Onbelaste reis­kosten­vergoeding blijft €0,23/km

Vanaf 2024 zijn fiscaalvrije vergoedingen over reiskosten van onder andere werknemers verruimd. Het betreft zowel de vergoedingen voor privévervoer zoals bij gebruik van de auto, als voor vergoedingen voor reizen met het openbaar vervoer. Het bedrag van €0,23/km wordt voorlopig niet aangepast. Dit blijkt uit een reactie van staatssecretaris Van Rij op een onderzoek naar deze vergoeding.

Doel­treffend & doel­matig

Het onderzoek is in opdracht van het Ministerie van Financiën verricht. De onderzoekers komen tot de conclusie dat de onbelaste reiskostenvergoeding van €0,23/km doeltreffend en waarschijnlijk doelmatig is.

In de reactie wordt ingegaan op een aantal aspecten van de vergoeding. Zo wordt ingegaan op het doel van de regeling en op het gebruik ervan. Ook wordt in het onderzoek aandacht besteed aan enkele alternatieven, zoals het verhogen of verlagen van het bedrag van de belastingvrije vergoeding.

Variabele autokosten

Opmerkelijk is dat de regeling als doelmatig wordt aangemerkt, omdat de onbelaste reiskostenvergoeding de variabele autokosten van een middenklasse auto veelal dekt. Het feit dat werknemers ook met vaste autokosten te maken krijgen en hiervoor geen belastingvrije vergoeding kunnen ontvangen, wordt afgedaan met een verwijzing naar keuzes uit het verleden.

Aanbevelingen

In de reactie wordt ook ingegaan op de aanbevelingen van het rapport, maar dit leidt tot weinig nieuws. Zo wordt aanbevolen te voorkomen dat een vergoeding voor zakelijke kosten belast wordt als loon. De staatssecretaris neemt deze over, evenals de aanbeveling de regeling periodiek te evalueren.

Ook wordt bezien of de communicatie inzake de samenloop van de onbelaste reiskosten- en thuiswerkvergoeding geïntensiveerd kan worden. Deze samenloop blijkt in de praktijk ingewikkeld te worden gevonden. De staatssecretaris onderschrijft ook de wens om het inzicht te vergroten inzake het gedrag van werkgevers voor wat betreft wijzigingen van de vergoeding.

(Bron: De Jong en Laan)

Hebben schenkingen ‘vrij van recht’ invloed op box 3?

De aanslag schenkbelasting wordt altijd opgelegd aan de ontvanger van de schenking. Dit is ook het geval als je als schenker de schenkbelasting voor jouw rekening neemt bij een schenking vrij van recht.

Belastingschulden mag je in principe niet in aftrek brengen op jouw vermogen in box 3, maar dat geldt niet voor de schenkbelasting die je op 1 januari nog moet betalen met betrekking tot een schenking van het voorgaande jaar. Dat je de schenkbelasting betaalt, is namelijk niet te beschouwen als een belastingschuld van jou, maar als een schuld aan de ontvanger van jouw schenking.

Schuld aftrekbaar in box 3

Het gevolg is dat de nog te betalen schenkbelasting bij jou als schuld meetelt in box 3. Anderzijds telt bij de ontvanger van de schenking echter deze schuld ook mee in box 3 en wel als overige bezitting.


Let op! 
Vorderingen en schulden tussen fiscale partners en vorderingen van minderjarige kinderen op hun ouders en de daarmee corresponderende schulden van die ouders worden sinds 2023 tegen elkaar weggestreept en dus genegeerd in box 3. In zo’n geval worden ook de schuld en de vordering die ontstaan door de schenking vrij van recht niet in box 3 meegenomen.

Nog geen aanslag opgelegd, wat nu?

Het voorgaande is ook van toepassing als de ontvanger van de schenking uiterlijk acht weken voor het einde van het kalenderjaar de aangifte schenkbelasting heeft ingediend. Het kan zijn dat, ondanks de tijdige indiening van de aangifte, op 1 januari van het jaar volgend op het jaar van schenking toch nog geen (voorlopige) aanslag schenkbelasting is opgelegd. Of dat die (voorlopige) aanslag wel is opgelegd, maar dusdanig laat dat de schenkbelasting redelijkerwijs niet vóór 1 januari betaald kan worden.

