All posts in Kennisbank voor het MKB(BV), belastingen, diversen

Om te kunnen investeren kunt u als ondernemer de heffing van belasting uitstellen naar een later moment. Senior belastingadviseur Hans van Dam zet de fiscale spelregels hiervoor op een rijtje.

Goedkoopmansgebruik

Regels voor het uitstellen van belastingheffing in de belastingwetgeving en belastingrechtspraak staan ook wel bekend als goedkoopmansgebruik. Kort gezegd: u hoeft winst pas te verantwoorden als die daadwerkelijk is gerealiseerd. Aan de andere kant kunt u verliezen opnemen zodra er een redelijke kans is dat u verlies gaat lijden. Het goedkoopmansgebruik vindt haar basis  in de bedrijfseconomie, maar de fiscale winstbepaling wijkt soms af van de commerciële winstbepaling.

Fiscale spelregels op een rij

U kunt de heffing van belasting op verschillende manieren uitstellen:

  • U mag de waarde van uw bezittingen verlagen door afschrijving, zoals reguliere afschrijvingen, willekeurige afschrijvingen of het afwaarderen naar een lagere bedrijfswaarde.  Ook kunt u een afwaarderingsverlies forceren of vorderingen afwaarderen. Afschrijvingen verminderen het belastbare resultaat. Hoe hoger de afschrijvingen, hoe lager de belastingdruk; 
  • U kunt een voorziening vormen op de balans. Voorzieningen zijn bedoeld voor toekomstige kosten die zich (zeer waarschijnlijk) gaan voordoen, maar waarvan de omvang nog niet exact bekend is. Voorbeelden van voorzieningen zijn een garantievoorziening, onderhoudsvoorziening, voorziening (belasting)claims, voorziening jubileumkosten of voorziening langdurig zieken; 
  • Het is altijd verstandig om u in deze gevallen goed te laten adviseren. Onze adviseurs vertellen u graag wat de mogelijkheden zijn en hoe u deze optimaal kunt benutten.

(Bron: ABAB)

Als u als ondernemer verhuist, kunt u onder voorwaarden de kosten ervan ten laste van de winst brengen. Soortgelijke voorwaarden gelden ook als u uw personeel een belastingvrije vergoeding wilt geven vanwege een verhuizing. Wanneer zijn de verhuiskosten zakelijk?

Zakelijkheid voorop

Uitgangspunt is dat verhuiskosten voor een ondernemer aftrekbaar zijn. U kunt verhuiskosten belastingvrij aan uw personeel vergoeden als het een zakelijke verhuizing betreft. Voor beide situaties geldt een vast bedrag van € 7.750. Dit bedrag is exclusief de kosten van het overbrengen van de inboedel, die u ook mag aftrekken.

Zakelijke verhuizing

Een verhuizing is in ieder geval zakelijk als u als ondernemer binnen twee jaar, na de start of verplaatsing van uw bedrijf, verhuist. Voor uw werknemer geldt de eis dat zij binnen twee jaar na aanvaarding van een andere baan of overplaatsing verhuizen. Bovendien moet voor zowel u als uw werknemers de afstand woning-werk vóór verhuizing minstens 25 km bedragen en moet na verhuizing die afstand met minstens 60% zijn afgenomen.

Voorbeeld: U woont in Utrecht en start een onderneming in Apeldoorn. U besluit daarom binnen twee jaar na de start te verhuizen naar Deventer.
Uitwerking: De afstand Utrecht-Apeldoorn bedraagt 67 km. De afstand Deventer-Apeldoorn bedraagt 18 km. De afstand vóór verhuizing bedroeg dus meer dan 25 km. De afstand na verhuizing is met 49 km bekort, ofwel met 73%. U voldoet dus aan beide voorwaarden en kunt een bedrag van € 7.750 plus de kosten van het overbrengen van de inboedel ten laste van de winst brengen.

Zakelijkheid aantonen

Een verhuizing is ook zakelijk als niet aan de voorwaarden voldaan wordt maar de zakelijkheid aangetoond kan worden. Een werknemer verhuist bijvoorbeeld pas na twee jaar omdat hij een andere functie krijgt en daarom voortaan bij een inbraakalarm binnen 15 minuten ter plekke moet zijn. De zakelijkheid moet u in dergelijke situaties aannemelijk kunnen maken.

