All posts in Buitenland (specifieke onderwerpen), binnenlands of buitenlands belastingplichtig voor de IB

Ontvangt u Duitse Rente? Pas dan goed op!

Categories: Buitenland (specifieke onderwerpen), binnenlands of buitenlands belastingplichtig voor de IB
Reacties uitgeschakeld voor Ontvangt u Duitse Rente? Pas dan goed op!

Woont u in Nederland en ontvangt u Duitse Rente (pensioen) van de Duitse Rentenversicherung? Let dan goed op bij het invullen van uw aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

Wanneer u in het verleden in Duitsland gewerkt hebt, hebt u bij de Deutsche Rentenversicherung Duitse Rente opgebouwd. Wanneer de Deutsche Rentenversicherung overgaat om uitkering van het opgebouwde pensioen, heeft dit invloed op de Nederlandse aangifte inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen. 

Inkomstenbelasting

Nederland en Duitsland hebben samen afspraken gemaakt over welk land mag heffen over het inkomen in grensoverschrijdende situaties. Deze afspraken zijn vastgelegd in het belastingverdrag. Er zijn ook afspraken gemaakt over de heffing van pensioenuitkeringen.

Wanneer u in Nederland woonachtig bent en u Duitse Rente ontvangt, mag Nederland over deze uitkering heffen wanneer de bruto uitkering (gezamenlijk met eventuele andere Duitse pensioenuitkeringen) op jaarbasis lager is dan € 15.000. Is de uitkering op jaarbasis hoger dan € 15.000, dan mag Duitsland over de uitkering heffen. Dit betekent dat tot een bruto uitkering van € 1.250 per maand, Nederland mag heffen. Vanaf € 1.250 bruto per maand dient er in Duitsland belasting te worden betaald.

Ongeacht welk land over de uitkering mag heffen, dient de Duitse Rente in de Nederlandse aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen te worden opgenomen. Vaak heeft de Belastingdienst de uitkering reeds bij de vooringevulde gegevens opgenomen. Wanneer Duitsland over de uitkering mag heffen dan verleent Nederland een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.

Premie volksverzekeringen

Naast inkomstenbelasting kent Nederland ook premies volksverzekeringen. De premies volksverzekeringen bestaan uit:

  • Premies voor de Algemene ouderdomswet (AOW)
  • Premies voor de Algemene nabestaandenwet (ANW)
  • Premies voor de Wet langdurige zorg (WLZ)

Bij pensioenuitkeringen vanuit Nederland worden deze premies, net als de inkomstenbelasting, door de uitkeringsinstantie ingehouden. De Deutsche Rentenversicherung houdt hier geen rekening mee. Dit betekent dat er over de Duitse Rente via de aangifte inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen premies nabetaald dienen te worden.

Vrijstelling AOW/ANW

Voor de afdracht van premies voor de AOW en ANW kan onder voorwaarden een vrijstelling worden aangevraagd. De vrijstelling wordt verleend als:

  • u in Nederland woont;
  • de Duitse Rente langdurig is;
  • de Duitse Rente hoger is dan € 1 104,60 bruto per maand;
  • er niet wordt gewerkt.

Ontvangt u naast Duitse Rente ook een Nederlandse sociale zekerheidsuitkering (zoals een AOW-uitkering)? Dan moeten beide uitkering langdurig zijn en gezamenlijk meer dan € 1 104,60 bruto per maand bedragen. Daarnaast mag de Nederlandse uitkering niet hoger zijn dan de Duitse Rente.

De vrijstelling

De vrijstelling houdt in dat in Nederland geen premies AOW en premies ANW zijn verschuldigd over de uitkeringen. Dit geldt zowel voor de Duitse Rente als de Nederlandse uitkering. Dit heeft tot gevolg dat over de periode waarop de vrijstelling van toepassing is, geen AOW/ANW wordt opgebouwd in Nederland. 

De vrijstelling dient binnen één jaar nadat aan eerdergenoemde voorwaarden wordt voldaan, te worden aangevraagd. In dat geval wordt de vrijstelling verleent vanaf het moment dat aan de voorwaarden wordt voldaan. Is het tijdvak van een jaar al verstreken? Geen paniek. De vrijstelling wordt dan verleend vanaf datum aanvraag. Het is derhalve van belang dat de vrijstelling tijdig wordt aangevraagd.

Vrijstelling WLZ

Wanneer u alleen een Duitse Rente ontvangt en geen overige uitkeringen vanuit Nederland, kan ook een vrijstelling voor de premies WLZ van toepassing zijn. Om voor deze vrijstelling in aanmerking te komen dient u in Duitsland verzekerd te zijn voor ziektekosten. Oftewel u dient te zijn aangesloten bij de Krankenversicherung der Rentner (KVdr).

In deze situatie kan een verklaring ‘niet WLZ-verzekering’ worden aangevraagd bij de Sociale Verzekeringsbank. Met deze verklaring kunt u bewijzen dat u in Nederland geen premies bent verschuldigd voor de WLZ.

(Bron: KroeseWevers)

Heeft u grensarbeiders in dienst? Let dan op de loonheffingskorting!

Categories: Buitenland (specifieke onderwerpen), binnenlands of buitenlands belastingplichtig voor de IB
Reacties uitgeschakeld voor Heeft u grensarbeiders in dienst? Let dan op de loonheffingskorting!

