Werkgevers let op, aanzegverplichting moet schriftelijk

Een werkgever is verplicht om een werknemer een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt schriftelijk te informeren of de overeenkomst wordt verlengd of niet. Aan deze zogenoemde ‘aanzegverplichting’ zitten voorwaarden, die (vervelende) gevolgen kunnen hebben als een werkgever hier niet op de juiste wijze aan voldoet. Lees in dit perspectief waar u als werkgever op moet letten.

Aanzegverplichting

Een werkgever moet uiterlijk een maand van tevoren schriftelijk aangeven of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na afloop van de contractduur wordt voortgezet en zo ja, onder welke voorwaarden. Een werkgever kan er voor kiezen om een arbeidsovereenkomst niet te verlengen. De overeenkomst eindigt dan van rechtswege, oftewel automatisch op de afgesproken einddatum. Ondanks die afspraak geldt een aanzegverplichting voor de werkgever. De aanzegverplichting geldt niet als de einddatum van de arbeidsovereenkomst niet op een kalenderdatum is gesteld (bijvoorbeeld bij contracten voor de duur van een project) of als de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een kortere periode dan zes maanden. 

Aanzegvergoeding

Als een werkgever de aanzegverplichting geheel niet is nagekomen, dan is de werkgever een vergoeding aan de werknemer verschuldigd ter hoogte van een maandloon. Als een werkgever de verplichting niet tijdig is nagekomen, bijvoorbeeld doordat de werkgever de werknemer pas vijf dagen van tevoren heeft geïnformeerd, dan is de vergoeding naar rato verschuldigd.   

Stilzwijgende verlenging 

Om te voorkomen dat de arbeidsovereenkomst anders wordt voortgezet dan gewenst is een juiste aanzegging ook van belang. Als een arbeidsovereenkomst stilzwijgend wordt voortgezet na afloop van de einddatum van de arbeidsovereenkomst en een werkgever de aanzegverplichting niet is nagekomen, dan wordt de overeenkomst tussen werkgever en werknemer voortgezet voor dezelfde tijd en onder dezelfde voorwaarden als de eerdere arbeidsovereenkomst. Hierbij geldt als maximum een looptijd van één jaar. 

Mondelinge aanzegging voldoende? Nee.

Het is niet alleen van belang dat een werkgever tijdig voldoet aan de aanzegverplichting, maar ook dat een werkgever dit op de juiste wijze doet. Alhoewel uit de wettekst blijkt dat een aanzegging schriftelijk moet plaatsvinden, bestond er tot voor kort onduidelijkheid of een werkgever ook mondeling aan de aanzegverplichting mocht voldoen. Rechters hebben in het verleden weleens geoordeeld dat als een werknemer wist dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd, doordat een werkgever dit bijvoorbeeld mondeling in een gesprek had meegedeeld, dat dit dan voldoende duidelijk was voor een werknemer waardoor toch geen aanspraak kon worden gemaakt op de aanzegvergoeding. 

Uit rechtspraak van de Hoge Raad blijkt echter inmiddels dat het niet voldoende is om een werknemer mondeling te informeren. Een werkgever moet altijd schriftelijk aan de aanzegverplichting voldoen. Gebeurt dat niet, dan maakt een werknemer, op het moment dat deze weet dat de arbeidsovereenkomst niet (of wel) verlengd wordt, alsnog aanspraak op een aanzegvergoeding. Het maakt daarbij geen verschil of een werknemer nadeel heeft ondervonden. 

Let op, want het gaat geregeld fout 

In de praktijk zien wij geregeld dat werkgevers niet voldoen aan de schriftelijke aanzegverplichting, met alle nadelige gevolgen van dien. Het komt regelmatig voor dat werkgevers een werknemer slechts mondeling informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Voor werkgevers is het dus van belang dat de administratie goed op orde is, zodat inzichtelijk is welke werknemer op welk moment moet worden geïnformeerd. Daarnaast is het van belang dat processen goed zijn ingericht en dat steeds schriftelijk wordt voldaan aan de aanzegverplichting. Dit kan onder meer via een brief of per e-mail. Het is verstandig om een werknemer hiervoor te laten tekenen of te zorgen voor een ontvangstbevestiging.