Tip: Bij een niet zakelijke verhuizing kunt u belastingheffing bij uw werknemers voorkomen door de vergoeding onder te brengen in (de vrije ruimte van) de werkkostenregeling.

(Bron: SRA)

Als ondernemer bent u verplicht een administratie te voeren en zodanig in te richten dat de fiscus uw fiscale verplichtingen hieruit eenvoudig kan afleiden. Onlangs heeft de Belastingdienst meer duidelijkheid gegeven over deze bewaarplicht in relatie tot de toenemende digitalisering van het bedrijfsleven.

Update software en bestanden

De bewaarplicht vereist dat software en bestanden ook in de toekomst toegankelijk blijven. Dit betekent dat updates vereist kunnen zijn, maar ook dat nieuwe systemen en software met ‘oude’ bestanden overweg moeten kunnen.

Comprimeren van gegevens

Gegevens mogen, vanwege bijvoorbeeld de grootte, gecomprimeerd worden, op voorwaarde dat de detailgegevens – ook in het kader van de AVG – toegankelijk blijven bij een eventuele controle.

Conversie

Ook het omzetten van gegevens in een andere vorm, conversie, is onder voorwaarden toegestaan. Dat geldt alleen niet voor de papieren balans en resultatenrekening. Er geldt een aantal voorwaarden, waarvan de belangrijkste is dat geconverteerde gegevens binnen een redelijke termijn weer reproduceerbaar moeten zijn.

Digitale gegevensdragers

Digitale gegevensdragers zijn er in verschillende vormen, zoals online en op DVD. Sommige vormen stellen extra eisen aan de waarborging van de authenticiteit. Een factuur die bijvoorbeeld via de mail ontvangen wordt, is niet authentiek indien deze wordt geprint. Aanvullende organisatorische actie is dan vereist, zoals bijvoorbeeld een back-up van de mail.

Verstrekken van informatie

Ook bij de informatievoorziening richting fiscus komt digitalisering om de hoek kijken. De voorkeur heeft het aanleveren via de beveiligde filetransfer van de Belastingdienst.

Let op! Er zijn individuele afspraken te maken over de manier waarop bestanden kunnen worden aangeleverd, met name als de grootte van bestanden het aanleveren op gebruikelijke opslagmedia niet mogelijk maakt.

Bewaartermijn

De fiscus hanteert een standaard bewaartermijn van zeven jaar, maar in bepaalde gevallen, zoals bij onroerend goed, is een langere bewaartermijn van toepassing. Er zijn ook nu afspraken te maken over de bewaarplicht, teneinde de uitvoering ervan te vereenvoudigen.

Heeft u vragen over uw digitale bewaarplicht, neem dan contact met ons op.

(Bron: HLB)

Wanneer je een huis gaat kopen, heb je waarschijnlijk een hypotheek nodig. De hoogte van je hypotheek wordt onder andere berekend op basis van de woningwaarde en je inkomen. Maar welke impact heeft je hypotheek op je maandelijkse vaste lasten? Dit is afhankelijk van een aantal factoren, zoals het eigenwoningforfait en hypotheekrenteaftrek. In dit artikel lees je hier meer over.

Wat zijn de maandlasten van een hypotheek?

Je hypotheeklasten kun je onderscheiden in twee soorten: bruto en netto maandlasten. Het bedrag dat je iedere maand aan je geldverstrekker betaalt noemen we je bruto hypotheeklast. Deze bruto maandlast bestaat meestal uit twee delen: hypotheekrente en aflossing. De hoogte van deze hypotheeklast is afhankelijk van meerdere factoren, zoals de hoogte van je hypotheek, je inkomen, de looptijd en de hypotheekvorm.

Maar hier blijft het niet bij. Als huiseigenaar krijg je ook te maken met het zogenoemde eigenwoningforfait én een belastingvoordeel in de vorm van hypotheekrenteaftrek. Als je daarmee rekening houdt, dan kom je uit op de netto maandlasten van je hypotheek.

Wat is het eigenwoningforfait?

