Beperk verhoogde belastingrente: vraag voorlopige aanslag

De belastingrente voor onder meer inkomstenbelasting is op 1 juli 2023 gestegen. Ons advies: vraag tijdig een voorlopige aanslag aan en beperk zo de rente die u moet betalen. 

U betaalt belastingrente als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen. Bijvoorbeeld als u de aangifte inkomstenbelasting na 1 mei indient. Of de aangifte vennootschapsbelasting meer dan 5 maanden na het einde van het boekjaar. 

Stijging voor vrijwel alle belastingen

Op 1 juli 2023 is deze belastingrente voor vrijwel alle belastingen gestegen van 4% naar 6%. Dit geldt bijvoorbeeld voor de inkomstenbelasting, erfbelasting, loonbelasting en overdrachtsbelasting. Alleen de vennootschapsbelasting en de zogenaamde bronbelasting hebben een afwijkende belastingrente. Deze stijgt nu niet, maar staat momenteel al op 8%. Ook hier is het dus de moeite waard om de rente zoveel mogelijk te beperken.  

Vraag tijdig voorlopige aanslag aan

Is het u niet gelukt om uw belastingaangifte op tijd in te dienen? Dan adviseren wij u om alsnog zo snel mogelijk een (aangepaste) voorlopige aanslag aan te vragen. Zo beperkt u de termijn waarover u rente moet betalen. Wel is het belangrijk dat deze voorlopige aanslag zo goed mogelijk overeenkomt met de werkelijkheid. Als de definitieve aanslag hoger uitvalt dan de voorlopige aanslag, moet u over het verschil namelijk alsnog belastingrente betalen.  

Beperk invorderingsrente, los coronaschulden af

Naast belastingrente kunt u te maken krijgen met invorderingsrente. U betaalt invorderingsrente als u een belastingaanslag niet op tijd betaalt. Deze invorderingsrente is op 1 juli 2023 gestegen van 2% naar 3% en zal op 1 januari 2024 verder worden verhoogd naar 4%. De invorderingsrente geldt ook voor coronabelastingschulden. Wij raden dan ook aan deze coronaschulden indien mogelijk versneld af te lossen. 

(Bron: Flynth)

Hebt u een energie-intensieve onderneming? Vraag dan t/m 2 oktober Tegemoetkoming Energiekosten aan

Gebruikt uw onderneming veel energie? Dan hakken de hoge energieprijzen van de laatste tijd er flink in. Gelukkig kunt u tot en met 2 oktober nog de Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) aanvragen. Hiermee krijgt u – met terugkerende kracht – maximaal 160.000 euro van uw energiekosten vergoed.

Schat in of de regeling voor u geldt

De belangrijkste voorwaarde voor de TEK is dat uw energiekosten van gas en elektra meer dan 7 procent van uw omzet bedragen. Met behulp van rekenvoorbeelden op de RVO-website kunt u alvast inschatten of uw onderneming hieraan voldoet. RVO gebruikt bij de berekening een schatting van uw jaarverbruik. Uw netbeheerder levert hiervoor de cijfers. RVO rekent met modelprijzen voor 2022: 2,41 euro per m3 gas en 0,59 euro per kWh elektriciteit. Deze prijzen zijn inclusief energiebelasting en opslag duurzame energie.

Voorwaarden TEK

Om voor de TEK in aanmerking te komen, moet uw onderneming ook aan de volgende voorwaarden voldoen. Als u aan alle voorwaarden voldoet, dan kunt u tot en met 2 oktober 2023 de TEK aanvragen. De tegemoetkoming is beschikbaar voor de periode 1 november 2022 tot 31 december 2023.