(Bron: BDO)

Stijgende hypotheekrente, profiteer ervan bij een spaarhypotheek

In 2021 bereikte de hypotheekrente het laagste niveau ooit en was het lenen van geld bijna gratis. Veel woningeigenaren hebben hiervan geprofiteerd door bijvoorbeeld het rentecontract aan te passen. Hierdoor wordt de maandelijkse rentebetaling over het geleende bedrag lager. Toch is het niet altijd voordelig om een rentecontract met een lage rente te hebben. Soms kan een lagere rente zelfs ervoor zorgen dat u minder inkomen te besteden hebt. 

(Bank)Spaarhypotheek 

Afhankelijk van de hypotheekvorm, kan een hogere rente gunstig uitpakken voor uw maandlasten. Dit is vooral het geval als u een (bank)spaarhypotheek heeft. Bij deze hypotheekvorm is het rentebedrag dat u krijgt over uw (bank)spaarproduct vaak hetzelfde als de het bedrag dat u betaalt voor de gekoppelde hypothecaire lening. U bouwt het doelkapitaal dan ook op uit de te ontvangen rente en de periodieke inleg/premie. Samen vormen deze de waarde van het eindkapitaal. 

Wanneer de rente daalt, zult u dus periodiek meer geld moeten storten om het eindkapitaal te kunnen bereiken. Ondanks dat de brutolasten wellicht gelijk blijven, kunt u hier netto een nadeel van ondervinden. Dit komt omdat de betaalde hypotheekrente fiscaal aftrekbaar is, maar de periodieke storting niet. Hieronder een rekenvoorbeeld. 
 

Hypothecaire lening   Rentepercentage 1% 3% 5% 
Hoofdsom  €   200.000    Rente   €       2.000   €        6.000   €    10.000  
Looptijd 30   Periodieke inleg  €       6.440   €        3.544   €          718  
Resterende looptijd 12   Bruto  €       8.440   €       9.544   €     10.718  
Gespaard kapitaal  €   105.000    Hypotheekrenteaftrek   €          740   €        2.220   €       3.700  
    Netto  €       7.700   €        7.324   €       7.018  
Voorbeeldberekening, eenheden in jaren.    

Extra storten 

Vaak kunt u binnen het spaarproduct extra stortingen te doen. Over deze stortingen betaalt u meestal dezelfde rente als die van de gekoppelde hypothecaire lening. Met een extra storting kunt u op het spaargeld een gegarandeerd rendement halen, Kunt u de hypothecaire lening eerder aflossen en komt  het eindkapitaal eerder in zicht. Ook kunt u ervoor kiezen om in de toekomst eerder te stoppen met het betalen van de periodieke inleg/premie. Extra bijkomend voordeel is dat het vermogen niet meer meetelt in box 3. Voor het doen van extra stortingen gelden wel fiscale voorwaarden. 

Toeslagen en kortingen 

Als u recht hebt op hypotheekrenteaftrek, betekent dit dat u de hypotheekrente mag aftrekken van uw verzamelinkomen. Als de rente stijgt en uw verzamelinkomen door de renteafrek dus daalt, kan het zijn dat u recht krijgt op een toeslag of een verhoging van de toeslag. Ook een lager vermogen in box 3 kan hiervoor zorgen. Met name bij kinderopvangtoeslag kan dit een groot verschil opleveren, maar ook voor de zorgtoeslag of het kindgebonden budget kan dit voordeel opleveren.  

(Bron: Flynth)

Arbeidsvoorwaarden? Schriftelijk informeren werknemer verplicht

Met de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden is ook de informatieverplichting vanuit de werkgever uitgebreid. Dit betekent dat u als werkgever verplicht bent om bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst uw medewerker schriftelijk te informeren over de arbeidsvoorwaarden.

Wat is het belang van informatieverplichting voor de werkgever?

Uit een uitspraak van de rechtbank Overijssel blijkt hoe belangrijk het voor een werkgever is om daadwerkelijk te voldoen aan die informatieverplichting. Tussen werkgever en werknemer ontstond onenigheid over de vraag of de arbeidsovereenkomst was aangegaan voor bepaalde of onbepaalde tijd. De werkgever was van mening dat er overeenstemming was bereikt over een einddatum en weigerde de arbeidsovereenkomst te verlengen. Er lag tussen de partijen geen getekende schriftelijke arbeidsovereenkomst met afspraken over een eventuele einddatum. Ook op de loonstrook stond niet vermeld voor welke arbeidsduur de werknemer in dienst is. Dat maakt dat de kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet had voldaan aan de schriftelijke informatieverplichting en dat er daarom sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De onterechte aanzegging/opzegging van de arbeidsovereenkomst werd door de kantonrechter vernietigd, waardoor de werknemer met terugwerkende kracht voor onbepaalde tijd in dienst is bij de werkgever.