Werknemers die in Nederland werken, maar niet in Nederland wonen, de zogenoemde grensarbeiders, ontvangen momenteel nog dezelfde loonheffingskorting als een werknemer die in Nederland woont en werkt. Werknemers ontvangen de loonheffingskorting, veelal bestaande uit de algemene heffingskorting en de arbeidskorting, via de salarisadministratie. De loonheffingskorting leidt tot een lagere inhouding van loonheffing en derhalve tot een hoger nettoloon. De heffingskortingen bestaan uit een premiedeel en een belastingdeel. Het premiedeel wordt toegekend als een werknemer sociaal verzekerd is in Nederland en in deze situatie verandert er niets.

Vanaf 1 januari 2019 zijn er wel wijzigingen voor het belastingdeel van de heffingskortingen. Vanaf dat moment hebben in beginsel alleen inwoners van Nederland recht op het belastingdeel van de heffingskortingen. De hoofdregel is dat niet-inwoners in beginsel géén recht meer hebben op het belastingdeel van de algemene heffingskorting waardoor de loonheffingskorting lager gaat uitvallen en de werknemer er netto dus op achteruit gaat. Maar let op: voor de grensarbeider die in België woont, verandert op grond van de non-discriminatiebepaling in het belastingverdrag Nederland-België niets! De belastingdienst verzendt brieven met een andersluidende inhoud, maar deze brieven zijn in geval van een Belgische grensarbeider onjuist. Dit kunt u nalezen op de website van de Belastingdienst.

Met ingang van 1 januari 2019 ontstaan er drie categorieën werknemers voor de toekenning van het belastingdeel van de loonheffingskorting in de salarisadministratie.

Categorie werknemersToekenning heffingskorting via de salarisadministratie
1Inwoners van Nederland en België –       Recht op het belastingdeel van de arbeidskorting –       Recht op het belastingdeel van de algemene heffingskorting
2Inwoners van de EU-lidstaten, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein, Zwitserland of de BES-eilanden (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) –       Recht op het belastingdeel van de arbeidskorting
3Inwoners van een derde land die niet vallen onder de hiervoor genoemde categorieën–       Geen recht op het belastingdeel van de heffingskortingen

Werknemers die vallen onder categorie 3 van de tabel kunnen vanaf 1 januari 2019 via het indienen van een Nederlandse aangifte inkomstenbelasting het totale belastingdeel van alle heffingskortingen ontvangen mits zij een zogenoemde “kwalificerend buitenlands belastingplichtige” zijn. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

·         over minimaal 90% van het wereldinkomen wordt in Nederland belasting betaald; en

·         er wordt een inkomensverklaring overlegd van de belastingdienst van het woonland.

Het zal duidelijk zijn dat vanaf 1 januari 2019 het er allemaal niet gemakkelijker op gaat worden.

(Bron: WVDB)

Artikel: 183-dagenregeling: telt uw vakantie ook mee?

Categories: Buitenland (specifieke onderwerpen), binnenlands of buitenlands belastingplichtig voor de IB
Reacties uitgeschakeld voor Artikel: 183-dagenregeling: telt uw vakantie ook mee?

Woont u in land A en werkt u (deels) in een ander land? Dan zal doorgaans op basis van belastingverdragen bepaald worden welk land heffingsbevoegd is betreffende uw loon uit dienstbetrekking. Naar de hoofdregel is het loon belast in het land waar u uw werkzaam fysiek verricht. Echter, hier staat een uitzondering op: de 183-dagenregeling.

Voorwaarden 183-dagenregeling

In het belastingverdrag tussen Nederland en België, en in bijna alle andere belastingverdragen die Nederland heeft gesloten, staat deze 183-dagenregeling. Indien aan de drie cumulatieve voorwaarden van deze regeling wordt voldaan, dan mag het werkland niet heffen over het loon toerekenbaar aan uw werkdagen aldaar, maar het woonland. Eén van deze drie voorwaarden is dat men minder dan 183 dagen in het werkland verblijft gedurende een bepaalde periode (meestal een periode van 12 maanden, maar soms gedefinieerd als kalenderjaar of belastingjaar).

Rechtspraak

Recente rechtspraak is dieper op dit ‘verblijf’ ingegaan. Een inwoner van België (X) met een Belgische onderneming (BvbA) verrichte werkzaamheden voor een in Nederland gevestigde BV. De inspecteur stelt dat het loon dat de betreffende persoon ontving van de BvbA in Nederland onderworpen is aan belastingheffing omdat fysiek in Nederland werd gewerkt. Doorslaggevend hierbij was of er sprake was van meer dan 183 dagen verblijf in Nederland (in dit geval in het belastingjaar). De Hoge Raad oordeelde dat bij de berekening van de 183-dagenperiode niet alleen de werkdagen, maar ook andere dagen meetellen. Als dagen van verblijf tellen niet alleen de dagen mee waarop daadwerkelijk in de werkstaat is gewerkt, maar ook alle overige dagen waarop de belastingplichtige in de werkstaat aanwezig is geweest en dat verblijf ‘enig verband’ hield met de werkzaamheden. Voorbeelden hiervan zijn zaterdagen, zondagen, nationale feestdagen, vakanties en vrije dagen voor, tijdens en na beëindiging van de werkzaamheden of korte onderbrekingen daarvan.