Ook in die situaties mag je de nog te betalen schenkbelasting als schuld meetellen in box 3, en dient de ontvanger hetzelfde bedrag op te nemen als overige bezitting in box 3.

Onder voorwaarden extra aftrek bij ontvanger

In die situatie mag de ontvanger van de schenking het bedrag van de te betalen schenkbelasting ook in aftrek brengen op zijn banktegoeden in box 3. Let wel, dit mag dus alleen als de aangifte schenkbelasting uiterlijk acht weken voor het eind van het jaar van schenking is ingediend en de Belastingdienst de (voorlopige) aanslag schenkbelasting zodanig laat oplegt dat deze redelijkerwijs niet meer vóór 1 januari van op het jaar van schenking volgende jaar betaald kan worden.

Let op! Door deze extra aftrek kunnen de banktegoeden in box 3 niet minder worden dan nul.

Tip! Deze aftrek van de te betalen schenkbelasting van de banktegoeden geldt ook bij vorderingen en schulden tussen fiscale partners of tussen ouders en minderjarige kinderen, hoewel de schuld en vordering zelf dan in box 3 tegen elkaar weggestreept en dus genegeerd worden.

(Bron: De Jong en Laan)

Wijziging Wet tegemoetkomingen loondomein: wat verandert er?

De Eerste Kamer stemde op 16 april 2024 in met de wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Maar wat houdt deze wet in? Welke wijzigingen kunt u verwachten? En vooral: wat betekent dit voor u als ondernemer? Wij vertellen u er meer over. 

Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) 

Hebt u een of meer werknemer(s) met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst? Dan komt u wellicht in aanmerking voor tegemoetkoming vanuit de overheid, in de vorm van Wtl. Momenteel draagt deze wet nog onvoldoende bij aan het stimuleren van werkgevers om potentiële werknemers met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen. De gewijzigde wet moet hier verandering in brengen. 

Loonkostenvoordeel (LKV) 

Een belangrijk onderdeel van Wtl is het loonkostenvoordeel (LKV). Een jaarlijkse tegemoetkoming voor het aannemen van werknemers uit een doelgroep die moeilijk aan werk komen. De tegemoetkoming bedraagt maximaal drie jaar. Binnen de huidige regeling gaat dit om werknemers: 

  • met een arbeidsbeperking 
  • met een arbeidsongeschiktheidsuitkering 
  • van 56 jaar of ouder die momenteel een uitkering ontvangen 

In sommige gevallen is er ook een tegemoetkoming voor herplaatsing naar een nieuwe of aangepaste functie, nadat de werknemer arbeidsongeschikt werd. 

Aankomende wijzigingen 

Let op: het kabinet heeft besloten het LKV bij oudere werknemers (56-jarigen met een uitkering) vanaf 1 januari 2026 af te schaffen. Voor dienstverbanden die op of na 1 januari 2024 zijn gestart, verlaagt de overheid het LKV vanaf 1 januari 2025 stapsgewijs. Per 1 januari 2026 is het volledig afgeschaft. Voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen vóór 1 januari 2024 blijft het loonkostenvoordeel gewoon gelden onder de huidige voorwaarden. 

Het goede nieuws is dat de overheid de criteria voor het LKV bij het herplaatsen van werknemers met een arbeidsbeperking verruimt. Hierdoor komen meer werkgevers in aanmerking voor het LKV. 

(Bron: Flynth)

Eerste afdronk Hoge Raad arresten box 3

De Hoge Raad heeft donderdag 6 juni 2024 in vijf box 3-zaken uitspraak gedaan. De Hoge Raad laat weliswaar weten dat met de Herstelwet box 3 de verboden discriminatie niet is weggenomen, maar toch hadden wij meer verwacht van de inhoudelijke invulling. Zo laat de Hoge Raad (onder meer) weten dat het werkelijk rendement ook ongerealiseerde waardemutaties omvat. Een eerste korte samenvatting.

1. Algemeen

De Wet rechtsherstel box 3 (Herstelwet), ingevoerd om de door de Hoge Raad op 24 december 2021 geconstateerde verdragsinbreuk weg te nemen, voldoet ook niet aan de vereisten. Zowel de Herstelwet als de Overbruggingswet blijven het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht schenden wanneer het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement.

