All posts in Kennisbank voor het MKB(BV), juridisch, diversen

Heeft u een vragenlijst van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ontvangen? Voor de meeste vragenlijsten geldt dat u verplicht bent deze in te vullen. U leest dit in de begeleidende brief bij de vragenlijst.

Waarom ontvangt u deze vragenlijst?

Het CBS gebruikt uw bedrijfsgegevens voor het in kaart brengen van bijvoorbeeld de economische groei, prijsontwikkelingen, investeringen, omzetten en de werkgelegenheid. Daar waar mogelijk maakt het CBS hiervoor gebruik van gegevens die al bekend zijn bij (overheids-)instanties zoals de Belastingdienst. Als die informatie niet voldoende is, kan het CBS u verzoeken om een vragenlijst in te vullen.

Wettelijke verplichting

Als ondernemer bent u wettelijk verplicht de vragenlijst van het CBS binnen de gestelde termijnen te beantwoorden. Beantwoordt u de vragenlijst van het CBS niet, dan ontvangt u een herinnering met de vraag om de gegevens met spoed op te sturen. Stuurt u de ingevulde vragenlijst vervolgens niet binnen de gestelde termijn retour? Dan dwingt het CBS dit af via een zogenaamde last onder dwangsom. U krijgt dan de kans om de vragenlijst alsnog te beantwoorden. Doet u dit niet binnen veertien dagen? Dan moet u een dwangsom betalen.

Dwangsom en boete

De hoogte van de dwangsom is afhankelijk van:

  • de omvang van uw onderneming;
  • de periode waarop de gevraagde gegevens betrekking hebben;
  • uw responsgedrag.

De hoogte van een dwangsom kan oplopen tot € 16.000. In bijzondere gevallen bedraagt de dwangsom zelfs € 500.000.

Bij een tweede of volgende overtreding(en) kan het CBS u naast het opleggen van een dwangsom ook bestraffen met een boete. Deze kan oplopen tot maximaal € 5.000.

Let op: het ontvangen en betalen van een last onder dwangsom of een boete ontslaat u niet van de verplichting om de vragenlijst te beantwoorden.

Bezwaar

Bent u het niet eens met een opgelegde sanctie, dan kunt u bezwaar maken bij de directeur-generaal van het CBS. Wijst deze uw bezwaar af? Dan heeft u de mogelijkheid om naar de rechter te stappen.

Hoe gebruikt het CBS uw gegevens?

Het CBS mag uw informatie alleen gebruiken om statistieken te maken. Het CBS mag uw gegevens dus niet aan anderen geven. Ook zijn uw gegevens niet te herkennen in de resultaten, rapporten en artikelen van het CBS.

(Bron: Abab)

Volgens het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft een notaris zijn zorgplicht geschonden, omdat hij enkel een “positieve-negatieve hypotheekverklaring” in een akte had opgenomen en geen hypotheekrecht had gevestigd. Waarom komt het gerechtshof tot deze uitkomst en wat is het verschil tussen een hypotheekrecht en een “positieve-negatieve hypotheekverklaring”?

Het arrest van het gerechtshof

Een vader heeft aan zijn zoon een bedrag van ruim € 411.000,- geleend. De notaris zou een akte opstellen waarbij de condities van deze geldlening werden vastgelegd en waarbij de zoon als zekerheid voor de terugbetaling van de lening een hypotheekrecht zou vestigen op zijn woning en kantoor ten behoeve van vader.

De notaris heeft uiteindelijk een akte gepasseerd waarbij géén hypotheekrecht werd gevestigd, maar waarin wel een zogenoemde “positieve-negatieve hypotheekverklaring” was opgenomen ten aanzien van kantoorpand van zoon.

Het gerechtshof oordeelde dat de notaris zijn zorgplicht tegenover vader heeft geschonden, omdat er door het opnemen van de “positieve-negatieve hypotheekverklaring” geen harde zekerheid stond tegenover de geldlening. De notaris zou vader onvoldoende op het ontbreken van deze harde zekerheid hebben gewezen.