X heeft bij het Hof Arnhem-Leeuwarden niet aan kunnen tonen waarom een deel van de dagen die zij in Nederland doorbracht volgens haar geen verband houden met de werkzaamheden in Nederland.

Niet gewerkte dagen tijdens verblijf in het werkland

Alle dagen van een verblijf in het werkland tellen dus mee om te bepalen of u meer dan 183 dagen aanwezig was in dit werkland, tenzij aangetoond kan worden dat deze dagen niet enig verband houden met de werkzaamheden. Dit resulteert in twee belangrijke vragen:

  1. De eerste vraag luidt aldus: wat voor een soort dagen/activiteiten houden geen verband met de werkzaamheden? Wat als een inwoner van België die vlak bij de grens woont bijvoorbeeld zijn boodschappen in het weekend in Nederland doet, tellen deze dagen dan ook mee? En maakt het daarbij uit of tijdens die inkopen bijvoorbeeld gereedschappen worden gekocht die later wel worden gebruikt tijdens in Nederland verrichtte werkzaamheden?
  2. En hoe ver gaat de bewijslast van de belastingplichtige? In dit geval lukte het de belanghebbende niet om te bewijzen en beargumenteren dat de dagen die zij (voor privéredenen) in Nederland verbleef in aanvulling op de 181 werkdagen, niet meetellen als verblijf voor de 183-dagenregeling. Zij wilde geen reden opgeven voor haar verblijf in Nederland, uit privacyoverwegingen. Hoe ver gaat de bewijslast en hoe verhoudt die zich tot het privéleven en de privéredenen om dit te bepalen?

Drie voorwaarden voor 183-dagenregeling

Vergeet niet, de 183-dagenregeling kent drie cumulatieve voorwaarden. Kunt u dus stellen dat u minder dan 183 dagen aanwezig was in uw werkland, dan bent u er nog niet. Ook aan de andere twee voorwaarden zal voldaan moeten worden.

(Bron: BDO)

Voor algemene heffingskorting telt vrijgesteld inkomen niet mee

Categories: Buitenland (specifieke onderwerpen), binnenlands of buitenlands belastingplichtig voor de IB
Reacties uitgeschakeld voor Voor algemene heffingskorting telt vrijgesteld inkomen niet mee

Indien inkomen op grond van een unierechtelijke regel is vrijgesteld van Nederlandse belastingheffing, dan mag dit inkomen volgens Hof Den Haag ook niet worden meegenomen bij de berekening van de algemene heffingskorting voor het overige, wel belaste inkomen. Gebeurt dit wel, dan wordt de betreffende belastingplichtige (indirect) toch getroffen door een nationale (progressieve) heffing.

Een belastingplichtige was in 2015 werkzaam voor een instelling van de EU te Portugal. Het salaris dat hij daarvoor ontving, € 95.331, was op grond van artikel 12 van het Protocol (Nr. 7) betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, C326/1 (het Protocol) vrijgesteld van Nederlandse belastingheffing. Daarnaast beschikte hij nog over inkomsten uit een maatschap, die wel in Nederland waren belast. In zijn aangifte IB over het jaar 2015 deed hij aangifte van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.663. De berekende algemene heffingskorting over dat bedrag is € 2.203.

Bij de vaststelling van de aanslag is de inspecteur afgeweken van de aangifte en heeft hij voor de berekening van de algemene heffingskorting rekening gehouden met het vrijgestelde inkomen en de algemene heffingskorting vastgesteld op € 1.342: € 2.203 verminderd met de maximale vermindering van € 861.

Rechtbank Den Haag had eerder dit jaar naar analogie van het arrest van de Hoge Raad van 4 februari 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP2997) geoordeeld dat voor de berekening van de algemene heffingskorting ook het vrijgestelde inkomen moet worden meegenomen. De Hoge Raad had destijds geoordeeld dat bij een regeling waarbij de draagkracht van belang is, ook het vrijgestelde inkomen moet worden meegenomen. In de casus voor de Hoge Raad ging het om een persoonsgebonden aftrek, die in mindering kwam op de belasting die is verschuldigd over het overige, niet vrijgestelde inkomen

Onverbrekelijk bestanddeel

Hof Den Haag komt in deze zaak echter tot een ander oordeel. Volgens het hof is de algemene heffingskorting een onverbrekelijk bestanddeel van het tarief van de Wet IB 2001. Door rekening te houden met het vrijgestelde inkomen zou de belanghebbende (indirect) getroffen worden door een nationale (progressieve) heffing. Die vermindering van de heffingskorting is dan ook volgens het hof in strijd met het Unierecht. De omstandigheid dat bij de berekening van de algemene heffingskorting rekening wordt gehouden met de draagkracht kan hier geen rechtvaardigingsgrond voor vormen.

(Bron: Taxence)

Enkele tegemoetkomingen belastingverdrag met Duitsland

Categories: Buitenland (specifieke onderwerpen), binnenlands of buitenlands belastingplichtig voor de IB
Reacties uitgeschakeld voor Enkele tegemoetkomingen belastingverdrag met Duitsland

Per 1 januari 2016 is het nieuwe belastingverdrag ter voorkoming van dubbele belasting in werking getreden. Dit verdrag heeft fiscaal nadelige gevolgen voor met name in Duitsland woonachtige pensioengerechtigden met een pensioen uit Nederland. Onder voorwaarden bestaat recht op een tegemoetkoming. Voor Nederlandse grensarbeiders werkend in Duitsland bestaat ook een regeling.