2. Discriminatie

De Hoge Raad oordeelt dat de Herstelwet nog steeds discriminerend is omdat het hetzelfde probleem behoudt voor overige bezittingen. Dat is doorgaans niet het geval voor zover het vermogen bestaat uit banktegoeden. Het forfaitaire rendement voor banktegoeden benadert namelijk volgens de Hoge Raad in de regel het werkelijke rendement.

Geldt ook voor Overbruggingswet box 3

Ofschoon de verschillende zaken niet gaan over de Overbruggingswet box 3 zoals die sinds 2023 luidt, laat de Hoge Raad weten dat ook voor de Overbruggingswet geldt dat die in strijd is met het discriminatieverbod.

3. Werkelijk Rendement

De Hoge Raad heeft regels vastgesteld voor de berekening van het werkelijke rendement over het totale vermogen zonder aftrek van het heffingsvrije vermogen. Het gaat om het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie. Het werkelijke rendement omvat rente, dividend, huur en positieve en negatieve waardeveranderingen van vermogensbestanddelen, inclusief ongerealiseerde waardeveranderingen. Kosten worden niet meegerekend, behalve de rente op box 3-schulden. Met het positieve of negatieve rendement in andere jaren wordt geen rekening gehouden.

4. Rechtsherstel

Als het werkelijke rendement op het gehele box 3-vermogen (dus geen cherry picking) lager is dan het forfaitaire rendement op het gehele box 3-vermogen, moet de belastingaanslag worden verminderd zodat belasting alleen wordt geheven over het werkelijke rendement. De belastingplichtige moet aantonen dat het werkelijke rendement lager is.

5. Rentevergoeding

Bij de vermindering van de aanslag wordt volgens de Nederlandse fiscale wetgeving geen rente vergoed door de Belastingdienst. Volgens de Hoge Raad is dat in de regel niet in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Uitzonderingen hierop zijn volgens de Hoge Raad alleen aan de orde wanneer de wettelijke rente hoger is dan de belastingvermindering in box 3. Dit zal zich niet snel voordoen.

6. Conclusie uit 6 juni-arresten

De Hoge Raad oordeelt dat de Herstelwet niet voldoet aan de eisen van het EVRM en het eigendomsrecht, omdat het verschil in behandeling tussen succesvolle en minder succesvolle beleggers niet gerechtvaardigd is. De wetgever moet een nieuw systeem ontwerpen dat wel in lijn is met deze rechten. Voor de huidige situatie heeft de Hoge Raad in feite gezegd dat het stelsel van box 3 alleen kan worden toegepast indien het werkelijke rendement op alle vermogensbestanddelen in box 3 hoger is dan dit forfait. Is in een jaar het werkelijke rendement, inclusief gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen, lager dan het forfaitaire rendement dan dient bij dit werkelijke rendement te worden aangesloten. Is het werkelijke rendement in een jaar hoger dan het forfait dan mag je uitgaan van het forfait.

Eerste reactie staatssecretaris

De staatssecretaris heeft op 6 juni 2024 ook al een eerste reactie gegeven op de arresten. In zijn reactie wijst hij op de aanzienlijke budgettaire gevolgen en impact van de uitspraken op de uitvoering door de Belastingdienst. De uitspraken en hun gevolgen worden de komende acht weken bestudeerd. Daarna volgt politieke besluitvorming, die aan het volgende kabinet is. Ook laat hij weten dat belastingplichtigen worden geïnformeerd zodra er meer duidelijkheid is en zij voorlopig niets hoeven te doen. Degenen die door de uitspraak worden geraakt, krijgen eerst een brief van de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft in ieder geval al een (digitaal) formulier ‘Opgaaf werkelijk rendement’ in concept gereed staan, waarin al rekening is gehouden met de verschillende mogelijke scenario’s. Dat zou dan, zou u misschien denken, snel en zonder al te veel moeite definitief gemaakt en aangeboden kunnen worden aan belastingplichtigen. Uit een beslisnota bij een eerdere Kamerbrief maken wij echter op dat de uitrolmaand wellicht ergens in oktober 2024 verwacht kan worden. De vaststelling van aanslagen zou dan pas in het tweede kwartaal 2025 plaatsvinden.

Opvallend is overigens dat de staatssecretaris in zijn reactie laat weten dat financieringskosten wel in aftrek kunnen komen, terwijl de Hoge Raad ‘slechts’ spreekt over rente en dat laatste ook staaft met de parlementaire geschiedenis.