  • De onderneming voldoet aan de Europese definitie van MKB.
  • De onderneming is in Nederland gevestigd, staat met de handelsnaam ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en is uiterlijk op 31 december 2022 ingeschreven.
  • De onderneming is te typeren als een energie-intensieve onderneming, waarvan de energiekosten van gas en elektra minimaal 7 procent van de omzet bedragen.
  • Het betreft een onderneming met een zakelijk energiecontract.
  • Het energiecontract is afgesloten voor 1 november 2022 en heeft betrekking op de levering van energie in de periode 1 november 2022 tot en met 31 december 2023. Daarbij is de prijs lager dan € 1,19 inclusief Energie Belasting (EB) en Opslag Duurzame Energie (ODE) per m³ gas en 0,35 euro inclusief EB en ODE per kWh elektra wordt in mindering gebracht op het subsidiabele bedrag.
  • Als er elektriciteit wordt geleverd aan het net, wordt dit van het energieverbruik afgehaald. De volumes worden gesaldeerd.
  • Als er een eerdere tegemoetkoming is ontvangen via het prijsplafond, wordt dit in mindering gebracht.

De TEK kent drie stappen:

  • Energie-intensiteitseis;
  • Berekening van het voorschot;
  • Definitieve vaststelling (vanaf januari 2024 voor 31 mei 2024).
     
  1. Energie intensiteitseis
    Een onderneming kan subsidie aanvragen als ze voldoet aan de eis dat de energiekosten (van gas en elektra) minimaal 7 procent bedragen van de totale omzet. De omzet wordt bepaald op basis omzetgegevens over het jaar 2022 uit de aangiften omzetbelasting.
    RVO ontvangt een schatting van het jaarverbruik van de netbeheerder.
    Voor het bepalen of een onderneming voldoet aan de intensiteitseis rekent RVOmet een gemiddelde prijs van energie. De modelprijs (rekenprijs) is vastgesteld op 2,41 euro per m3 gas en 0,59 euro per kWh voor elektriciteit. Deze prijzen zijn inclusief Energie Belasting (EB) en Opslag Duurzame Energie (ODE).
     
  2. Berekening voorschot
    De totale tegemoetkoming bedraagt 50% van de energiekosten van het standaard energieverbruik. Het voorschot wordt berekend aan de hand van het standaard jaarverbruik voor gas in m³ x 2 euro x 50 procent en het standaard jaarverbruik voor elektra in kWh x0,60 euro x 50 procent. Het voorschot is 50 procent van dit bedrag. Daarbij geldt de voorwaarde dat de tegemoetkoming van de TEK-regeling maximaal 160.000 euro per onderneming (groep) bedraagt.
     
  3. Definitieve vaststelling
    De definitieve vaststelling vindt op basis van de modelprijs 2023 plaats. Deze wordt in februari 2024 door het CBS vastgesteld. Boven de 125.000,00 euro subsidie dient een accountantsverklaring overlegd te worden.

Actie gevraagd omtrent eHerkenning

Zorg dat u uw eHerkenning niveau 3 met machtiging ‘RVO diensten op niveau eH3’ of hoger op orde heeft. Om in te loggen heeft u eHerkenning niveau 3 met machtiging ‘RVO diensten op niveau eH3’ (of hoger) nodig.

Uitwerking aanvraag

  • Om uw aanvraag nauwkeurig uit te werken heeft u in ieder geval de volgende zaken nodig:
  • Om in te loggen heeft u eHerkenning niveau 3 met machtiging ‘RVO diensten op niveau eH3’ (of hoger) nodig.
  • De gegevens van de subsidieaanvrager, het KVK-nummer, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer waarop het voorschot kan worden overgemaakt.
  • De gegevens van de contactpersoon, naam, telefoonnummer en e-mailadres.
  • De EAN-nummers van uw gas en elektriciteitsaansluiting(en)
  • De omzet over 2022.
  • De uitzonderingen kunt u op de website van RVO.nl TEK aanvraag voorbereiden vinden.

(Bron: Flynth)

Mogelijkheden lijfrentepremieaftrek met terugwerkende kracht verruimd

Zoals eerder bericht is op 30 mei de Wet toekomst pensioenen aangenomen. In dit Perspectief lichten we een deel van deze wetswijziging uit: het arbeidsvormneutraal pensioenkader.