Op 12 april 2012 ondertekenden Nederland en Duitsland het nieuwe verdrag ter voorkoming van dubbele belasting (hierna: belastingverdrag). Dit verdrag vervangt vanaf 1 januari 2016 het oude belastingverdrag met Duitsland dat gold vanaf 1960. Vooral gepensioneerden die in Duitsland wonen en pensioen ontvangen uit Nederland komen in een veel nadeligere positie te verkeren dan onder het oude verdrag. Voor die pensioengerechtigden geldt een tijdelijke tegemoetkoming.

 

Toewijzing belastingheffing pensioen oude belastingverdrag

Onder het oude belastingverdrag met Duitsland was in artikel 12 de belastingheffing over een bedrijfspensioen toegewezen aan het woonland. Voor in Duitsland woonachtige pensioengerechtigden die een pensioenuitkering ontvingen uit Nederland, was dus Duitsland heffingsbevoegd. In Duitsland was dit pensioen gunstig belast. Uitgezonderd was de belastingheffing over staatspensioenen, die waren belastbaar in het land waar het staatspensioen was opgebouwd. Voor inwoners van Duitsland met een Nederlands Staatspensioen was Nederland dus heffingsbevoegd. Dat gold ook voor de AOW die inwoners van Duitsland uit Nederland ontvingen. Daarover was de belastingheffing toegewezen aan het bronland, Nederland dus.

 

Toewijzing belastingheffing pensioen nieuw belastingverdrag

Volgens artikel 17 van het nieuwe (huidige) belastingverdrag is belastingheffing over bedrijfspensioenen of een sociale zekerheidsuitkering toegewezen aan het woonland. Anders dan onder het oude belastingverdrag geldt dat Nederland als land waar het bedrijfspensioen werd opgebouwd ook mag heffen als meer dan € 15.000 aan pensioen en AOW wordt ontvangen uit Nederland door een inwoner van Duitsland. Dit levert voor die inwoners een aanzienlijke belastingverzwaring op. Daarom is tijdelijk overgangsrecht van toepassing.

 

Keuzerecht voor 2016

Veel gepensioneerde inwoners van Duitsland hebben gebruikgemaakt van de mogelijkheid om voor het jaar 2016 de regels uit het oude belastingverdrag met Duitsland toe te passen. Die mogelijkheid is per 1 januari 2017 vervallen. Daarvoor in de plaats is een tijdelijke verlaging van het belastingtarief in Nederland gekomen.

 

Tijdelijk verlaagd tarief tot 2021

Onder voorwaarden krijgt een in Duitsland woonachtige pensioengerechtigde een verlaging van het in Nederland te betalen belastingtarief. Hiervoor moet hij aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • De pensioengerechtigde is vanaf 12 april 2012 inwoner van Duitsland.
  • Hij ontvangt een pensioen en/of lijfrente en/of sociale verzekeringsuitkering (bijvoorbeeld AOW) uit Nederland;
  • Bij toepassing van het oude belastingverdrag betaalde hij in Duitsland belasting over deze pensioeninkomsten.
  • Onder het nieuwe belastingverdrag ontvangt hij meer dan € 15.000 pensioen, lijfrente of sociale verzekeringsuitkering uit Nederland.
  • Het pensioen, de lijfrente of de sociale verzekeringsuitkering is ingegaan vóór 1 januari 2016.

 

Inhouding loonheffingen

Hoewel pensioengerechtigde onder voorwaarden recht hebben op toepassing van een verlaagd tarief, wil dit nog niet zeggen dat de Nederlandse uitkerende instantie rekening houdt met dit lagere tarief. Meestal zal dat niet het geval zijn. Om het verlaagde tarief te kunnen toepassen moet de pensioengerechtigde inwoner van Duitsland hetzij verzoeken om een maandelijkse (voorlopige) teruggave in Nederland ofwel na afloop van het jaar aangifte doen van de Nederlandse pensioenuitkering(en) in Nederland en verzoeken om teruggaaf.

 

Grensarbeiders

Voor Nederlandse inwoners die in Duitsland werken, geldt de zogeheten grensarbeidersregeling. Deze grensarbeiders kunnen geen aftrekposten in Nederland toepassen, omdat ze in Duitsland belasting moeten betalen en Duitsland die aftrekposten niet kent. Grensarbeiders hebben vanaf 2016 onder voorwaarden recht op een Nederlandse compensatie. Tevens bestaat soms recht op toepassing van het ‘Splittingverfahren’. Door het Splittingverfahren toe te passen betaalt de grensarbeider in Duitsland minder belasting vanwege een progressievoordeel en een dubbele belastingvrije som.

(Bron: Taxence)

Wonen in Nederland, werken in België of Duitsland

Categories: Buitenland (specifieke onderwerpen), binnenlands of buitenlands belastingplichtig voor de IB, Nieuws
Reacties uitgeschakeld voor Wonen in Nederland, werken in België of Duitsland

Woont u in Nederland en bent u werkzaam in Duitsland of in België? Dan komt u mogelijk in aanmerking voor een van de compensatieregelingen in deze belastingverdragen. Een overzicht.

Wat is het probleem?