Het eigenwoningforfait is een bedrag dat je als huiseigenaar moet aangeven bij je belastingaangifte. Dit bedrag wordt bovenop je belastbaar inkomen geteld. Maar alleen als je een koopwoning hebt die je hoofdverblijf is. De Belastingdienst ziet dit bedrag namelijk als inkomen uit je eigen woning. De hoogte van het woningforfait is gebaseerd op de WOZ-waarde van de woning. Deze waarde stelt de gemeente ieder jaar opnieuw vast en brengen je hiervan op de hoogte. Het eigenwoningforfait is een percentage van die WOZ-waarde. Welk percentage dat is, ziet u in de tabel eigenwoningforfait 2018.

Rekenvoorbeeld

Stel, je woning waar je het hele jaar in woont heeft een WOZ-waarde van € 230.000,-. Je rekent dan met 0,70%. Het eigenwoningforfait komt in dit geval neer op € 1.610,-. Dit bedrag geef je dan aan bij je belastingaangifte.

Eigenwoningforfait 2018

Woningwaarde Eigenwoningforfait
meer dan niet meer dan
€12.500 0%
€12.500 €25.000 0,25%
€25.000 €50.000 0,40%
€50.000 €75.000 0,55%
€75.000 €1.060.000 0,70%
€1.060.000 € 7.420 + 2,35% van de waarde van de woning boven €1.060.000

Hypotheekrenteaftrek: de financiële meevaller

Gelukkig heb je met een eigen woning ook recht op belastingvoordeel. De betaalde hypotheekrente is namelijk aftrekbaar. Heb je na 1 januari 2013 voor het eerst een hypotheek afgesloten? Dan heb je alleen recht op hypotheekrenteaftrek als je een lineaire hypotheek of annuïteitenhypotheek hebt afgesloten voor een periode van maximaal 30 jaar. Heb jij je hypotheek voor 2013 afgesloten? Dan heb je ook recht op hypotheekrenteaftrek met een andere hypotheekvorm, zoals een aflossingsvrije hypotheek of een (bank)spaarhypotheek.

Bij het afsluiten van je hypotheek heb je bovendien recht op een eenmalige aftrek van kosten. Hieronder vallen bijvoorbeeld de kosten van de hypotheekakte bij de notaris en taxatiekosten.

Stel, je betaalt in het eerste jaar € 10.000,- aan hypotheekrente en aflossing. Dit zijn dan je bruto hypotheeklasten. Van deze €10.000,- is €6.000,- rente. Deze betaalde hypotheekrente kun je aftrekken voor de inkomstenbelasting. Het eigenwoningforfait bedraagt €1.700,-. Hiermee komt het belastbaar inkomen uit je eigen woning neer op negatief €4.300,- (€1.700,- minus €6.000,-). Gemiddeld betaal je 40% aan inkomstenbelasting, je belastingvoordeel is dan €1.720,- (40% x € 4.300,-). Je netto hypotheeklasten bedragen dan op jaarbasis €8.280,- (€ 10.000,- minus €1.720,-).

Let op: dit is een vereenvoudigd voorbeeld om het verschil tussen netto en bruto hypotheeklasten duidelijk te maken.

Hoeveel maandlasten kan ik betalen?

Je hypotheeklasten zijn niet je enige vaste lasten per maand. De kosten voor verzekeringen, gas, water en licht, internet en tv en gemeentelijke belastingen komen hier nog bovenop. Na het betalen van deze kosten wil je ook iedere maand voldoende overhouden voor je dagelijkse boodschappen. Daarnaast wil je nog kunnen genieten, door bijvoorbeeld je hobby’s uit te oefenen of een keer uit eten te gaan.

Hoeveel je kunt betalen voor je hypotheek is dus niet alleen afhankelijk van je inkomen, maar ook van je levensstijl en je voorkeuren. Het gaat niet alleen om wat je kunt lenen, maar ook om hoeveel je wilt lenen.

Zet eens voor jezelf op een rijtje hoeveel je nu maandelijks uitgeeft. Bepaal vervolgens hoeveel je over wilt houden. Op basis hiervan kun je kijken hoeveel je wilt lenen. En wil je op basis van je eigen inkomen een indicatie van je bruto maandlasten berekenen?

Kom je er niet uit? Overleg eens met een accountant.

Een ondernemer mag de kosten die hij voor zijn onderneming maakt in aftrek brengen van de winst. Dat geldt ook voor de kosten van recepties, feesten en vermaak. Maar waar ligt de grens?

