienst, dat er sprake is van een dienstbetrekking, niet binnen redelijke termijn zijn opgevolgd.

Het kabinet streeft ernaar de handhaving binnen korte termijn te versterken en het handhavingsmoratorium op 1 januari 2025 volledig op te heffen.  Het uiteindelijke doel is dat burgers en bedrijven de regels zoveel mogelijk uit zichzelf gaan naleven. Om dit te bereiken gaat de Belastingdienst actief samenwerken en hulp bieden aan partijen die willen en kunnen voldoen aan de fiscale en sociale verplichtingen. Ook komt er meer aandacht voor dossiers waar onzekerheid over de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie bestaat.

Tot slot wil het kabinet via een werkprogramma de specifieke problematiek in sectoren als kinderopvang, onderwijs en de zorg aanpakken. De werkdruk in deze sectoren kan mensen er namelijk toe bewegen om zzp’er te worden, wat op zijn beurt kan leiden tot meer werkdruk bij de werknemers in dienst. Het kabinet zal daarom voor deze sectoren de samenhang tussen de generieke maatregelen en de sectorspecifieke maatregelen voor onderwijs, zorg en kinderopvang nadrukkelijk bewaken. Indien nodig worden aanvullende maatregelen genomen, waarbij ook oog is voor het belang van goed werkgeverschap in die sectoren.

(Bron: Van Oers)