Aanvullende arresten op 14 juni

De Hoge Raad heeft inmiddels op 14 juni nog eens vier arresten gewezen. Heel veel nieuws bieden die zo op het eerste gezicht niet. De Hoge Raad wijst vooral op zijn overwegingen in zijn arresten van 6 juni. 

Zo oordeelde de Hoge Raad in enkele van die 6 juni-arresten dat voor de berekening van het rendement zoveel mogelijk aansluiting moet worden gezocht bij het rendementsbegrip dat de wetgever voor ogen heeft gestaan bij de vormgeving van het forfaitaire stelsel. En daarom beslist de Hoge Raad in een van zijn arresten van 14 juni dat voor de vaststelling van het werkelijke rendement van een woning, de waarde daarvan aan het begin en aan het einde van het jaar moeten worden bepaald op basis van de Waardering onroerende zaken (WOZ). Maar hoe kun je nu het werkelijk rendement berekenen indien de woning bijvoorbeeld in de loop van het jaar wordt aangekocht?

Blijf tijdig bezwaar maken

Hoewel de Hoge Raad dus op het eerste gezicht duidelijke regels heeft geboden, zijn er toch nog open eindjes. 

De staatssecretaris laat onder andere in zijn eerste reactie wel weten dat belastingplichtigen voorlopig niets hoeven te doen. Maar op welke groep belastingplichtigen hij daarbij doelt is niet geheel duidelijk. Bedoelt hij daarmee alleen degenen die tijdig een bezwaar hebben gemaakt, of alle belastingplichtigen waarvan  waarvan de aanslag op 6 juni 2024 nog niet onherroepelijk vaststond? Tot die laatste groep behoren ook belastingplichtigen die wel al een aanslag hebben ontvangen, maar waarvan de bezwaartermijn van zes weken op 6 juni 2024 nog niet was verlopen. Daarom blijft ons advies om bezwaar te blijven maken zodra u een definitieve aanslag ontvangt. Natuurlijk willen wij u daarbij graag ontzorgen. Neem daarvoor zodra u een definitieve aanslag ontvangt zo spoedig mogelijk contact op met uw adviseur. De bezwaartermijn bedraagt ‘slechts’ zes weken. 

Tot slot

Er zijn ook na de arresten van de Hoge Raad nog steeds onduidelijkheden. Wij analyseren de mogelijke impact van de uitspraken en houden u op de hoogte van de verdere ontwikkelingen. 

Denkt u dat u in aanmerking komt voor een correctie? Dan kunt u er, vooruitlopend op de opgave van uw werkelijk rendement, wel alvast voor zorgen dat u de gegevens daarover zoveel mogelijk verzamelt. Denk daarbij onder meer aan opgaven waaruit blijkt wat de inkomsten en waardeveranderingen van uw beleggingsportefeuille zijn en aan gegevens over uw inkomsten uit verhuur van vastgoed.     

Hoewel er meer duidelijk is, bestaan er ook nog steeds veel vragen. Wij volgen de ontwikkelingen rond box 3 op de voet. Wordt vervolgd.  

(Bron: Flynth)

ZZP ja of nee, weet u het nog?

Het zzp-dossier is sterk in beweging, de inzichten over zzp’ers veranderen met de dag. Onlangs kwam in het nieuws dat onder ondernemers grote onduidelijkheid bestaat over de naderende handhaving op de zzp-wet. Volgens ondernemers is door de steeds veranderende inzichten in het zzp-dossier een situatie ontstaan die niet te begrijpen is. Ziet u door de bomen het bos nog? Wij nemen u graag mee in alle ontwikkelingen.  

Handhaving door de Belastingdienst 

Vanaf 1 januari 2025 zal de Belastingdienst actief handhaven op schijnzelfstandigheid, nadat er in 2024 al inventariserende acties zijn uitgevoerd. Voor deze handhaving zal onder andere 80 fte worden ingezet voor bedrijfsgesprekken, boekenonderzoeken, de beoordeling van modelovereenkomsten en vooroverleg. 

Wetsvoorstel VBAR 

In oktober 2023 is het wetsvoorstel VBAR (Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden) ter internetconsultatie aangeboden. In dit wetsvoorstel is getracht de invulling van het begrip arbeidsovereenkomst in de jurisprudentie in een wettelijke regeling op te nemen. Ook is een weerlegbaar civielrechtelijk rechtsvermoeden geïntroduceerd waarbij een zzp’er die minder dan € 32,24 per uur in rekening brengt bij de opdrachtgever de stelling kan innemen een arbeidsovereenkomst te hebben.  