Tweede en derde pijler

Voor de invoering van de Wet toekomst pensioenen waren de verschillen tussen de tweede pijler (arbeidspensioen) en de derde pijler (privépensioen of lijfrente) aanzienlijk en moeilijk uit te leggen. Maar volgens de nieuwe wetgeving worden de fiscale voordelen voor het opbouwen van een toekomstvoorziening in beide pijlers bijna volledig gelijkgetrokken.

Ruimere mogelijkheden voor lijfrenten

Door de gewijzigde wetgeving kunnen zelfstandigen maar ook andere belastingplichtigen haast dezelfde fiscale ruimte gebruiken als werknemers in een pensioenregeling. En dat met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023.

Jaarruimte

De maximale premieruimte voor lijfrenten wordt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 verhoogd naar 30% (nu 13,3%) van de premiegrondslag. Dit betekent dat de fiscale mogelijkheden meer dan verdubbeld worden.

Reserveringsruimte

Daarnaast biedt de wetgeving nu aanzienlijk meer ruimte om tekorten uit het verleden in te halen. De zogenaamde reserveringsruimte wordt verhoogd naar maximaal € 38.000, daar waar dit nu ruim € 7.000 is. Deze reserveringsruimte stelt belastingplichtigen in staat om ongebruikte jaarruimte uit het verleden alsnog in te vullen. Onder de huidige wetgeving kon dit alleen voor de laatste 7 jaar, maar dat is nu uitgebreid naar de laatste 10 jaar. Dit biedt dus meer mogelijkheden aan die zijde.

(Bron: BDO)

Het belang van een samenlevingscontract voor ondernemers

U bent ondernemer en wilt gaan samenwonen. Dan is het verstandig een samenlevingscontract te laten opstellen. U wilt immers de zaken goed geregeld hebben.

Het belang van een samenlevingscontract

In een samenlevingscontract legt u verschillende afspraken vast die gelden tijdens de samenwoning, zoals afspraken over betaling van de kosten van de huishouding of een vergoedingsregeling als de ene partner geld investeert in bijvoorbeeld het woonhuis of de onderneming van de ander. Maar u kunt ook regelingen opnemen die gelden bij einde van de samenwoning, zoals afspraken over de verdeling van inboedelgoederen, een woonrecht als uw relatie eindigt of een verblijvingsbeding voor het geval een van u komt te overlijden. 
Daarnaast kunt u door het opstellen van een samenlevingscontract recht krijgen op de grote partnervrijstelling van erfbelasting, zodat u fiscaal gunstig van uw partner kunt erven. 

Goed geregeld voor de toekomst

Uiteraard kunnen er in een samenlevingscontract regelingen worden getroffen die langere tijd naar wens zijn. Maar mocht uw situatie veranderen, bijvoorbeeld door het oprichten van of toetreden tot een onderneming, de geboorte van kinderen, de aankoop van een (ander) (gezamenlijk) woonhuis of als een van beide partners minder gaat werken, dan is het van belang om de regelingen daarop af te stemmen.  Laat uw samenlevingsovereenkomst op tijd opnieuw beoordelen.

Trouwen of geregistreerd partnerschap

Het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap kan verstrekkende juridische gevolgen hebben, zeker voor ondernemers. De afspraken die u in uw samenlevingscontract hebt gemaakt, zijn niet automatisch van toepassing op uw huwelijk of geregistreerd partnerschap. Laat u daarom vooraf adviseren over de gevolgen van een huwelijk of geregistreerd partnerschap voor uw bedrijf door een jurist personen- en familierecht. Zo nodig kunt u huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden laten opstellen.

(Bron: ABAB)

Bent u al op de hoogte van de wijzigingen van het minimumloon per 1 juli?

Houdt u zich bezig met loonadministratie? Graag delen we met u de belangrijkste aanpassingen die van kracht zijn per 1 juli 2023. Deze wijzigingen hebben betrekking op het minimum(jeugd)loon, het dagloon en het jeugd-LIV.