Als u in Nederland woont en u uw (loon-)inkomen volledig in Nederland geniet, dan kunt u gebruik maken van aftrekposten zoals hypotheekrenteaftrek. Woont u in Nederland, maar werkt u in Duitsland of België? Dan heeft u in principe ook recht op deze aftrekposten. Doorgaans kunt u deze echter niet (volledig) benutten. Op basis van de belastingverdragen zal uw buitenlandse inkomen namelijk vaak in Nederland zijn vrijgesteld. Dit betekent kort gezegd dat er geen inkomsten zijn om uw aftrekpost tegen af te zetten. U kunt daardoor de aftrekpost niet benutten. Nederland kent bijvoorbeeld internationaal gezien een ruimhartige regeling voor de aftrek van hypotheekrente. Nederlanders die hun arbeidsinkomen in Duitsland of België verdienen en hun hypotheekrente niet mogen aftrekken, houden netto vaak minder over dan de in Nederland werkzame belastingplichtigen met hetzelfde inkomen.

Mogelijke oplossing

Om dit nadeel te compenseren, nam Nederland in de belastingverdragen met Duitsland en België compensatieregelingen op. Onder deze compensatieregelingen wordt eerst uw inkomen uit Duitsland of België naar Nederlandse maatstaven herrekend. Vervolgens wordt daarover de theoretisch verschuldigde Nederlandse inkomstenbelasting berekend, waarbij de Nederlandse aftrekposten (zoals de hypotheekrente) in aanmerking worden genomen. Op het moment dat de theoretische belastinglast lager is dan de belasting die u daadwerkelijk verschuldigd bent, geeft Nederland het verschil aan u terug. Dit heft het nadeel voor in Nederland wonende, maar in Duitsland of in België werkende belastingplichtigen (grotendeels) op.

Tot slot

De compensatieregeling voor België bestaat al sinds 2001. Voor Duitsland werd de regeling bij het sluiten van het nieuwe verdrag in het leven geroepen. Dit nieuwe belastingverdrag met Duitsland geldt sinds 1 januari 2016. U kunt om toepassing van de compensatieregelingen vragen in uw aangifte Inkomstenbelasting. Op dit moment heeft Nederland deze compensatieregeling alleen opgenomen in de belastingverdragen met België en Duitsland. De verwachting is dat in de toekomst meer verdragen worden aangepast en dat daarbij een vergelijkbare compensatieregeling zal worden overeengekomen.

De uitwerking van de compensatieregelingen is doorgaans zeer ingewikkeld. Zo leidt de herrekening van het buitenlandse inkomen in de praktijk regelmatig tot onduidelijkheden. Door de verschillen in nationale regels over wat wel en niet tot het loon behoort en hoe dit moet worden berekend, kan deze herrekening een tamelijk complexe aangelegenheid zijn. Het is dan ook van belang om u goed te laten informeren over de compensatieregelingen.

(Bron: Abab)

Eerdere beëindiging 30%-regeling buitenlandse werknemer door invoering 150-kilometercriterium terecht

Categories: Buitenland (specifieke onderwerpen), binnenlands of buitenlands belastingplichtig voor de IB
Reacties uitgeschakeld voor Eerdere beëindiging 30%-regeling buitenlandse werknemer door invoering 150-kilometercriterium terecht

De besluitwijziging per 2012 biedt volgens A-G Wattel voldoende basis om de looptijd van lopende 30%-beschikkingen na vijf jaar te beëindigen als de werknemer niet voldoet aan het nieuwe 150-kilometercriterium. Er is dan geen sprake van schending van het vertrouwensbeginsel.

In deze zaak ging het om een uit België afkomstige dame aan wie de 30%-regeling was toegekend voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2017. Zij voldeed echter niet aan de per 1 januari 2012 ingevoerde 150 kilometer grens, waardoor haar werkgever de 30%-regeling niet meer toepaste met ingang van het zesde jaar van de beschikking (per juli 2012). Na afwijzing van haar bezwaar hiertegen ging zij in beroep. Rechtbank Noord-Holland oordeelde dat de wijziging van het begrip ‘ingekomen werknemer’ in artikel 8 UBLB (oud) ook gevolgen had voor de uitleg van hetzelfde begrip voor de toepassing van de tussentijdse toetsing aan het 150-kilometercriterium vanaf 2012 (artikel 9d UBLB oud). Deze artikelen bieden volgens de rechtbank voldoende juridische basis om de looptijd van de beschikking voortijdig na vijf jaar te beëindigen. Van schending van het vertrouwensbeginsel is dan geen sprake. A-G Wattel meent dat de besluitgever artikel 9d UBLB had moeten wijzigen en daarin had moeten verwijzen naar een ‘ingekomen werknemer in de zin van artikel 8 UBLB’, maar dat baat de werkneemster echter niet. De beschikking was na de wetswijziging per januari 2012 duidelijk in strijd met het ingevoerde criterium voor ‘ingekomen werknemer’, zodat de dame vanaf toen niet meer op nakoming kon rekenen. Dat de 30%-beschikking geen voorbehoud maakte voor een wetswijziging is volgens de A-G niet relevant. Het staat de wetgever vrij om toezeggingen voor de toekomst te beëindigen, en dus ook om de criteria voor ‘ingekomen werknemer’ te wijzigen vanaf het zesde jaar en alleen voor de toekomst. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

(Bron: Taxence)

Voor ondernemers ligt er een grote markt over de grens richting België of Duitsland. Vaak wordt vooraf goed uitgezocht hoe het zit met de inkomstenbelasting en de btw. Over sociale zekerheid in het buitenland wordt echter minder nagedacht, terwijl verzekeringen cruciaal zijn. Ook zijn er zowel in België als Duitsland soms ook nog andere verklaringen nodig om bepaalde werkzaamheden te mogen uitvoeren. De verklaringen dienen te worden aangevraagd voordat de werkzaamheden starten. Om problemen achteraf te voorkomen, is het belangrijk vooraf goed na te denken over sociale zekerheid en de benodigde verklaringen.