Voldoet u aan de informatieplicht?

Voorgaande uitspraak is een goed voorbeeld van de nadelige gevolgen voor u als werkgever als u uw werknemer niet of niet voldoende heeft geïnformeerd over de arbeidsvoorwaarden. Voldoet u al aan deze informatieplicht? En voldoet uw arbeidsovereenkomst aan deze nieuwe wettelijke eisen?

(Bron: Abab)

Tweede Kamer stemt in met afschaffen salderingsregeling zonne-energie 

Eigenaren van zonnepanelen kunnen nu hun opgewekte energie nog salderen met de afgenomen energie. De Tweede Kamer stemde echter in met het vanaf 2025 afbouwen en het vanaf 2031 volledig afschaffen van de salderingsregeling op zonne-energie.

Eerste kamer

Of de salderingsregeling ook daadwerkelijk wordt afgeschaft, hangt af van de Eerste Kamer, die ook nog met het voorstel moet instemmen. In het wetsvoorstel is opgenomen dat de vergoeding voor aan de energieleverancier geleverde stroom die niet gesaldeerd wordt, tot 2027 minimaal 80% van het leveringstarief (exclusief belastingen en heffingen) bedraagt dat de eigenaar van de zonnepanelen afspreekt met de energieleverancier. Vanaf 2027 stelt de minister op basis van advies van de Autoriteit Consumenten & Markt (ACM) iedere twee jaar de minimale vergoeding vast.

(Bron: Van Oers)

Werkgeverslasten 2023 bekend 

De premies werknemersverzekeringen en zvw voor 2023 zijn definitief vastgesteld. Ook is het maximumpremieloon bekend waarover de premies berekend worden. De definitieve premies wijken iets af van de voorlopige premies die met Prinsjesdag bekend zijn gemaakt.

Premievergelijking2023 (definitief)
Algemeen werkloosheidsfonds )Awf)*
Awf-laag2,64%
Awf-hoog7,64%
Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo)
Geldt alleen voor overheidswerkgevers
0,68%
Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof)**
Aof-kleine werkgever5,82%
Aof-grotere werkgever7,11%
Ùniforme opslag kinderopvang (Aof)0,50%
Werkhervattingskas (rekenpremie) (Whk)***1,53%
Werkgeversheffing ZVW6,68%
Werknemersbijdrage ZVW5,43%
Maximumpremieloon/maximumbijdrageloon€ 66.956

*Algemeen werkloosheidsfond (Awf)

Voor de volgende werknemers mag u de premie Awf-laag toepassen:

  • Werknemers met een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (geen oproepovereenkomst).
  • Werknemers die leerling zijn in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl).
  • Werknemers die jonger zijn dan 21 en in een maand niet meer dan 52 uur of in een vierwekenperiode niet meer dan 48 uur werken.
  • U betaalt een WW-, ZW-, WIA-, WAO- of WAZO-uitkering namens UWV door aan uw werknemer (werkgeversbetaling). Of u betaalt deze uitkering zelf als eigenrisicodrager.

Om de premie Awf-laag te mogen toepassen moet u een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van de werknemer in uw loonadministratie hebben opgenomen. Heeft u er nog geen, dan kunt u veel geld besparen door er een op te (laten) stellen.

Er zijn twee situaties waarin u met terugwerkende kracht alsnog de hoge premie moet toepassen:

  1. Een werknemer gaat binnen twee maanden na aanvang van zijn dienstbetrekking weer uit dienst.
  2. Een werknemer krijgt in een kalenderjaar meer dan 30% extra uren verloond dan in zijn arbeidsovereenkomst is vastgelegd voor dat jaar (let op: deze bepaling geldt niet voor contracten van 35 uur of meer per week).

** Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof)

De premie voor het arbeidsongeschiktheidsfonds gedifferentieerd. De hoogte van uw premieloonsom in 2021 is bepalend voor de premie die u in 2023 moet toepassen.

Werkgevers met een premieloonsom in 2021 tot € 905.000 betalen de lage premie. Werkgevers met een loonsom in 2021 van € 905.000 of hoger betalen de hoge premie.