Wijziging wettelijk minimumloon

In de rekenregels vanaf 1 juli 2023 wijzigt het bruto wettelijk minimumloon. De aanpassing heeft ook gevolgen voor uitkeringsbedragen en grondslagen op het minimumniveau. Met behulp van de rekenregels die we delen, krijgt u inzicht in deze veranderingen.

Flinke stijging brutominimumloon

Ten opzichte van januari 2023 is er een stijging van 3,13% in het brutominimumloon per maand. Het brutominimumloon per 1 juli 2023 is vastgesteld op: € 1.995,00 per maand, € 460,40 per week en € 92,08 per dag. Als gevolg van deze aanpassing worden de daglonen van de uitkeringen WAO/WIA, WW en ZW ook verhoogd met 3,13% vanaf 1 juli 2023. Het maximumdagloon is per 1 juli 2023 € 264,57.

Opbouw minimumloon

Vanaf 1 juli 2023 gelden de volgende bedragen (bruto per maand, per week en per dag, in euro’s, exclusief vakantietoeslag):

leeftijdper maandper weekper dag
vanaf 21 jaar€ 1995,-€ 460,40€ 92,08
20 jaar€ 1596,-€ 368,30€ 73,66
19 jaar€ 1197,-€ 276,25€ 55,25
18 jaar€ 997,50€ 230,20€ 46,04
17 jaar€ 788,05€ 181,85€ 36,37
16 jaar€ 688,30€ 158,85€ 31,77
15 jaar€ 598,50€ 138,10€ 27,62

Wijziging lage inkomensvoordeel (LIV)

Het jeugd-LIV is een compensatie voor werkgevers voor de verhoging van het minimumjeugdloon. De criteria voor het jeugd-LIV worden per juli 2023 aangepast op basis van het gemiddelde minimumloon van januari 2023 en juli 2023. 

Hieronder vindt u de resulterende uurlooncriteria voor het jeugd-LIV in 2023:

leeftijd op 31-12-2022ondergrensbovengrens
20 jaar€ 9,97€ 12,04
19 jaar€ 7,34€ 10,89
18 jaar€ 6,12€ 8,17

Maximumpremieloon blijft gelijk

Het maximumpremieloon voor werknemersverzekeringen blijft gedurende 2023 onveranderd op € 66.956 per jaar. Het maximumbijdrageloon voor de Zorgverzekeringswet blijft ook € 66.956 per jaar.

Het jaarbedrag wordt naar beneden afgerond op hele euro’s. Dat herleiden we als volgt naar andere tijdvakken:

Per maand€ 5579,66
Per 4 weken€ 5150,46
Per week€ 1287,61
Per dag € 257,52

(Bron: ABAB)

Studiekostenbeding: voorwaarden en mogelijkheden?

Wilt u als werkgever graag de ontwikkeling en kennis van uw werknemers stimuleren? Dan kunt u aanbieden om de studiekosten van uw werknemer te betalen. Het is dan wel verstandig om een studiekostenbeding op te stellen, waarin u afspraken met uw werknemers vastlegt. Bijvoorbeeld over wat er gebeurt als de werknemer vertrekt tijdens de studie of binnen bepaalde tijd na afronding van de studie. De Hoge Raad heeft bepaald aan welke voorwaarden een studiekostenbeding moet voldoen. 

Voorwaarden studiekostenbeding

Om een beroep te doen op het studiekostenbeding, moet het aan een aantal voorwaarden voldoen. Allereerst moet in het studiekostenbeding staan dat de werknemer de studiekosten moet terugbetalen als hij vertrekt tijdens of binnen bepaalde tijd na afronding van de studie. Als werkgever haalt u uiteindelijk voordeel uit de kennis en vaardigheden die een werknemer opdoet in de studie. Daarom moet in het beding ook de tijd worden vermeld waarin dat voordeel voor de werkgever wordt gerealiseerd. Hoe langer de werkgever dit voordeel kan benutten, hoe minder de werknemer hoeft terug te betalen bij zijn vertrek. Bovendien moet de werknemer minimaal het wettelijke minimumloon overhouden na de terugbetaling. Daarnaast moet de terugbetaling in alle redelijkheid gebeuren. Dat is bijvoorbeeld niet het geval als u als werkgever zelf besluit het dienstverband te beëindigen. En niet geheel onbelangrijk, het beding moet op papier staan, duidelijk zijn voor de werknemer en voorzien zijn van zijn handtekening.