Hypotheekrecht

Bij het daadwerkelijk vestigen van hypotheekrecht ontstaat het zekerheidsrecht op het moment dat de notariële akte is gepasseerd en is ingeschreven bij het Kadaster. Als de schuldenaar niet aan zijn verplichtingen voldoet, heeft de schuldeiser het recht om het onderpand te verkopen en zich met voorrang op eventuele andere schuldeisers op de verkoopopbrengst te verhalen. Als er na de vestiging van het hypotheekrecht bijvoorbeeld een beslag wordt gelegd, heeft de schuldeiser die eerder een hypotheekrecht heeft verkregen, voorrang op deze beslaglegger bij de verdeling van de verkoopopbrengst.

Positieve-negatieve hypotheekverklaring

Een positieve negatieve hypotheekverklaring bestaat uit twee elementen:

  1. De verklaring van de schuldenaar dat hij op eerste verzoek van de schuldeiser mee zal werken aan het vestigen van een hypotheekrecht op een registergoed (bijvoorbeeld een woning of bedrijfspand) ten behoeve van die schuldeiser; en
  2. De verklaring van de schuldenaar dat hij géén hypotheek op dat pand zal vestigen ten behoeve van een derde.

Door het vastleggen van een “positieve-negatieve hypotheekverklaring” wordt het hypotheekrecht nog niet daadwerkelijk gevestigd. De schuldenaar moet in de toekomst nog meewerken aan het daadwerkelijk vestigen van een hypotheekrecht. Om dit te ondervangen is het mogelijk om een volmacht op te nemen bij de “positieve-negatieve hypotheekverklaring”. Hierdoor heeft de schuldeiser de medewerking van de schuldenaar in de toekomst niet meer nodig om de zekerheid te vestigen.

Een schuldeiser die alleen een “positieve-negatieve hypotheekverklaring” heeft gekregen van een schuldenaar, heeft nog geen voorrang op eventuele andere schuldeisers, omdat er nog geen daadwerkelijk zekerheidsrecht bestaat. Als er bijvoorbeeld een beslag op het pand wordt gelegd waarvoor enkel een “positieve-negatieve hypotheekverklaring” is afgegeven, moet de schuldeiser de beslaglegger voor laten gaan.

Een “positieve-negatieve hypotheekverklaring” is bovendien niet zichtbaar voor derden, waar een hypotheekrecht dat wel is. Een hypotheekrecht wordt namelijk altijd ingeschreven bij het Kadaster, maar een positieve-negatieve hypotheekverklaring kan niet worden ingeschreven. Hierdoor kan de schuldenaar die een “positieve-negatieve hypotheekverklaring” afgeeft tóch een hypotheek ten behoeve van een derde vestigen, als hij het beding naast zich neerlegt.

In sommige situaties wordt er uiteraard bewust voor gekozen om een “positieve-negatieve hypotheekverklaring” af te geven. De regeling hiervoor kan door ons op maat worden gemaakt en op vele verschillende wijzen worden vormgegeven.

(Bron: WVDB)

Veel ondernemers maken voor hun bedrijfsvoering gebruik van rechtspersonen, zoals naamloze of besloten vennootschappen. Een rechtspersoon dient door een natuurlijk persoon te worden vertegenwoordigd om (rechts)handelingen te kunnen verrichten. Voorbeelden van rechtshandelingen zijn het aangaan van overeenkomsten met leveranciers of afnemers. Allereerst is het bestuur van de rechtspersoon bevoegd om de onderneming te vertegenwoordigen. Aan de statutair bestuurders kan in de statuten zelfstandige of gezamenlijke bevoegdheid – tezamen met de andere bestuurder(s) – worden toebedeeld.

Naast vertegenwoordiging door het statutaire bestuur bestaan er tal van andere mogelijkheden om personen rechtsgeldig namens uw onderneming te laten handelen. Gelukkig, want voor een vlotte bedrijfsvoering is het wenselijk dat ook (bepaalde) medewerkers bevoegd zijn om overeenkomsten te sluiten. Eén van deze mogelijkheden betreft het afgeven van een volmacht (ook wel procuratie genoemd) aan de desbetreffende medewerker(s). Het is van belang om duidelijk vast te stellen met betrekking tot welke handelingen/transacties en (eventueel) tot welk bedrag uw medewerkers vertegenwoordigingsbevoegd zijn.

