- Zorgplicht binnenklimaat
- Renovatie
- Integraal huisvestingsplan (IHP) en meerjarenonderhoudsplan (MJOP)
- Investeringsmogelijkheid in huisvesting in het PO
- Duurzaamheid
- Financiering
Zorgplicht binnenklimaat schoolgebouwen
Vanuit verschillende gremia zijn zorgen geuit over de uitvoerbaarheid en met name de financierbaarheid. Een goed binnenklimaat vraagt om dure en complexe installaties. Zeker in oudere gebouwen. Door de wetgever wordt daarom naar aanleiding van de reacties gezocht naar andere manieren om het gesprek te gaan voeren dan via een wettelijk zorgplicht. Als voorbeeld wordt genoemd dat in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Bbl) verplicht zal worden gesteld dat schoolgebouwen uitgerust moeten worden met een CO2-meter.
Renovatie
Uit de reacties op de consultaties blijkt onduidelijkheid te bestaan over de definitie van renovatie en het onderscheid tussen renovatie en groot onderhoud. Geen van de voorstellen voor aanpassing van de definitie wordt overgenomen. Op dit punt wordt het wetsvoorstel dus niet aangepast.
IHP en MJOP
Naar aanleiding van de consultatie is het wetsvoorstel niet aangepast op het gebied van de termijn waarop een IHP betrekking moet hebben. Het blijft voorgeschreven voor gemeenten om elke 4 jaar een IHP op te stellen met in aanvulling daarop een doorkijk van 12 jaar. Voor deze termijn is gekozen omdat deze goed aansluit bij de beleidscyclus van gemeenten. Ook de termijn waar een MJOP betrekking moet hebben wordt niet aangepast. Dit is dezelfde termijn als die voor het IHP wordt gehanteerd.
Aandachtspunt: als een MJOP wordt gebruikt als basis voor een voorziening groot onderhoud op de balans is een horizon van 4 jaar met een doorkijk van 12 jaar niet toereikend. De horizon moet voor elke onderhoudscomponent minimaal 1 onderhoudscyclus moet bevatten. Dat zal in de praktijk betekenen dat de horizon van een MJOP vaak 30-40 jaar zal zijn.
De reactie op de consultaties geeft daarnaast aan dat het gemeenten vrij staat om in het IHP ook kinderopvang en dergelijke voorzieningen op te nemen en om in te gaan op een visie op inclusieve huisvesting. Aanpassing van het wetsvoorstel op deze punten is daarom niet nodig.
Investeringsmogelijkheden PO
In de reacties op het wetsvoorstel is een paar keer benoemd dat de mogelijkheid voor PO-instellingen om in huisvesting te investeren een risico met zich meebrengt dat deze investeringen ten koste gaan van investeringen in de kwaliteit van het onderwijs. De veronderstelling van de wet is echter dat dit risico voldoende wordt ondervangen door de regel dat investeringen in huisvesting alleen mogen worden gedaan als sprake is van een overschot op de besteding van de onderwijsmiddelen. De mogelijkheid om in huisvesting te investeren geldt overigens alleen voor onderwijsinstellingen die een deel van hun lumpsum hier voor mogen inzetten. Het is niet toegestaan dat ook bedrijven in onderwijshuisvesting gaan investeren.
Een ander risico dat wordt benoemd is dat gemeenten nu claims kunnen leggen op de budgetten van schoolbesturen ten behoeve van onderwijshuisvesting. Hierbij wordt benadrukt dat het de primaire verantwoordelijkheid van gemeenten blijft om te zorgen voor passende onderwijshuisvesting. Schoolbesturen kunnen niet gedwongen worden om (ook) te investeren.
Duurzaamheid
Verschillende consultatiereacties merken een gebrek op aan aandacht voor verduurzaming, klimaatroutes en milieuregelingen. Bevestigd wordt dat dit wetsvoorstel hier geen betrekking op heeft. Er wordt verwezen naar BZK die in andere trajecten aan dergelijke onderwerpen werkt.
Financiering huisvesting
Een veel gehoorde reactie op het wetsvoorstel is de constatering dat de budgetten voor huisvesting te laag zijn en verhoogd moeten worden. Als reactie op deze constateringen wordt gesteld dat in het wetsvoorstel geen aanvullende eisen aan de kwaliteit van de huisvesting worden gesteld. Alleen dat een IHP en een MJOP opgesteld moeten worden. Het valt daarom buiten dit wetsvoorstel om budgetten voor gemeenten of onderwijsinstellingen te verhogen. Een vergelijkbaar argument geldt voor voorstellen om een deel van de budgetten te gaan oormerken voor onderwijshuisvesting. Dat betekent een stelselwijziging in de bekostiging. Ook dat valt buiten de reikwijdte van het wetsvoorstel.
Wat gaat er nu nog gebeuren?
Het aangepaste wetsvoorstel wordt nu eerst aangeboden aan de Raad van State voor advies van dat orgaan. Daarna zal het voorstel in de Tweede en Eerste Kamer behandeld worden. De beoogde inwerkingtreding is nog altijd 1 januari 2025.
(Bron: Van Ree)