 

Er is regelmatig discussie met de belastingdienst over de vraag in hoeverre bepaalde kosten die zowel een privé-element als een zakelijk element hebben, aftrekbaar zijn. Uitgaven die voor de zaak gedaan zijn en op zakelijke overwegingen berusten, kunnen ten laste van de winst worden gebracht. De inspecteur heeft niet de bevoegdheid te toetsen of de uitgaven ook zakelijk verantwoord waren. Hij heeft dus niet het recht om de doelmatigheid van de gemaakte kosten te beoordelen.

 

De wijze waarop een onderneming wordt gedreven, wordt in beginsel bepaald door de ondernemer en het is aan hem om te beoordelen op bepaalde uitgaven voor de onderneming nut hebben. Als randvoorwaarde geldt dat het niet mag gaan om uitgaven die in wezen bedoeld zijn om in een privébehoefte te voorzien.

 

Maar waar ligt de grens? De zakenreis kan ook persoonlijk aantrekkelijk zijn; van de representatie geniet de ondernemer zelf ook enorm. Is er een criterium aan de hand waarvan kan worden vastgesteld welke uitgaven wél en welke niét aftrekbaar zijn?

Criterium

Dat het in de praktijk vaak moeilijk is in dit grensgebied de zakelijke en privékosten te onderscheiden blijkt uit de vele rechterlijke beslissingen hierover. De Hoge Raad zoekt het criterium in de vraag of de uitgaven op basis van zakelijke dan wel persoonlijke overwegingen zijn gedaan. Om aftrekbaar te kunnen zijn, dient de ondernemer aannemelijk te maken dat de uitgaven op grond van zakelijke overwegingen zijn gedaan. Maar ook de zakelijke belangen van de onderneming kunnen worden beïnvloed door persoonlijke omstandigheden. Dat is het geval bij uitgaven voor feesten rondom de persoon van de ondernemer.

Feesten

Bij het vieren van persoonlijke gebeurtenissen kunnen zakelijke belangen meewegen. De kosten die daarmee zijn gemoeid, zijn aftrekbare ondernemingskosten. Zo zijn de extra kosten van een feestavond ter gelegenheid van het huwelijk of verjaardag van de ondernemer waarbij naast familie ook werknemers en zakelijke relaties aanwezig zijn, aftrekbaar. Kostenverdelingen op basis van de verdeling tussen ‘privégasten’ en ‘zakelijke gasten’ zijn in de uitvoeringspraktijk heel gebruikelijk.

Gastenlijst

Het is dus van belang dat de zakelijkheid van de kosten kan worden bewezen. Die bewijslast rust op de ondernemer. Daarvoor is voldoende dat de ondernemer aannemelijk maakt dat de kosten zakelijk zijn. Bijvoorbeeld omdat de ondernemer een relatie wil versterken, opbouwen of onderhouden of om meer naamsbekendheid te genereren. De zakelijkheid van een etentje kan worden aangetoond door de reden van het etentje op de bon te schrijven. En bij een feest kan de gastenlijst een belangrijke aanwijzing voor de zakelijkheid zijn.

Als de ondernemer goed bewijs heeft, kunnen de kosten van een feest in aftrek gebracht worden op de winst. Met een gastenlijst kan aangetoond worden dat de gasten zijn de uitgenodigd uit ‘zakelijke overwegingen’. Dat vergroot de feestvreugde met een aftrekpost!

(Bron: Accountant.nl)

De overheid gebruikt computers voor het nemen van besluiten. Vaak gaat het daarbij om geld, zoals het verlenen van kinderbijslag, de AOW, toeslagen, het opleggen van motorrijtuigenbelasting of de aanslag inkomstenbelasting. Maar hoe die besluiten precies genomen worden, is niet duidelijk. Bovendien leunen overheden ook op elkaars computerbesluiten. De burger is daardoor onvoldoende juridisch beschermd, blijkt uit promotie-onderzoek van Marlies van Eck.

Wat gebeurt er precies bij geautomatiseerde besluiten van de overheid en wat betekent deze praktijk voor de burger die te maken krijgt met zo’n besluit? Is het voldoende dat burgers in bezwaar kunnen gaan tegen een besluit als er iets fout gaat en daarna naar de rechter kunnen stappen? Dat onderzocht de promovenda Marlies van Eck. Zij promoveert op 9 februari aan Tilburg University.