Een geldige volmacht aan medewerkers hoeft niet noodzakelijk schriftelijk te worden verleend. In het handelsverkeer wordt veelal uitgegaan van een stilzwijgende volmacht, die als het ware “kleeft” aan bepaalde functieomschrijvingen of groepen van medewerkers. Doorgaans mogen derden die met uw onderneming zaken doen erop vertrouwen dat uw medewerkers een toereikende volmacht hebben. Dit wordt de ‘schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid’ genoemd.

Het is van belang om intern duidelijk te communiceren over welke bevoegdheden medewerkers beschikken. Het bestuur van de rechtspersoon dient bovendien toe te zien op de naleving van de bevoegdheidsverdeling binnen de onderneming. Indien medewerkers hun ‘boekje te buiten gaan’, dan komt dat voor risico van de ondernemer.

Het Hof in Den Haag heeft onlangs bepaald dat een onderlinge financiële afspraak tussen twee

(ex-)echtgenoten die niet door een notaris is vastgelegd, nietig is (de overeenkomst wordt geacht nooit te hebben bestaan).

In het betreffende geval hadden de inmiddels ex-echtgenoten tijdens hun huwelijk, zelf in onderling overleg, een aanvulling gemaakt op hun huwelijkse voorwaarden. In hun huwelijkse voorwaarden waren zij overeengekomen dat zij alles wat jaarlijks van hun inkomen overbleef na voldoening van de kosten van de huishouding, zouden delen. De echtgenoten hebben aanvullend op hun huwelijkse voorwaarden de afspraak gemaakt dat de man aan de vrouw, voor iedere maand dat hun huwelijk in stand bleef, een bedrag van 375 gulden moest voldoen. Het totale bedrag dat de man op basis van de regeling aan de vrouw moest betalen, hoefde pas te worden voldaan bij het einde van het huwelijk.

Inmiddels is het huwelijk van partijen geëindigd en staan de ex-echtgenoten voor de rechter die de vraag dient te beantwoorden of de echtgenoten deze afspraak in onderling overleg konden maken en vastleggen.

Het Hof Den Haag heeft gesteld dat deze aanvullende afspraak van de ex-echtgenoten dient te worden aangemerkt als (aanvullende) huwelijkse voorwaarden. Onder meer omdat de overeenkomst duidelijk in verband staat met het huwelijk van de man en de vrouw en erop gericht is de jaarlijkse verrekening zoals opgenomen in hun huwelijkse voorwaarden aan te vullen. Het maakt daarbij niet uit dat de verplichting tot betaling pas ontstaat als het huwelijk wordt ontbonden. Omdat de overeenkomst dient te worden gezien als een huwelijkse voorwaarde moet deze, om geldig te kunnen zijn, worden vastgelegd door een notaris in een notariële akte. Gebeurt dat niet, dan is de onderling gemaakte afspraak nietig.

(Bron: WVDB)

Tegenwoordig kiezen steeds meer partners voor het ongehuwd samenwonen als volwaardig alternatief voor een huwelijk. Het is niet meer standaard een soort “proefperiode” voorafgaand aan een huwelijk. Was de komst van een kind vroeger vaak aanleiding om alsnog in het huwelijksbootje te stappen, tegenwoordig is dat lang niet altijd het geval. Dat betekent dat u als (aanstaande) ouders een aantal zaken zelf moet regelen. Denk daarbij aan het juridische aspect maar ook aan het hebben van gezamenlijk gezag.

“Juridisch ouderschap”

Wanneer u ongehuwd samenwoont en u krijgt kinderen dan is de moeder automatisch ook de “juridische” moeder. De vader is echter niet automatisch ook de “juridische” vader. Hiervoor moet de (aanstaande) vader eerst langs de Burgerlijke Stand om het kind te erkennen. De moeder moet hier wel toestemming voor geven. Mocht de moeder toestemming weigeren dan kan de Rechtbank vervangende toestemming geven. Erkenning kan zowel vóór als na de geboorte van het kind plaatsvinden. Erkenning tijdens de zwangerschap voorkomt juridische complicaties in de trieste situatie dat de aanstaande vader onverhoopt voor de geboorte mocht overlijden of wanneer de moeder tijdens de bevalling overlijdt. Door erkenning erft een kind van de vader ook al is er geen testament.