Mogelijkheden studiekostenbeding

Daarnaast biedt het studiekostenbeding ook een aantal mogelijkheden. Zo kunt u de studiekosten die geleid hebben tot een betere arbeidsmarktpositie van de werknemer verrekenen met de transitievergoeding. Let op: dit kan alleen als u deze afspraak vooraf met de werknemer heeft gemaakt. Als u uw werknemer de gelegenheid heeft gegeven om tijdens diensttijd te studeren, dan kunt u de terugbetaling van het loon over deze studietijd ook opnemen in het studiekostenbeding.

Bovendien mag u een vast bedrag rekenen voor terugbetaling. Dit bedrag mag uiteraard niet hoger zijn dan de daadwerkelijke gemaakte kosten. Verder is het goed om per opleiding een studiekostenbeding aan te gaan met uw werknemer, zodat voor beide partijen duidelijk is wat de consequenties zijn. Daarnaast is dit ook een voorwaarde om de studiekosten af te mogen trekken van de transitievergoeding. Tenslotte is het sowieso verstandig om een algemeen studiekostenbeding in de arbeidsovereenkomst op te nemen, zodat u als werkgever recht heeft op terugbetaling van de studiekosten, ook als u bent vergeten met een werknemer individueel een beding af te sluiten.

(Bron: ABAB)

Zorg voor een volledige registratie van uw UBO’s

Sinds 27 september 2020 moeten organisaties ervoor zorgen dat zij een juiste en volledige registratie bij de Kamer van Koophandel bijhouden van hun uiteindelijk belanghebbenden ofwel Ultimate Beneficial Owners (UBO). Deze regelgeving is ingevoerd ter bestrijding en voorkoming van fraude en witwassen.

Wie zijn verplicht om de UBO-registratie bij te houden?

  • Besloten vennootschappen en naamloze vennootschappen; met uitzondering van de beursgenoteerde vennootschappen
  • Stichtingen
  • Commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma, maatschappen en rederijen
  • Coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen;
  • Verenigingen; met uitzondering van de verenigingen van eigenaren en verenigingen met beperkte rechtsbevoegdheid die geen onderneming drijven;
  • Kerkgenootschappen die een brief krijgen van de Kamer van Koophandel.

Wie zijn de UBO’s van de organisatie?

Als uw organisatie onder de bovengenoemde rechtsvormen past, bent u verplicht om UBO’s te registreren. U moet bepalen wie de UBO’s van de organisatie zijn. Let op, een UBO is altijd een natuurlijk persoon.

Bij de besloten vennootschap en naamloze vennootschap zijn dit:

  • de natuurlijke personen die direct of indirect (bijvoorbeeld via een tussenholding) meer dan 25% van de aandelen houden;
  • de natuurlijke personen die direct of indirect meer dan 25% stemrecht en/of zeggenschap hebben;
  • de natuurlijke personen die meer dan 25% economisch belang hebben bij de organisatie, zoals certificaathouders.

Als geen van bovenstaande belangen een rol speelt, dan schrijft u de statutaire bestuurders in als UBO.

Bij de stichting, de commanditaire vennootschap, de vennootschap onder firma, de maatschap, de rederij, de vereniging, de coöperatie en de onderlinge waarborgmaatschappij zijn de UBO’s:

  • de natuurlijke personen die direct of indirect recht hebben op meer dan 25% van het vermogen van de organisatie;
  • de natuurlijke personen die direct of indirect meer dan 25% stemrecht en/of zeggenschap hebben;
  • de natuurlijke personen die op een andere manier (feitelijke) zeggenschap hebben, zoals financierders;

Als geen van de bovenstaande belangen een rol speelt, dan schrijft u de hoger leidinggevende in als UBO. Dit kunnen de statutaire bestuurders, vennoten, maten of leden van de rederij zijn.