Voordelen

Van Eck concludeert op basis van het onderzoek dat de inzet van technologie bij het nemen van besluiten wel degelijk voordelen heeft voor burgers. Het verzamelen van alle gegevens vindt zorgvuldig plaats. Ook krijgen mensen vaak van tevoren te zien welke gegevens de overheid heeft, wat de transparantie ten goede komt. Een ander voordeel is dat de computer alle gelijke gevallen ook echt gelijk behandelt.

Beslisregels onzichtbaar

Maar er zijn ook nadelen. De instructies aan de computer (de beslisregels en de algoritmen) zijn niet beschikbaar voor de personen die het besluit krijgen. Ook zijn er geen onafhankelijke instanties die deze instructies controleren op juistheid. In een rechtszaak over het besluit kan de rechter dus niet controleren of de overheid de wet goed interpreteert. Bovendien blijven aannames die de programmeur heeft gehad onzichtbaar. Als niet precies duidelijk is waarom de computer een besluit neemt, weet niemand of het besluit eigenlijk wel juist is.

Besluiten aan elkaar gelinkt

Een ander nadeel is dat de overheidsorganen zwaar op elkaar leunen bij het nemen van computerbesluiten. Een besluit van het ene overheidsorgaan werkt door in het besluit van een ander overheidsorgaan. Maar als er iets fout gaat, is het voor de burger erg lastig om de fouten die al verspreid zijn, te herstellen. Zeker als het met terugwerkende kracht verbeterd moet worden, is dit voor de systemen moeilijk. Dit betekent dat de burger niet altijd de juridische bescherming krijgt waar hij recht op heeft.

Aanbevelingen

Van Eck doet een aantal voorstellen om de bescherming van burgers te verbeteren. Zij stelt voor dat iedereen met problemen met computerbesluiten een ‘loods’ krijgt: een ambtenaar die gaat helpen het probleem op te lossen. Op deze manier ligt de last van de gespecialiseerde en ingewikkelde uitvoering weer bij de overheid in plaats van bij de burger. Daarnaast moeten de instructies aan de computer niet alleen openbaar en toegankelijk worden, maar ook te begrijpen zijn door mensen die geen verstand hebben van programmeren en zeker door rechters.

Promotie

Mr. Marlies van Eck promoveert op vrijdag 9 februari om 10:00 uur in de aula van Tilburg University. Titel proefschrift: Geautomatiseerde ketenbesluiten & rechtsbescherming. Een onderzoek naar de praktijk van geautomatiseerde ketenbesluiten over een financieel belang in relatie tot rechtsbescherming.

[ Bron: Tilburg University ]

Kabinetsplannen niet voordelig voor dga

Categories: Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), belastingen, diversen, Nieuws
Reacties uitgeschakeld voor Kabinetsplannen niet voordelig voor dga

In het regeerakkoord van het kabinet Rutte 3 is aangekondigd dat de dividendbelasting met ingang van 1 januari 2019 wordt afgeschaft. Veel dga’s (aanmerkelijk belanghouders) stellen zich nu de vraag of dividend vanaf 1 januari 2019 onbelast naar privé kan worden uitgekeerd. Helaas is dat niet het geval.

In de huidige situatie is de dividendbelasting (15%, tarief 2018) voor de dga een voorheffing op de inkomstenbelasting in box 2 (25%, tarief 2018). In de aangifte inkomstenbelasting is 25% aanmerkelijk belang (AB)- heffing verschuldigd waarbij de eerder betaalde dividendbelasting mag worden verrekend.

Als per 1 januari 2019 de voorheffing van 15% wordt afgeschaft, moet het volledige bedrag aan AB-heffing vanaf dat moment in zijn geheel in de aangifte inkomstenbelasting worden afgedragen.

Voorbeelden

Huidige situatie (2018)

De bv keert in 2018 (voor afschaffing van de dividendbelasting) een dividend uit van € 100.000. De bv houdt dan 15% dividendbelasting in: 15% * € 100.000 = € 15.000. De dividendbelasting wordt door de bv afgedragen aan de Belastingdienst. Netto keert de bv een dividend uit van € 100.000 -/- € 15.000 = € 85.000. Vervolgens wordt de dividenduitkering in de aangifte inkomstenbelasting als regulier voordeel (dividend) in box 2 aangegeven. De verschuldigde inkomstenbelasting bedraagt 25% * € 100.000 = € 25.000. De eerder betaalde dividendbelasting wordt hierop in mindering gebracht, waardoor er nog € 25.000 -/- € 15.000 = € 10.000 aan inkomstenbelasting moet worden bijbetaald. Het uitgekeerde dividend wordt daardoor in totaal met 25% inkomstenbelasting belast.