Gezamenlijk gezag

De moeder heeft automatisch het gezag over haar kind. De vader niet, ook al heeft hij het kind erkend. Om gezamenlijk gezag over uw kind te krijgen moet u samen een verzoek indienen tot aantekening daarvan in het gezagsregister. Dit kunt u zelf (zonder advocaat) regelen via het digitaal loket Rechtspraak.nl. U kunt ook een formulier downloaden en met bewijsdocumenten opsturen of afgeven bij elke Rechtbank in Nederland. Om het gezamenlijk gezag te krijgen moet de vader het kind wel hebben erkend. Daarnaast moet u allebei meerderjarig zijn en niet onder curatele staan.

Uit elkaar?

Na beëindiging van de relatie, blijft u samen het gezamenlijk gezag uitoefenen. Alleen wanneer dit niet in het belang is van uw kind kan de rechter hier van afwijken. Heeft u geen gezamenlijk gezag aangevraagd dan heeft alleen de moeder het gezag. Gaat u uit elkaar en zijn uw kinderen nog minderjarig? En heeft u het gezamenlijk gezag over uw kinderen? Dan bent u verplicht om een ouderschapsplan op te stellen. Daarin moet u de afspraken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de omgangsregeling, de kinderalimentatie en de informatie-uitwisseling over belangrijke aangelegenheden over uw kinderen en hun vermogen vastleggen.

Wat gebeurt er na overlijden?

Als een van u beiden overlijdt en u heeft het gezamenlijk gezag, dan krijgt de andere partner alleen het gezag. Heeft de moeder alleen het gezag, dan bepaalt de rechter wie het gezag krijgt na haar overlijden. In de meeste gevallen zal dit de andere ouder zijn, tenzij de rechter dit niet in het belang van het kind vindt. Ook wanneer de overleden ouder (bij testament of in het gezagsregister) iemand anders tot voogd heeft benoemd, zal de andere ouder de voorkeur hebben, deze moet de voogdij dan wel binnen een jaar aanvechten. Na een jaar verliest de langstlevende ouder zijn voorkeurspositie.

(Bron: Flynth)

Onder één dak en samen voor de toekomst kiezen. Romantiek ten top! En een goed moment om een aantal afspraken te maken en die vast te leggen op papier, zodat de belangrijkste zaken goed geregeld zijn.

Waarom een samenlevingscontract?

U woont samen en geniet nu volop. Maar het is ook goed om na te denken over de toekomst. Wellicht is het handig om een samenlevingscontract te laten opstellen? De keuze hiervoor ligt helemaal bij uzelf. U bepaalt samen welke afspraken erin komen te staan. Waarom het verstandig kan zijn? Een samenlevingscontract geeft meer zekerheid als u toch uit elkaar gaat of als één van u overlijdt. Dat zijn misschien dingen waar u liever niet over nadenkt, maar die wel belangrijk zijn.

Wat staat er in een samenlevingscontract?

U bepaalt zelf welke afspraken er in een samenlevingscontract staan. U kunt bijvoorbeeld afspraken maken over de volgende zaken:
  • wie krijgt welke bezittingen als u uit elkaar gaat?
  • de gezamenlijke bankrekening: wat gebeurt er met het geld bij uit elkaar gaan?
  • verblijvingsbeding: hierin kunt u bijvoorbeeld aangeven op welke (gezamenlijke) bezittingen u recht heeft als één van u overlijdt
  • wie betaalt wat en hoeveel? Bijvoorbeeld de boodschappen en de vaste lasten
  • wie betaalt wat voor de kosten van het verzorgen en opvoeden van de kinderen

Wat zijn de voordelen van een samenlevingscontract?