Wanneer moet u de UBO’s registreren?

Als uw organisatie net opgericht is, moet u uw organisatie de UBO’s registeren bij de eerste inschrijving in het handelsregister. Wijzigingen en uitschrijvingen van UBO’s van de organisatie moet u binnen 7 dagen laten aanpassen in het register bij de Kamer van Koophandel.

Wie is verantwoordelijk voor de registratie?

Uw organisatie is zelf verantwoordelijk voor de registratie van de UBO’s. Dit houdt in dat de bestuurders of de eigenaren van uw organisatie de verantwoordelijk zijn voor een juiste en volledige registratie.

Zijn deze gegevens toegankelijk voor iedereen?

Sinds november 2022 is het UBO-register slechts nog toegankelijk voor bevoegde autoriteiten, zoals het Openbaar Ministerie en Financiële Inlichtingen Eenheid naar aanleiding van een uitspraak van het Hof van Justitie. Het UBO-register is dus niet meer toegankelijk voor iedereen.

Wat gebeurt er als een organisatie zijn UBO’s niet registreert?

Het niet tijdig registreren van de UBO’s van de organisatie of opzettelijk verkeerde informatie registeren in het UBO register is verboden. De Belastingdienst houdt het toezicht hierop en kan handhaven als een organisatie zich niet houdt aan deze verplichting en kan een boete of een last onder dwangsom op leggen. Als een organisatie opzettelijk verkeerde informatie heeft geregistreerd, kan er ook strafrechtelijke handhaving worden opgelegd.

(Bron: ABAB)

Zo voorkomt u onduidelijkheid over de benutting van vakantiedagen

Vanaf 1 juli 2023 vervallen de wettelijke vakantiedagen die uw werknemers in 2022 hebben opgebouwd. U bent verplicht om uw werknemers hiervan op tijd op de hoogte te stellen en hen de mogelijkheid te geven om de vakantiedagen nog wel te benutten. Hoe zit het precies?

Juridische richtlijnen vakantiedagen

Informeer uw werknemers op tijd en duidelijk over de vervaltermijn. Informeert u uw werknemers niet op tijd? Dan behoudt uw werknemer zijn of haar recht op de nog niet-opgenomen wettelijke vakantiedagen ná afloop van de vervaltermijn. Deze wettelijke vakantiedagen verjaren dan pas vijf jaar na het jaar van opbouw, net als bovenwettelijke vakantiedagen.

Hoe kunt u uw medewerkers informeren over de vervaltermijn?

Hoe kunt u uw werknemers op de hoogte brengen van de naderende vervaltermijn? Stuur bijvoorbeeld een schriftelijke herinnering over de vervaltermijn van de vakantiedagen. Als u uw werknemers nog niet schriftelijk heeft geïnformeerd voor de naderende vervaltermijn van 1 juli 2023, doe dit dan alsnog. Als u uw werknemers al wel heeft gewaarschuwd, overweeg dan om hen binnenkort nogmaals via de mail te herinneren aan de wettelijke vervaltermijn.

Bevestiging van ontvangst

Een andere tip: laat uw werknemers bevestigen dat ze het bericht hebben ontvangen. Op deze manier kunt u achteraf bewijzen dat u hen tijdig op de hoogte heeft gesteld. Als een werknemer zijn wettelijke dagen niet op tijd opneemt, kunt u ervan uitgaan dat hij dat met opzet niet heeft gedaan.

Creëer aantrekkelijke omstandigheden

Het is niet toegestaan om wettelijke vakantiedagen tussentijds uit te betalen of te verrekenen met ziektedagen. U kunt uw werknemers niet dwingen om vakantiedagen op te nemen. U kunt het echter wel aantrekkelijk maken, bijvoorbeeld door werk bij de werknemer weg te nemen. Zorg voor goede interne afstemming en laat bijvoorbeeld leidinggevenden een belangrijke rol spelen.