Cijfermatig:

Tabel dividend

Situatie na afschaffing dividendbelasting (2019)

Na de afschaffing van de dividendbelasting houdt de bv bij het uitkeren van dividend géén dividendbelasting in. De aanmerkelijk belanghouder moet echter nog steeds de inkomstenbelasting in box 2 betalen: de verschuldigde inkomstenbelasting bedraagt 25% * € 100.000 = € 25.000. Aangezien er eerder géén dividendbelasting is ingehouden moet het volledige bedrag van € 25.000 op de (voorlopige) aangifte inkomstenbelasting worden voldaan.

Cijfermatig:

tabel dividend

Belastingdruk dga vanaf 2019 en verder

Zoals ook uit de bovenstaande berekeningen blijkt, betaalt de dga na de afschaffing van de dividendbelasting per saldo evenveel belasting als daarvoor.

Sterker nog, de kabinetsplannen laten op termijn (vanaf 2020) zelfs een stapsgewijze verhoging van de AB-heffing zien van 25% naar 28,5% in 2021. Daartegenover staat een stapsgewijze verlaging van het vennootschapsbelastingtarief (Vpb). Het gecombineerde belastingtarief (IB en Vpb) blijft hierdoor grosso modo tussen de 40% en 44%.

Hieronder is het verloop van de belastingdruk vanaf 2018 schematisch weergegeven:

tabel over dividend

Géén overgangsrecht voor reeds bestaande winstreserves

Vooralsnog is er door het kabinet geen overgangsrecht voorgesteld voor reeds bestaande winstreserves. Hierdoor kan de gecombineerde belastingdruk over deze winstreserves oplopen tot ruim 46% in 2021. Dit werkt als volgt: de tot en met 2019 behaalde winsten zijn met de in die jaren geldende hogere vennootschapsbelastingtarieven (20-25%/19-24%) belast. Als deze winsten vervolgens ná 2019 als dividend naar privé worden uitgekeerd, is dat belast met inkomstenbelasting tegen het dan geldende verhoogde AB-tarief van 27,3% (2020) en zelfs 28,5% (2021).

Gezien het voorgaande kan het, afhankelijk van de specifieke situatie, fiscaal voordelig zijn om nog voor de verhoging van het AB-tarief (de eerste stap in 2020) dividend uit te keren. Hierbij moet uiteraard rekening worden gehouden met de civielrechtelijke voorwaarden zoals het uitvoeren van een zogenaamde ‘balans- en uitkeringstest’. Wij merken hierbij op dat de kabinetsplannen nog niet definitief door het parlement zijn aangenomen. Wij houden de ontwikkelingen uiteraard scherp in de gaten.

(Bron: Abab)

Met het Hulpmiddel lijfrentepremie 2017 kunnen werknemers en ondernemers voor de inkomstenbelasting (IB) berekenen welk bedrag zij aan lijfrente in aftrek mogen brengen in hun IB-aangifte. De lijfrentepremie moet wel voor 31 december 2017 zijn betaald om deze in de aangifte over 2017 te kunnen aftrekken.

Om van de lijfrenteaftrek te kunnen profiteren, moet er door de werknemer of de ondernemer aan twee voorwaarden zijn voldaan:

  • De werknemer of IB-ondernemer moet zelf de premies betalen voor de lijfrente of hier stortingen voor doen.
  • De werknemer of IB-ondernemer heeft in een bepaald jaar onvoldoende pensioen opgebouwd. Hierdoor ontstaat er jaarruimte of reserveringsruimte. Jaarruimte houdt in dat er in een bepaald jaar niet voldoende pensioen werd opgebouwd. Reserveringsruimte is het totaal van niet-benutte jaarruimten.

Informatie van afgelopen zeven jaar nodig

Voor het berekenen van de reserveringsruimte gebruikt een werknemer of ondernemer informatie over het inkomen en de pensioenopbouw uit de afgelopen zeven jaar. Daarnaast zijn er drie documenten uit het jaar 2016 nodig om de premieaftrek lijfrente 2017 te kunnen berekenen:

  • de IB-aangifte uit 2016;
  • de inkomensgegevens;
  • indien van toepassing: de opgaaf van pensioenaangroei van het pensioenfonds of pensioenverzekeraar.