Met een samenlevingscontract creëert u samen duidelijkheid, door onderlinge afspraken op papier te zetten. U gaat er natuurlijk vanuit dat u nooit uit elkaar gaat, maar de zaken kunnen altijd anders lopen. U kunt dan terugvallen op de afspraken die in het samenlevingscontract staan. Daarnaast maakt het contract u fiscaal partners en dat kan belastingvoordeel opleveren. En een samenlevingscontract is vaak vereist om recht te hebben op elkaars partnerpensioen. Het enige dat u daarvoor hoeft te doen, is de naam van uw partner doorgeven aan uw werkgever of pensioenfonds.

Samenwonen zonder samenlevingscontract

Als u net gaat samenwonen, klinkt het tekenen van een contract bij de notaris misschien wat officieel of komt het wat snel. Natuurlijk is samenwonen zonder samenlevingscontract een prima optie. Maar samenwonen met een samenlevingscontract geeft wel rust en meer zekerheid. Als u uit elkaar gaat of als een van uw beiden overlijdt, dan is het fijn dat de belangrijkste zaken goed geregeld zijn.

Voorwaarden voor een samenlevingscontract

  • u moet allebei 18 jaar of ouder zijn
  • u mag niet onder curatele staan

Samenlevingscontract opstellen

Een samenlevingscontract laten opstellen, kan bij de notaris. De kosten liggen zo rond de € 300. Laat u goed adviseren over de mogelijkheden. Heel fijn: een eerste gesprek bij de notaris is meestal gratis. Het is niet verplicht om naar de notaris te gaan voor een samenlevingscontract. Ook een overeenkomst die u samen opstelt is rechtsgeldig. Het is echter wel aan te raden een notaris in te schakelen, omdat:

  • de notaris kundig is op dit gebied, hij kan u attenderen op zaken waar u misschien zelf nog niet aan hebt gedacht
  • de bewijslast rondom afspraken eenvoudiger is dan bij een onderlinge overeenkomst
  • een notariële akte meestal nodig is voor pensioenregelingen zoals het partnerpensioen
  • met een notarieel samenlevingscontract de Belastingdienst u en uw partner eerder als fiscale partners ziet. Hierdoor betaalt u minder belasting als u erft bij het overlijden van uw partner.

(Bron: ING)

De afgelopen weken valt geregeld te lezen over de discussie rondom het zelf wel of niet beslissen over een medische behandeling, de wils(on)bekwaamheid. Stel u bent door ziekte of een ongeval niet meer in staat om zelf uw zaken te regelen. Wie regelt dan uw vermogen? Wat gebeurt er met uw onderneming? Of wie bespreekt met de arts uw behandelplan?

In een levenstestament kunt u iemand aanwijzen die uw belangen behartigt. U wordt hiermee in juridische zin wilsonbekwaam, maar u houdt op deze manier zelf de regie in handen. Dat is dan ook het verschil met een gewoon testament, daarin regelt u wat er met uw bezittingen moet gebeuren na uw overlijden.

Toegevoegde waarde notariële akte

Een levenstestament is vormvrij. Maar in de praktijk is het levenstestament vaak een notariële akte. De toegevoegde waarde van een notariële akte is de bewijskracht. Een ander voordeel is dat een notarieel levenstestament kan worden geregistreerd.

De belangrijkste onderdelen van het levenstestament

De belangrijkste onderdelen van het levenstestament zijn uw wensen, geboden en verboden. Dit kunnen wensen zijn ten aanzien van uw vermogen, bedrijf, lijf en leven. Denkt u daarbij aan bijvoorbeeld:

  • het doen van betalingen;
  • de verkoop van uw woning;
  • het beheer van uw vermogen;
  • het doen van schenkingen;
  • het bestuur van uw onderneming;
  • of het bespreken van een behandelplan met een arts.

In een levenstestament neemt men doorgaans ook volmachten op. Bijvoorbeeld een algemene volmacht voor alle rechtshandelingen, maar ook specifieke volmachten voor de bankzaken of een volmacht met wensen ten aanzien van uw bedrijf.

In een medische paragraaf wijst u één of meer medisch gevolmachtigde(n) aan of wordt uw wens van een behandelverbod of euthanasie opgenomen.