De internetconsultatie heeft veel reacties teweeg gebracht. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft eind juni 2024 een aangepast wetsvoorstel ter beoordeling naar de Raad van State gestuurd. In het oorspronkelijke wetsvoorstel waren de elementen ‘werkinhoudelijke aansturing’ en ‘organisatorische inbedding’ nog van elkaar gescheiden. In het aangepaste wetsvoorstel zijn die elementen samengevoegd. Verder wordt niet langer meegewogen of de werkzaamheden die de zzp’er verricht tot de kernactiviteit van de organisatie behoren. Ook is het bedrag van het rechtsvermoeden verhoogd naar € 33 per uur.  

Wat zegt de rechter? 

Ondertussen neemt ook de hoeveelheid jurisprudentie over de vraag of al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst toe. Zo wees de Hoge Raad in maart 2023 een arrest in de Deliveroo-zaak. Daarin concludeerde de Hoge Raad op basis van een aantal gezichtspunten dat de bezorgers hun werkzaamheden verrichten op basis van een arbeidsovereenkomst, met alle civielrechtelijke gevolgen van dien. Zo werd Deliveroo onder meer verantwoordelijk gehouden voor de pensioenafdrachten van de bezorgers en was de cao voor het Beroepsgoederenvervoer van toepassing. In navolgende jurisprudentie zien we dat voorgelegde situaties langs het toetsingskader van het Deliveroo-arrest worden gelegd. De uitkomst van deze jurisprudentie is erg divers. 

Opmerkelijk is de uitspraak in de zaak van een intensivist die als zelfstandige werd ingehuurd door een ziekenhuis, maar feitelijk geen diensten meer kreeg aangeboden. Deze intensivist stapte naar de rechter omdat zij vond dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. De rechter stelde de intensivist op basis van het Deliveroo-toetsingskader in het gelijk. Verder stelde de intensivist dat de vergoeding die zij als zzp’er aan het ziekenhuis in rekening bracht, het civielrechtelijk overeengekomen loon is. Het loon werd door de rechtbank op bijna € 21.000 bruto per maand vastgesteld, waar het loon op basis van de cao slechts € 4.000 bruto per maand bedraagt. De gemiste inkomsten moet het ziekenhuis nabetalen, hetgeen voor het ziekenhuis een forse kostenpost is. Deze uitspraak laat duidelijk zien dat naast een fiscale discussie met de Belastingdienst rondom de kwalificatie van de arbeidsrelatie een opdrachtgever ook rekening moet houden met de arbeidsjuridische consequenties indien sprake is van werknemerschap.  

Ontwikkelingen in de markt 

Ondertussen zit ook de markt niet stil. Zo hebben de brancheorganisaties in de Zorg een ‘Fiscaal Kompas’ gepubliceerd en nemen zorginstellingen het initiatief om te komen tot regionale samenwerkingsverbanden. Daarnaast zijn de medische koepels KNMT, LHM, FMS en VvAA met de Belastingdienst in gesprek gegaan met als doel om te onderzoeken hoe zelfstandigen flexibel kunnen blijven werken bij calamiteiten, piekbelasting en bijzondere situaties. Ook in de kinderopvang is nadrukkelijk aandacht voor de discussie rondom het werken met zzp’ers en worden alternatieven bekeken zoals uitzendconstructies. Bouwend Nederland heeft vanaf oktober 2023 de modelovereenkomst voor de inzet van onderaannemers zonder personeel in de Bouw & Infra vernieuwd in samenspraak met de Belastingdienst. In het primaire onderwijs gaat het ‘onderwijsmanifest Lef!’ rond waarin wordt opgeroepen om kostprijsverhogende bemiddelingsbureaus en zzp-constructies niet langer te benutten.  