(Bron: Rendement)

De gemeente mag op openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg reclamebelasting heffen. Maar moet de opbrengst van reclamebelasting ook toekomen aan de ondernemers die deze hebben opgehoest?

Vrij besteden

De gemeente is vrij de opbrengst van de reclamebelasting naar eigen inzicht te besteden. Wel is de gemeente gebonden aan de zogenaamde beginselen van behoorlijk bestuur. Denk daarbij onder andere aan het gelijkheids- en redelijkheidsbeginsel.

Beperkt gebied

Het bovenstaande betekent dat de gemeente het heffen van een reclamebelasting tot een bepaald gebied mag beperken. Hiervoor moeten dan wel een objectieve en redelijke rechtvaardiging zijn. Deze kan zijn dat de opbrengst ook alleen maar besteed wordt aan activiteiten die zich afspelen binnen het aangewezen gebied.

Profijt

Daarbij is het uitgangspunt dat u profijt moet kúnnen hebben van de betreffende activiteiten. Of u ook daadwerkelijk van de activiteiten profiteert en of dit net zoveel is als uw buurman, is niet van belang.

Verordening

Voor de invoering van een reclamebelasting is een gemeentelijke verordening nodig. Ook hiervoor gelden de nodige eisen.

Eisen aan verordening

Zo dient een belastingverordening te vermelden: de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing, het tijdstip van beëindiging van de heffing en hetgeen voor de heffing en de invordering van belang is. Ook is bepaald dat het bedrag aan reclamebelasting niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen. Verder dient een gemeentelijke verordening gepubliceerd te worden. Tegenwoordig dient dit bij voorkeur digitaal te gebeuren.

(Bron: HLB)

Btw-teruggave bij aankoop vakantiewoning

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), belastingen, diversen
Reacties uitgeschakeld voor Btw-teruggave bij aankoop vakantiewoning

Ziet u op uw vakantiebestemming een leuke vakantiewoning te koop? Overweegt u serieus de stap te zetten of is de deal al gesloten?

Ziet u op uw vakantiebestemming een leuke vakantiewoning te koop? Overweegt u serieus de stap te zetten of is de deal al gesloten? Let dan op eventuele fiscale voordelen. Als u bij aankoop van een vakantiewoning btw betaalt en u de vakantiewoning ook gaat verhuren, kunt u in sommige gevallen namelijk deze btw (deels) van de Belastingdienst terugkrijgen.

Het is geen vanzelfsprekend dat u de aankoop-btw terugkrijgt van de Belastingdienst. Dit is namelijk afhankelijk van de wijze van gebruik van de vakantiewoning. Alleen als u de vakantiewoning ook (gedeeltelijk) verhuurt, kunt u mogelijk de btw (gedeeltelijk) terugvragen. De verhuur van de vakantiewoning moet dan wel zodanig zijn dat sprake is van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Hiervan is volgens beleid van de Belastingdienst in ieder geval sprake als de vakantiewoning voor minimaal 140 dagen per jaar wordt verhuurd.

Tip! Verhuurt u de vakantiewoning voor minder dan 140 dagen per jaar dan kan nog steeds sprake zijn van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Neem voor overleg over uw persoonlijke situatie contact op met één van onze adviseurs.

Hoeveel btw u uiteindelijk kunt terugvragen is afhankelijk van uw eigen gebruik.

Voorbeeld
U koopt in 2017 een vakantiewoning voor € 121.000 (inclusief btw). De vakantiewoning wordt in 2017 voor 70% verhuurd en voor 30% door u zelf gebruikt. Van de aankoop-btw bij aankoop (€ 21.000) kunt u in 2017 € 14.700 (70%) terugvragen bij de Belastingdienst.

Let op! Meld u eerst aan bij de Belastingdienst als ondernemer voor de btw, anders kunt u de btw niet terugvragen. Inschrijven als ondernemer bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel is niet nodig.

Als u ondernemer bent voor de verhuur van de vakantiewoning, kunt u de aankoop-btw (deels terugvragen), maar dient u ook 6% btw over de huur te berekenen en af te dragen aan de Belastingdienst.

(Bron: Foederer)