Zorgvuldig implementeren bedrijfsregeling

U kunt collectieve vakantiedagen vaststellen volgens de wet, maar alleen als dit is geregeld in de cao of arbeidsovereenkomst. Vaak wordt de vrijdag na Hemelvaart gekozen. Als u een bedrijfsregeling wilt invoeren, heeft u de goedkeuring van uw werknemers nodig.

(Bron: ABAB)

BOX 3 VANAF 2023

Als gevolg van het Kerstarrest van de Hoge Raad en het daardoor noodzakelijke rechtsherstel is vanaf 2023 de belastingheffing in box 3 aangepast. Ook is nieuwe wetgeving in de maak, om te komen tot een stelsel op basis van werkelijk rendement. Eerder leek de voorkeur uit te gaan naar een vermogensaanwasbelasting boven een vermogenswinstbelasting, maar afgelopen week bleek dat ook een verfijndere forfaitaire spaarvariant een serieus alternatief is.

Het nieuwe box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement, dat gepland stond vanaf 2026, gaat waarschijnlijk pas op zijn vroegst per 1 januari 2027 in.

De vanaf 2023 geldende en mogelijk vanaf 2027 in te voeren regelgeving is niet voor iedereen gunstiger. Weten wat het voor jou betekent? Lees dan verder.

Heffing in box 3 in 2023

De heffingsgrondslag van het vermogen van box 3 gaat uit van de werkelijke verdeling van jouw vermogens over drie vermogensgroepen:

  • Banktegoeden
  • Overige bezittingen (onder meer beleggingen en onroerend goed)
  • Schulden

Per categorie geldt een eigen forfaitair rendement. Voor het spaargeld wordt uitgegaan van een forfaitair rendement op basis van de actuele spaarrente. Bij het vaststellen van het forfaitair rendement van beleggingen wordt uitgegaan van het meerjarige gemiddelde rendement op beleggingen. Voor schulden wordt aangesloten bij de hypotheekrente. 

De voorlopige percentages zijn opgenomen in de tabel hieronder.

Let op! De fictieve rendementen voor bank- en spaartegoeden, deposito en contant geld en voor schulden worden pas na afloop van het jaar definitief vastgesteld.

Het rendement per vermogenscategorie is de waarde van het vermogensbestanddeel vermenigvuldigd met het daarbij behorende rendementspercentage. Bij een negatief rendement wordt het rendement op nihil gesteld.

In 2022 zijn de banktegoeden vastgesteld op 0% en de schulden op 2,28%. 
In 2023 zijn de banktegoeden vastgesteld op 0,36% en de schulden op 2,57%. 

In de jaren 2023 tot en met 2025 wordt in ieder geval box 3 geheven op basis van deze methode. Wellicht blijft deze methode ook in 2026 van kracht.

Let op! De verwachting is dat deze methode nog wordt aangepast op een aantal punten, omdat de categorie ‘overige bezittingen’ heel – en wellicht té – breed is en niet altijd evenredig uitpakt. In het oog springen het aandeel in het vermogen van een reservefonds van een VvE en de derdenrekening notaris. Ook is de roep groot tot een fijnmaziger rendement op overige beleggingen.

Tarieven en heffingsvrij vermogen

Het tarief in box 3 wordt jaarlijks verhoogd. Ook het heffingsvrij vermogen is per 2023 omhoog gegaan.

Tip! Houd rekening met hoger heffingsvrij vermogen. Het heffingsvrije vermogen in box 3 is in 2023 verhoogd naar € 57.000 (was €56.650 in 2022). Je betaalt over je vermogen in box 3 dus minder snel belasting. 

Let op! Het heffingsvrije vermogen van box 3 is niet van invloed op het wel of niet krijgen van toeslagen, zoals zorgtoeslag, huurtoeslag of het kindgebonden budget. Daar gelden lagere vermogensgrenzen voor. Raadpleeg deze bij de betreffende uitvoeringsinstanties.

Wat betekent dit voor jou?