Sociale zekerheid bij werkzaamheden over de grens

Bij tijdelijke werkzaamheden over de grens kunnen werknemers veelal in Nederland verzekerd blijven. Het andere land zal hier wel bewijzen van willen zien in de vorm van een A1-verklaring, en voor België tevens een Limosa-melding.

A1-verklaring

De hoofdregel in Europa is dat u sociaal verzekerd bent in het land waar u feitelijk werkt, of u nu werknemer of zelfstandige bent. Een letterlijke toepassing van deze regel zou betekenen dat sommige ondernemers afwisselend in verschillende landen verzekerd zijn. Om dit op te lossen zijn er op Europees niveau afspraken gemaakt. Als u minstens 25% van de werktijd in het woonland werkt mag u daar verzekerd blijven. Ook als u of uw werknemer(s) voor maximaal twee jaar gedetacheerd worden naar een ander werkland, blijft het sociale zekerheidssysteem van het oorspronkelijke werkland van toepassing.

Om aan te tonen dat u tijdens de tijdelijke werkzaamheden, in bijvoorbeeld België of Duitsland, nog steeds in Nederland sociaal verzekerd bent, moet u een A1-formulier kunnen laten zien. Dit kan aangevraagd worden bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De werkzaamheden die in het andere land worden verricht moeten vergelijkbaar zijn aan de werkzaamheden die in Nederland worden verricht. Iemand die alleen in het buitenland werkt kan niet permanent in Nederland verzekerd blijven. Wel zijn er mogelijkheden voor zogenoemde detachering voor 24 maanden. Bij langdurige werkzaamheden in het buitenland kunnen wij de individuele mogelijkheden voor u beoordelen.

Limosa-melding België

Indien u of een van uw werknemers tijdelijk in België gaat werken, moet u ook een Limosa-melding doen. Met de Limosa-meldingsplicht kan de Belgische overheid zicht houden op de aanwezigheid van buitenlandse werknemers. De Limosa-meldingsplicht geldt voor iedereen die niet onderworpen is aan de Belgische sociale zekerheid, en die tijdelijk en/of deeltijds in België gaat werken. De melding moet worden gedaan voordat de werkzaamheden beginnen en voor elke opdracht of werkzaamheid moet een melding worden gedaan. De melding is maximaal 12 maanden geldig.

Er zijn enkele uitzonderingen voor mensen die een paar dagen op zakenreis zijn of bijvoorbeeld in het internationaal transport werken. Wilt u weten of voor u de Limosa-aangifteplicht ook geldt? Wij kunnen u hier nader over informeren.

Andere verklaringen België

Naast de A1-verklaring en de Limosa-melding, zijn er nog andere verklaringen die u als ondernemer moet aanvragen als u in België wilt gaan ondernemen. Wij zetten twee voorbeelden voor u uiteen.

Als u in België een gereglementeerd beroep wilt uitoefenen en u heeft een Nederlands diploma, dan moet u dat diploma laten erkennen. Is het diploma gehaald in een land binnen de Europese Economische Ruimte (EER) of Zwitserland, dan kunt u rechtstreeks een professionele erkenning aanvragen.

Indien u als aannemer werkzaamheden verricht voor de Belgische overheid, dan moet u voldoen aan voorwaarden op het gebied van technische bekwaamheid, financiële draagkracht en professionele integriteit. Een erkenning hiervoor kan worden aangevraagd bij de Dienst voor erkenning der aannemers van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie.

Andere verklaringen Duitsland

Als u gaat ondernemen in Duitsland heeft u nog enkele andere verklaringen nodig. In Duitsland zijn er 41 beroepen, veelal bouwberoepen, waarvoor een zogenaamde Meisterbief nodig is. In de Meisterbrief staat dat een persoon zijn vak beheerst. De Nederlandse Kamer van Koophandel kan, indien er aan de voorwaarden wordt voldaan, een EU-verklaring omtrent vakbekwaamheid afgeven. Deze verklaring kan worden ingewisseld bij de Handwerkskammer voor de Meisterbrief die recht geeft op de Handwerkskarte. Alleen met deze verklaring mag u de 41 beroepen in Duitsland uitoefenen. Bent u benieuwd om welke beroepen het gaat? Wij vertellen u het graag.

(Bron: DRV)

Emigreren? Einde exitheffing bij pensioen en lijfrente nabij?

Categories: Buitenland (specifieke onderwerpen), binnenlands of buitenlands belastingplichtig voor de IB
Reacties uitgeschakeld voor Emigreren? Einde exitheffing bij pensioen en lijfrente nabij?