Over de volgende uitkeringen, toeslagen en loonbetalingen bent u altijd de hoge premie Aof verschuldigd:

  • uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen (WAO, WIA, ZW en WW). Dit geldt als u de uitkering namens UWV aan uw werknemers betaalt (werkgeversbetaling) of als u dit doet als eigenrisicodrager;
  • WAZO-uitkeringen in verband met zwangerschap, bevalling, adoptie, pleegzorg, aanvullend geboorteverlof en betaald ouderschapsverlof;
  • toeslagen op grond van de Toeslagenwet;
  • het loon uit een WSW-dienstbetrekking;
  • wachtgeld op grond van de oude regeling van vóór 2001.

***Premie werkhervattingskas

De premie werkhervattingskas is afhankelijk van verschillende factoren: uw premieloonsom, of u instroom heeft gehad van (ex)werknemers in de ziektewet/wga en uw sectorindeling.

Eind november/begin december stelt de Belastingdienst de premie per werkgever vast, u ontvangt daarvan een beschikking.

(Bron: Van Oers)

Eerst ingediende aangifte lattende partners bepalend voor eigenwoningaftrek

De heer X en mevrouw Y hadden sinds 22 december 2014 een geregistreerd partnerschap. Zij woonden in 2016 ieder in hun eigen woning op verschillende adressen. X bezat nog een tweede woning, die aan een derde was verhuurd. Tot het vermogen van X behoorden verder investeringen in twee bedrijven € 20.000 (in 2016) en € 37.225 (in 2017). X bezat verder 5.033 aandelen in een NV met een intrinsieke waarde van € 602.313 (2016). Het partnerschap tussen X en Y eindigde op 27 november 2018. Y diende haar aangifte IB 2016 een maand eerder in dan X. X en Y gaven ieder de woning waarin zij woonden aan als eigen woning in box 1. De inspecteur corrigeerde de aangifte IB 2016 van X omdat X en Y volgens hem in 2016 fiscale partners waren. X ging in beroep en stelde dat hij en Y geen fiscale partners waren. Verder stelde hij dat de (tweede) woning in box 3 als zijn eigen woning in box 1 moest worden aangemerkt. Daarnaast bepleitte hij lagere waarden voor alle bezittingen in box 3. Rechtbank Noord-Holland stelde X deels in het gelijk en besliste dat X de leegwaarderatio kon toepassen op de woning in box 3. X ging in hoger beroep maar Hof Amsterdam bevestigde de uitspraak van de Rechtbank. X en Y waren heel 2016 geregistreerde partners en daarmee waren zij in 2016 ook elkaars fiscale partners, ook al stonden zij niet op hetzelfde adres ingeschreven in BRP en voerden zij geen gezamenlijke huishouding. X kon volgens het Hof maar één woning tot hoofdverblijf en als eigen woning aanmerken. Omdat X en Y beiden hun “eigen” woning in hun aangiften als eigen woning hadden aangemerkt en geen gezamenlijke keuze hadden gemaakt voor één van beide woningen moest de woning van degene die als eerste zijn aangifte had ingediend als eigen woning worden aangemerkt, en dat was Y. Met betrekking tot de overige bezittingen besliste het Hof dat X de leegwaarderatio mocht toepassen op de woning in box 3, dat de investeringen in de bedrijven door X zelf  waren bevestigd en dus niet te hoog waren opgenomen en dat de waarde van de aandelen in de NV voor het juiste bedrag in box 3 waren opgenomen omdat dit de waarde was ingevolge een door de accountant van deze NV gecontroleerde jaarrekening 2016. Het Hof verwierp tot slot de stelling van X dat € 4.000 van de privé ASN-spaarrekening moest worden toegerekend aan zijn IB-onderneming als reserve of een buffer voor zijn privéuitgaven in een periode waarop het minder goed ging met deze onderneming. X had volgens het Hof niet aannemelijk gemaakt dat hij in het kader van de vermogensetikettering een deel van privébezittingen kon toerekenen aan de onderneming. Het bedrag was niet dienstbaar aan zijn onderneming zodat het volledige saldo van de ASN-bankrekening terecht tot het box 3-vermogen was gerekend. Het Hof verklaarde het hoger beroep van X ongegrond.