Deze wijziging betekent dat de werkelijke samenstelling van het vermogen op 1 januari 2023 heel beslissend was. De box 3-heffing wordt namelijk één keer per jaar bepaald: op 1 januari. 

Optimaliseer de samenstelling van het box3-vermogen

Het is dus belangrijk dat je in beeld brengt en houdt hoe jouw vermogen is verdeeld over de categorieën spaargeld, beleggingen en schulden. Want ook de nieuwe heffingssystematiek kan ongunstig uitpakken en dan met name ten aanzien van de overige bezittingen en de schulden.

Mogelijk betaal je meer rente dan het vastgestelde percentage. Die kun je voor het meerdere niet in aanmerking nemen in box 3. En je herkent ongetwijfeld de situatie dat vele overige bezittingen niet het rendement van ruim 6% opleveren. Denk aan laagrentende obligaties of vorderingen op kinderen en vakantiewoningen die je niet of nauwelijks verhuurt. 

Het kan bij overige bezittingen, die minder rendement opleveren dan wat hierover aan belasting moet worden betaald, wenselijk zijn deze om te zetten in banktegoeden of – indien mogelijk – over te brengen naar de bv. Of overweeg groene beleggingen. Deze zijn vrijgesteld.

Niet eens met de belastingheffing in box 3?

Het beoordelen van de definitieve aanslagen inkomstenbelasting is belangrijk. Zo kan jouw werkelijke behaalde rendement bijvoorbeeld (sterk) afwijken van het door de Belastingdienst berekende box 3-inkomen.

Voorlopig staat ook nog niet vast wat onder werkelijk rendement moet worden volstaan. Daar wordt in mei over gesproken met de Tweede Kamer.

Inmiddels is al enige rechtspraak verschenen over de vraag of recht bestaat op verdere verlaging van de box 3-heffing als het werkelijke rendement lager is. Deze rechtspraak ligt echter niet allemaal op één lijn en de Hoge Raad moet nog oordelen.

En soms kan een andere verdeling van het box 3-inkomen tussen jou en je partner tot een gunstiger resultaat leiden. Vanaf de dagtekening van de aanslag heb je zes weken om een bezwaar in te dienen.

Vermogensaanwasbelasting vanaf 2027?

Het kabinet is van plan om vanaf 2027 belasting te gaan heffen over de werkelijke opbrengst van het vermogen. Daar zijn verschillende manieren voor. Een goede kanshebber is de zogenaamde vermogensaanwasbelasting, waarbij jaarlijks belasting wordt geheven over:

  • de reguliere inkomsten (zoals rente, dividend, huur en pacht minus de kosten);
  • en de waardeontwikkeling van vermogensbestanddelen (zoals koerswinst of koersverlies van aandelen en waardestijging of waardedaling van onroerend goed).

Wanneer er elk jaar wordt geheven over de waardeontwikkeling, wordt er geen belasting geheven over een winst bij daadwerkelijke verkoop. Het betekent ook dat je belasting moet betalen over een waardestijging die je nog niet ècht gerealiseerd hebt, waarbij er wel geld beschikbaar moet zijn om de belasting te voldoen.  

De tegenhanger is dat – in tegenstelling tot de huidige heffing in box 3 – wel rekening wordt gehouden met (tussentijdse) verliezen.

Begin februari 2023 heeft de staatssecretaris in een kamerbrief aangegeven dat ook een verfijndere variant op de huidige forfaitaire spaarvariant een alternatief kan zijn.

We zullen de definitieve vormgeving van box 3 nog even af moeten wachten.

Begin februari 2023 heeft de staatssecretaris in eeen kamerbrief aangegeven dat ook een verfijndere variant op de huidige forfaitaire spaarvariant een alternatief kan zijn.

Tot slot

We hebben inmiddels gezien dat niets zo veranderlijk is als tarieven en percentages. Op de korte termijn lijkt sturen op fiscale voordelen voordelig, op de lange termijn zouden de gekozen oplossingsrichtingen ongunstiger kunnen uitpakken.  

(Bron: De Jong en Laan)