Het einde van de conserverende aanslag bij emigratie voor pensioen- en lijfrenteaanspraken, zou weleens nabij kunnen zijn. De in 2009 in allerijl doorgevoerde reparatiewetgeving ten spijt, lijkt deze exitheffing nog steeds in strijd te zijn met de goede verdragstrouw. Dat is volgens hoogleraar Eric Kemmeren niet zo vreemd, nu reparatie niet op wetgevingsniveau had moeten plaatsvinden, maar op het niveau van de belastingverdragen.

Prejudiciële vragen

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft onlangs prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over een conserverende aanslag voor opgebouwde pensioen- en lijfrenteaanspraken bij emigratie naar Frankrijk. De rechtbank twijfelt of de per 29 juni 2009 doorgevoerde reparatiewetgeving wel aan haar doel beantwoordt. Zo niet, dan zou de opgelegde conserverende aanslag in strijd kunnen zijn met de goede verdragstrouw.
Met de prejudiciële vragen wil de rechtbank dan ook van de Hoge Raad weten of het bij conserverende aanslag in de heffing betrekken van negatieve uitgaven bij emigratie voor lijfrente-en pensioenaanspraken in strijd komt met de goede trouw die in acht moet worden genomen bij de uitleg en toepassing van het Verdrag Nederland-Frankrijk.

Reparatiewetgeving

De rechtbank stelt terecht prejudiciële vragen, vindt Kemmeren (hoogleraar internationaal belastingrecht en internationale fiscale economie aan het Fiscaal Instituut Tilburg van Tilburg University en wetenschappelijk adviseur bij EY). “De rechtbank wijst er niet voor niets op dat er vanaf begin af aan in de literatuur grote vraagtekens zijn gezet bij de reparatiewetgeving voor het veiligstellen van het heffingsrecht over opgebouwde pensioen- en lijfrenteaanspraken bij emigratie.” In een WFR-artikel uit 2009 waarschuwde Kemmeren al dat over de nieuwe reparatiewetgeving vast weer geprocedeerd zou gaan worden, om vervolgens na ongeveer acht jaar te constateren dat het Nederland wederom niet gelukt is om het begeerde heffingsrecht te effectueren. Die waarschuwing zou wel eens waarheid kunnen worden.
Aanleiding voor de reparatiewetgeving − die met terugwerkende kracht op 29 juni 2009 werd ingevoerd − waren drie arresten van 19 juni 2009 (2009-arresten) waarin de Hoge Raad kort gezegd oordeelde dat Nederland in strijd handelt met de goede verdragstrouw wanneer zij een heffingsrecht over inkomsten (de arresten zagen op pensioenaanspraken) eenzijdig naar zich toetrekt, terwijl dit heffingsrecht op grond van het belastingverdrag toekomt aan de andere verdragspartner.
De in allerijl in elkaar gesleutelde reparatie heeft geleid tot een vernieuwde conserverende aanslag. Wanneer bij emigratie het heffen over de waarde in het economische verkeer van de pensioen- of lijfrenteaanspraak niet mogelijk is vanwege een regeling ter voorkoming van dubbele belasting, kan er toch middels een conserverende aanslag worden geheven over de bedragen waarvoor eerder een belastingfaciliteit is genoten. Volgens toenmalig staatssecretaris De Jager van Financiën komt deze reparatie niet in strijd met de goede verdragstrouw, omdat de Hoge Raad deze mogelijkheid expliciet benoemd in een arrest – eveneens uit 2009 – over de afkoop van een lijfrente en hier ook ruimte voor laat in de 2009-arresten over de conserverende aanslag voor pensioen.

Hongarije-arrest

“In feite heeft de wetgever de hele reparatiewetgeving gestoeld op het Hongarije-arrest uit 2001 over de afkoop van een gefacilieerde lijfrente na emigratie naar Hongarije,” legt Kemmeren uit.  “Omdat er werd afgekocht (een verboden handeling) mocht Nederland van de Hoge Raad de eerder verleende aftrek van lijfrentepremies terugnemen in de vorm van negatieve persoonlijke verplichtingen. Dergelijke verplichtingen zijn, volgens de Hoge Raad, namelijk geen inkomensbestanddeel in de zin van het OESO-modelverdrag en dus is alleen de nationale wetgeving van toepassing. Dat heeft de wetgever op het idee gebracht om de reparatiewetgeving zo in te steken dat als in belastingverdragen het heffingsrecht op pensioen of lijfrente exclusief is toegewezen aan de woonstaat, de heffing bij emigratie wordt beperkt tot de afgetrokken premies. Het rendement blijft dan buiten beschouwing. Op die manier zou niet in strijd met de verdragstrouw worden gehandeld omdat de afgetrokken premies niet kunnen worden gerekend tot de ‘items of income’ (artikel 21 OESO-modelverdrag/restartikel).”
“Die redenering van de wetgever is echter onjuist,” vervolgt Kemmeren. “Essentieel verschil met het Hongarije-arrest is dat in dat arrest sprake was van een daadwerkelijke afkoop van een lijfrente na emigratie, terwijl bij de exitheffing sprake is van een gefingeerd belastbaar feit. Bovendien oordeelde de Hoge Raad in het Hongarije-arrest dat sprake was van premieaftrek onder de voorwaarde dat de lijfrenteovereenkomst daadwerkelijk op de overeengekomen wijze zou worden uitgevoerd, oftewel een voorwaardelijke aftrek. Pensioenaanspraken waren in ieder geval tot aan de reparatiewetgeving juist onvoorwaardelijk vrijgesteld. Het Hongarije-arrest kan dus helemaal niet van toepassing zijn op deze pensioenaanspraken.”