(Bron: FUTD)

Kritisch advies Raad van State  initiatiefwetsvoorstel vermogensbelasting

De Raad van State heeft een kritisch advies gepubliceerd over het initiatiefwetsvoorstel vermogensbelasting 2024.

Het wetsvoorstel wil een belasting over vermogen tegen een progressief tarief invoeren. De heffingsgrondslag is beperkt tot het vermogen dat in de inkomstenbelasting in box 3 in aanmerking wordt genomen. Box 1 en box 2-vermogen telt niet mee. Met het voorstel willen de initiatiefnemers de vermogensongelijkheid verminderen en een stabiele belastingopbrengst over vermogen met een regeling die uitvoerbaar is voor de Belastingdienst en die begrijpelijk en uit te leggen is.

Middengroepen aangepakt, zeer vermogenden ontzien

De RvS concludeert dat de beoogde doelen maar in zeer beperkte mate worden bereikt. De beperking van de grondslag tot het vermogen in box 3 kan tot gevolg hebben dat het beeld ontstaat dat middengroepen worden aangepakt en zeer vermogenden worden ontzien. Aan de Belastingdienst is een uitvoeringstoets gevraagd. Hieruit bleek dat met het voorstel er geen sprake is van een uitvoerbare regeling voor de Belastingdienst.

Eigendomsrecht

Verder merkt de RvS op dat de initiatiefnemers het voorstel nader moeten motiveren in het licht van het eigendomsrecht. De voorgestelde tarieven zijn hoog, niet alleen vergeleken met de vroegere Nederlandse vermogensbelasting (0,7%), maar ook vergeleken met het buitenland. Er is bovendien niet voorzien in een anticumulatieregeling. Niet uitgesloten is dat de combinatie van een box 3 inkomstenbelastingheffing en een vermogensbelasting over dezelfde grondslag ertoe leidt dat deze gecombineerde heffing op stelselniveau de proportionaliteitstoets niet kan doorstaan. Dit risico kan mogelijk worden beperkt door de som van beide belastingen te maximeren, vergelijkbaar met de vroegere zogenoemde 68%-regeling. Maar maximeren maakt de heffing wel complexer, wat extra druk legt op de uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst.

Internationale aspecten

In de toelichting wordt onvoldoende ingegaan op de internationaalrechtelijke aspecten van de invoering van een vermogensbelasting in Nederland, op de (on)mogelijkheden om deze heffing in internationale verhoudingen te effectueren en – gelet op de ervaringen uit het verleden – op mogelijke gedragseffecten in internationaal verband. Een belangrijke reden voor de afschaffing van de vermogensbelasting per 2001 was dat deze in internationale verhoudingen eenvoudig kon worden vermeden. De RvS adviseert het wetsvoorstel niet in behandeling te nemen, tenzij het is aangepast.

(Bron: Taxence)

Pas bij bewezen fraude is aftrek voorbelasting te weigeren

Zolang feiten en omstandigheden alleen maar aanwijzingen en geen bewijzen zijn voor btw-fraude, mag de fiscus de aftrek van voorbelasting in beginsel niet weigeren.

De bedrijfsactiviteiten van een bv bestaan voornamelijk uit een groothandel in elektronische en telecommunicatieapparatuur en bijbehorende onderdelen. Daarmee is zij ondernemer voor de btw. Naar aanleiding van een controlerapport weigert de Belastingdienst de vooraftrek met betrekking tot btw die door een bedrijf is gefactureerd. Dit bedrijf is niet gemeld als leverancier. Volgens de inspecteur heeft het bedrijf btw-fraude gepleegd door bewust te weinig omzetbelasting te voldoen. Ook is het btw-nummer van deze leverancier ingetrokken. Overigens is in de administratie van het bedrijf een al geopende brief aan de bv aangetroffen. Verder wijst de Belastingdienst erop dat de bv goederen inkoopt bij het bedrijf en vervolgens doorverkoopt. Daarmee is zij volgens de fiscus een schakel in een keten waarin btw-fraude is gepleegd. De inspecteur beweert de bv te hebben gewezen op de kenmerken van ketenfraude. Daarom vindt hij dat de bv zich bewust is geweest van haar deelname aan de fraude.