De bestuurlijke omgeving 

Aan bestuurlijke zijde zien we op dit moment ook de nodige beweging. Zo blijven de Kamervragen gestaag komen. De laatste ‘ronde’ aan Kamervragen dateert van 20 juni 2024 waarin nogmaals duidelijk wordt gemaakt dat er ondanks het feit dat er nog geen nieuwe wetgeving is, de handhaving aan de zijde van de Belastingdienst toch per 1 januari 2025 gaat starten. Daarnaast is op basis van een WOO-verzoek duidelijk(er) geworden hoe de Belastingdienst haar handhaving vormgeeft waarbij de ‘webmodule’ ook een rol krijgt! Let op, al deze bewegingen kaderen in het grotere thema ‘hervorming van de arbeidsmarkt’ waarin ook andere aspecten een rol spelen, zoals een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, de afbouw van de zelfstandigenaftrek in de inkomstenbelasting, de aanpassing van de ketenregeling in het arbeidsrecht en de introductie van een basiscontract in plaats van oproepcontracten en nulurencontracten. 

Hoe nu door de bomen het bos nog zien?  

Duidelijk is dat er niet één oplossing is voor de zzp-problematiek. Organisaties doen er goed aan om zich voor te bereiden en zicht te krijgen op hun zzp-populatie. In dat kader adviseren wij u als organisatie om aan de slag te gaan met uw procesinrichting, waaronder: 

  • Informatie inwinnen over collectieve initiatieven binnen uw branche;  
  • Een visie en strategie ontwikkelen ten aanzien van de interne inzet van een ‘flexibele schil’ waarin onder andere de volgende punten terugkomen:
    • Wanneer, waarom en op basis van welke uitgangspunten wordt gewerkt met zzp’ers en uitzendkrachten binnen uw organisatie? 
    • Hoe centraliseert u uw inkoopproces? 
    • Hoe gaat u om met het beeld dat zzp’ers geen werknemers willen zijn vanwege een verlies aan inkomsten of de onmogelijkheid om flexibel te werken? Wat doet u als organisatie doen om dit beeld en eventuele bezwaren weg te nemen? 
  • Leg uw visie en strategie ten aanzien van het werken met een ‘flexibele schil’ vast in uw procesinrichting en uw HR-beleid. 

Blik op de Arbeidsrelatie 

Zoals beschreven volgen de ontwikkelingen in het zzp-dossier elkaar in rap tempo op. Vanaf 2025 gaat de Belastingdienst weer actief handhaven. Anderzijds zien wij nu al dat zzp’ers, werknemersorganisaties en ook pensioenfondsen zich bij de rechter melden. Het is daarom van belang om uw eigen zzp-populatie en de voorwaarden waaronder zij arbeid verrichten in beeld te krijgen.

(Bron: BDO)

VOG digitaal verkrijgbaar

Vanaf medio mei is een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor iedereen digitaal te ontvangen. Tot op heden is de VOG alleen op papier te ontvangen. Deze ontwikkeling zorgt voor meer efficiency, met name voor werknemers en werkgevers in het onderwijs en de kinderopvang.

Screeningsautoriteit Justis introduceert deze nieuwe ontvangstmethode. Vanaf 20 maart 2024 wordt het digitaal ontvangen van een VOG in de Berichtenbox van mijnoverheid.nl gefaseerd uitgerold.

Bij het aanvragen van de VOG kan er voortaan gekozen worden tussen een digitale of papieren versie. De optie om de VOG toch op papier te ontvangen, blijft daarmee bestaan. Ook de prijs van het aanvragen van de VOG blijft hetzelfde. Een digitale VOG brengt voordelen met zich mee voor werknemers en werkgevers.. Een afgegeven VOG is digitaal sneller te bezorgen, duurzamer en makkelijker digitaal door te sturen naar de werkgever.

De digitale versie van de VOG kent onzichtbare, digitale echtheidskenmerken die de zichtbare echtheidskenmerken op de papieren versie, zoals het watermerk, vervangen. Via de validatietool van de Rijksoverheid met bijbehorende website is de VOG door werkgevers eenvoudig op echtheid te controleren.

De optie van digitale ontvangst wordt gefaseerd uitgerold zodat rekening kan worden gehouden met de capaciteit van de systemen van Justis. Dat gebeurt in vier fases gedurende twee maanden. Daardoor kan nog niet elke organisatie direct gebruik maken van de digitale VOG. De introductie van het digitaal aanvragen is afhankelijk van het nummer waarmee het KvK-nummer van uw organisatie start:

FaseStart faseAfronding fase
1: KvK start met 4, 8 of 920-3-20249-4-2024
2: KvK start met 0, 1 of 510-4-202423-4-2024
3: KvK start met 2 of 724-4-20247-5-2024
4: KvK start met 3 of 68-5-202421-5-2024

Bron: rijksoverheid.nl