Verdragstrouw in gedrang

Alles wijst erop dat de reparatiewetgeving te kort door de bocht is opgesteld. Kemmeren verwacht dat de Hoge Raad, in lijn met eerdere arresten, in zijn antwoorden op de door Rechtbank Zeeland-West-Brabant gestelde prejudiciële vragen opnieuw een gevoelige klap zal uitdelen aan de wetgever. “De jurisprudentie uit 2009 blijft overeind staan, in ieder geval voor zover het nog steeds gaat om een gefingeerd belastbaar feit ter zake van onvoorwaardelijk vrijgestelde aanspraken. Ook de vernieuwde conserverende aanslag zal sneuvelen, want ook hiermee blijft de exitheffing in strijd met de goede verdragstrouw wanneer in een belastingverdrag met het land van emigratie, heffingsrechten voor pensioenen (artikel 18 OESO-modelverdrag) en lijfrenten (artikel 21 OESO-modelverdrag) exclusief zijn toegewezen aan de woonstaat.”

Koninklijke weg

“De enige manier waarop de wetgever dit probleem kan oplossen, is het aanpassen van belastingverdragen, waarbij de bronstaatheffing voor emigranten wordt vastgelegd in het verdrag zelf, in plaats van in de nationale wetgeving zoals nu het geval. Dat is de koninklijke weg”, aldus Kemmeren. “Bij alle verdragen waarin de woonstaat exclusief bevoegd is om te heffen over pensioen- of lijfrente-inkomsten kan er anders bij emigratie geen conserverende aanslag worden opgelegd voor pensioen- en lijfrenteaanspraken.”
Tot slot hoopt Kemmeren dat de Hoge Raad de prejudiciële vragen ook aangrijpt om de uitkomst van het Hongarije-arrest te heroverwegen. “Het punt dat het terugnemen van afgetrokken lijfrentepremies niet behoort tot het verdrag-inkomen is systematisch onjuist, want daarmee wordt het gesloten systeem van een belastingverdrag doorbroken, terwijl het restartikel (artikel 21 OESO-modelverdrag) dit gesloten systeem juist waarborgt.”
(Bron Taxlive)

Onzekerheid over toekomst 90% inkomenseis bij kwalificerende buitenlands belastingplichtigen

Categories: Buitenland (specifieke onderwerpen), binnenlands of buitenlands belastingplichtig voor de IB, Nieuws
Reacties uitgeschakeld voor Onzekerheid over toekomst 90% inkomenseis bij kwalificerende buitenlands belastingplichtigen

Er worden vraagtekens geplaatst bij de huidige 90% inkomenseis bij kwalificerende buitenlands belastingplichtigen. Het is dan ook allerminst zeker dat deze regeling lang stand gaat houden.

Tot 2015 kon er in Nederland door buitenlands belastingplichtigen (met Nederlands inkomen) worden geopteerd om als binnenlands belastingplichtige te worden behandeld. Hierdoor was het mogelijk om persoonlijke aftrekposten (bijvoorbeeld de hypotheekrente van de buitenlandse eigen woning en alimentatie) ten laste van het Nederlandse inkomen te brengen.

Regeling

Met ingang van 2015 kan er echter niet meer worden geopteerd voor binnenlandse belastingplicht maar is iemand ‘kwalificerende buitenlandse belastingplichtige’ of niet. Enkel kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen kunnen nog de persoonlijke aftrekposten ten laste van hun Nederlandse inkomen brengen. U zult begrijpen dat het niet (langer meer) kwalificeren als belastingplichtige zeer grote financiële gevolgen heeft, bijvoorbeeld omdat de hypotheekrente niet langer meer in aftrek kan worden gebracht.

U bent kwalificerende buitenlandse belastingplichten als:

  1. U inwoner bent van de EU, EER of Zwitserland; en
  2. 90% van uw totale wereldinkomen en vermogen (box 1, box 2 en box 3) in Nederland wordt belast.

Indien u zelf niet kwalificeert, kunt u toch nog voor de regeling in aanmerking komen indien 90% van het inkomen van u en uw partner samen in Nederland wordt belast. Aangezien er naar uw wereldinkomen en vermogen wordt gekeken, kan een groot privévermogen of een dividenduitkering uit een buitenlandse vennootschap er bijvoorbeeld al toe leiden dat u niet (langer meer) kwalificeert.

Vraagtekens

De 90% inkomenseis komt voort uit een arrest van het Europese Hof van Justitie (Schumacker-arrest). In zijn op 15 januari 2016 gepubliceerde conclusie, plaatst Advocaat-Generaal Niessen echter vraagtekens bij deze 90% inkomenseis.

A-G Niessen meent dat latere arresten van het Europese Hof van Justitie (Commissie/Estland, Walentin, Meindl) toch twijfel wekken over de interpretatie van het Schumacker-arrest en de daaruit voortvloeiende 90% inkomenseis die in de Nederlandse wet is opgenomen. A-G Niessen heeft de Hoge Raad dan ook geadviseerd om hierover prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie.

(Bron: RSM)