Aanwijzing voor fraude is nog geen bewijs

Maar de Belastingdienst weet Rechtbank Den Haag niet te overtuigen. Om te beginnen is niet altijd sprake van fraude als een ondernemer de verschuldigde btw niet afdraagt. Bepaalde feiten en omstandigheden kunnen aanwijzingen zijn voor het bestaan van fraude, zonder dat zij fraude bewijzen. Evenmin is gebleken dat binnen de keten op enige andere wijze sprake is van fraude. Omdat de inspecteur de aanwezigheid van fraude niet heeft bewezen, mag hij aftrek van de voorbelasting niet weigeren.

(Bron: Taxence)

Jaarverslaggeving uploaden voor 1 juli


De aanlevering van uw jaarverslaggeving doet u vóór 1 juli, en niet langer per post: u moet de documenten zelf uploaden via Mijn DUO. Na afronden van de jaarrekeningcontrole ontvangen onze klanten hiervoor 3 of 4 losse bestanden:

  1. Het aanbiedingformulier;
  2. Het gewaarmerkte jaarverslag;
  3. De controleverklaring;
  4. Het verslag van bevindingen (indien van toepassing).

Houdt u de deadline van 1 juli in de gaten, want hier geldt een verzwaard strafbeleid.
Elk jaar moet u vóór 1 juli de bekostiging van uw school verantwoorden. U levert hiervoor de jaarverslaggeving en de jaarcijfers aan. In de jaarverslaggeving rapporteert uw schoolbestuur over algemene zaken en het beleid van het afgelopen schooljaar. Vanaf verslagjaar 2022 levert u deze documenten als pdf aan via Mijn DUO.

Auto privé of zakelijk kopen?

Wat je moet weten om optimaal te profiteren van de belastingregels

Als het gaat om mobiliteit moet je een belangrijke keuze maken: ga je een auto van de zaak rijden of gebruik je een privéauto zakelijk? Hoe zit het met de kosten in beide scenario’s. In dit artikel helpen we je een goed onderbouwde keus te maken.

Ondernemen houdt onder andere in dat je slimme keuzes moet maken. Ook als het gaat om je vervoer. Waar kies je voor? Laten we eerst bekijken welke scenario’s er zijn en welke gevolgen die scenario’s hebben op jouw onderneming. De focus in dit artikel: kies je voor een auto van de zaak of ga je een privéauto zakelijk rijden.

Auto van de zaak

Het eerste scenario is: je auto zakelijk kopen. Je zoekt een auto uit waar je graag in gezien wordt, boekt hem in op de zaak en voila: een auto van de zaak. Als je een auto op de zaak koopt, gaat de auto bij het vermogen van de onderneming horen.

Voordelen auto van de zaak

Als je kiest voor een auto van de zaak, heb je het voordeel dat je alle autokosten kunt opvoeren als bedrijfskosten. Je kunt onder andere de volgende kosten aftrekken van je winst:

  • Wegenbelasting (Motorrijtuigenbelasting)
  • Brandstof
  • Onderhoud
  • Parkeren
  • Verzekeringen
  • Afschrijving

Dat betekent dat je relatief voordelig in een mooie auto je zakelijke ritten kunt afwerken. Dat is het comfortabele en aantrekkelijke van een auto zakelijk kopen.

Btw zakelijke auto

Als je een auto volledig zakelijk rijdt, mag je de btw op alle kosten die je maakt voor je auto, terugvragen.

Nadelen auto van de zaak

Het grote nadeel van een auto van de zaak is de bijtelling voor zakelijke auto’s. Als je de auto van de zaak meer dan 500 kilometer per jaar privé rijdt, moet je een percentage bijtelling betalen over de nieuwwaarde van de auto. Dat kan flink oplopen, want het standaard bijtellingstarief is 22%. Bij je beslissing of je een auto van de zaak neemt, is het dus goed om na te gaan hoeveel zakelijke kilometers per jaar je rijdt. Als je maar weinig zakelijke ritten hebt, is het misschien beter om een privéauto zakelijk te rijden.

Als je kiest voor een duurzame zakelijke auto, zoals een volledig elektrische auto, kom je op dit moment nog in aanmerking voor een lager bijtellingstarief. Dat is dus niet alleen goed voor het milieu, maar ook voor je portemonnee.

Youngtimer-regeling

Er is ook nog een andere manier om voordelig een auto zakelijk te rijden: via de youngtimer-regeling. In het kort komt het erop neer dat je een auto van 15 jaar of ouder op de zaak rijdt en bijtelling betaalt over de dagwaarde. Deze regeling is bij zzp’ers en andere ondernemers geliefd, want je kunt een luxe auto van de zaak rijden tegen een aantrekkelijk tarief.

Bijtelling voorkomen

Er zijn ook manieren om geen bijtelling voor je auto te betalen. Maar dan moet je aan bepaalde voorwaarden voldoen, zoals een sluitende rittenregistratie en een puur zakelijk gebruik van de auto. Lees hier alles over bijtelling voorkomen (inclusief handige tips).

Leasen of kopen?

Dan nog een laatste afweging als je een zakelijke auto overweegt: kopen of leasen? In de praktijk zijn er maar weinig ondernemers die in één keer een auto aanschaffen. Maar het kan voordelen hebben om dat te doen, bijvoorbeeld: je kunt aanspraak maken op kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en afschrijving. De meeste ondernemers kiezen echter voor een vorm van zakelijk leasen, omdat ze daarmee geen dure investeringen hoeven doen en verder ontzorgd worden door de leasemaatschappij.

Privéauto zakelijk gebruiken

Een andere optie is: je gaat je privéauto zakelijk gebruiken. Een privéauto zakelijk gebruiken komt hierop neer: geen bijtelling, maar wel een vergoeding per zakelijke kilometer: € 0,19 per kilometer (vanaf 1-1-2023: € 0,21 per kilometer). Als je niet al te veel zakelijke kilometers per jaar rijdt, is dit vaak de voordeligste optie. Zeker omdat er naast de zakelijke kilometervergoeding meer mogelijk is. 

Tip: auto privé kopen en zakelijk boeken voor de btw

Wist je dat je een auto die je voor de inkomstenbelasting privé aanschaft, voor ‘zakelijke’ btw-aftrek kunt inschalen? Dat zit zo: bij de aanschaf van een auto kun je kiezen om de auto voor de inkomstenbelasting tot het zakelijke of het privévermogen te rekenen. De keuze die je maakt voor de btw staat hier los van. Je kunt de btw op de aanschaf van een privéauto dus aftrekken. 

Wanneer is die btw op de aanschaf van een privéauto aftrekbaar? Als je de auto tot het btw-ondernemingsvermogen rekent. Dat maakt het in veel gevallen interessant voor ondernemers om een privéauto zakelijk in te boeken voor de btw. Goed om te weten: je kunt dit alleen doen als je onderneemt als natuurlijke persoon, dus niet als dga van een bv of nv.

Als je kiest voor een zakelijk gebruik van je privéauto en je wilt de btw op zakelijke kosten terugvragen, moet je een sluitende kilometeradministratie bijhouden om aan te kunnen tonen wat je aandeel zakelijke ritten is. 

Keuzehulp: auto op de zaak of privé?

Soms is het voordeliger om de auto op de zaak te zetten, soms kun je beter voor privé kiezen. Wanneer is een bedrijfsauto voordeliger? Om hierin een goede keuze te maken, moet je de volgende dingen op een rijtje hebben:

  • De aanschafkosten
  • Het aantal zakelijke- en privékilometers
  • Het bijtellingspercentage
  • De leeftijd van de auto
  • De winstverwachting van de onderneming

Wat in jouw geval het meest gunstig is hangt heel erg af van jouw situatie, maar er zijn wel een paar vuistregels.

  1. Koop je een oude auto met een hoge cataloguswaarde en maak je veel zakelijke kilometers? Dan is het vaak voordeliger om je auto tot je privévermogen te rekenen, tenzij het een youngtimer is.
  2. Koop je een nieuwe auto met een laag bijtellingspercentage en rijd je voldoende zakelijk en ook privé? Dan is het vaak voordeliger je auto op te geven als ondernemingsvermogen.

Tip: zakelijk rijden doorrekenen

Afhankelijk van al de bovengenoemde factoren kun je berekenen wat uiteindelijk voor jou het meest voordelig is. Om dit exact te berekenen, is niet de makkelijkste klus. Online tools kunnen je hierbij helpen, maar die geven een beperkt beeld. Het is daarom slimmer om een accountant in te schakelen om je exacte voordeel te berekenen. 

Let op: de keuze die je maakt voor de inkomstenbelasting hoeft niet per se ook te gelden voor de btw. Daar kan het voordeel weer net anders liggen. Een boekhouder of accountant kan je daar meer over vertellen.

(Bron: MKB Servicedesk)