Toezichthouder van belang

Van groot belang is ook de benoeming van een toezichthouder en/of de opname van een rekening- en verantwoordingsplicht voor degene die tot levensexecuteur (gevolmachtigde) wordt benoemd. Hoewel degenen die benoemd worden vaak vertrouwenspersonen zijn van degene die het levenstestament opstelt, kan controle geen kwaad. Financieel (ouderen)misbruik is helaas aan de orde van de dag.

Is niets doen een optie?

Als u niets regelt en u wordt wilsonbekwaam dan kent de wet een aantal andere maatregelen: bewind, mentorschap en curatele. Bij bewind wordt het vermogen van de rechthebbende beschermd, het mentorschap ziet op de medische (zorg)beslissingen en curatele is een combinatie van beiden waarbij in het laatste geval de betrokkene ook handelingsonbekwaam wordt. Het is dan voor u niet meer mogelijk om een levenstestament op te stellen. U hebt de regie uit handen gegeven.

(Bron: GT)

In artikel 1:88 van het Burgerlijk Wetboek is het zogenaamde toestemmingsvereiste vastgelegd. Op basis van artikel 1:88 BW is voor het verrichten van bepaalde rechtshandelingen door de ene echtgenoot toestemming van de andere echtgenoot nodig. In artikel 1:88 BW is geregeld voor welke rechtshandelingen dit toestemmingsvereiste geldt.

Toestemming van de andere echtgenoot is bijvoorbeeld nodig bij de verkoop van de echtelijke woning, bovenmatige giften, borgstellingen en koopovereenkomsten op afbetaling die niet onder de normale uitoefening van een beroep of bedrijf vallen. Artikel 1:88 BW beperkt zich dus tot niet alledaagse rechtshandelingen die van grote invloed kunnen zijn op het leven van de echtgenoten.

Schending van artikel 1:88 BW leidt op basis van artikel 1:89 BW tot een vernietigingsbevoegdheid van de andere echtgenoot. Dit betekent dat de andere echtgenoot de rechtshandeling waarvoor de toestemming is vereist kan vernietigen wanneer deze toestemming niet is gegeven. Vernietiging van een rechtshandeling heeft terugwerkende kracht. Dit betekent dat partijen in de situatie moeten worden gebracht waarin zij zouden hebben verkeerd wanneer de rechtshandeling nooit had plaatsgevonden.

Het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 BW is door de wetgever in het leven geroepen om de echtgenoten, in het belang van het gezin, tegen elkaar te beschermen tegen het verrichten van rechtshandelingen die gezien het onderwerp of de aard daarvan een groot financieel risico met zich brengen.

Toestemming geven is vormvrij en kan dus ook mondeling worden gegeven. Voor het bewijs van het geven van toestemming is het wel aan te raden om de toestemming schriftelijk vast te leggen. Door het geven van toestemming wordt de andere echtgenoot geen partij bij de overeenkomst.

Toestemmingsvereiste geldt alleen voor echtgenoten

Het toestemmingsvereiste van 1:88 BW geldt alleen voor echtgenoten en geregistreerde partners. Samenwonenden – met of zonder samenlevingsovereenkomst – kunnen op artikel 1:88 BW geen beroep doen. Ook na een echtscheiding of een scheiding van tafel en bed kan de andere echtgenoot de overeenkomst nog vernietigen.

Zoals gezegd kan de andere echtgenoot in een aantal gevallen de rechtshandeling vernietigen.

De echtelijke woning

Op basis van artikel 1:88 BW lid 1 sub a is toestemming vereist voor bijvoorbeeld de verkoop of de verhuur van de echtelijke woning of tot verpanding van bijvoorbeeld een deel van de inboedel. Onder woning moet tevens worden verstaan een woonboot of stacaravan. Het maakt hierbij niet uit of beide echtgenoten in de woning leven of dat er maar één echtgenoot in de woning leeft.

Dit betekent dat voor een veelvoud aan rechtshandelingen met betrekking tot de woning en de inboedel van de echtgenoten de toestemming van de andere echtgenoot is vereist. Denk hierbij aan het vestigen van een hypotheekrecht op de woning, het verhuren van de woning of het vestigen van een pandrecht op een deel van de inboedel.

Giften

Op basis van artikel 1:88 lid 1 sub b BW is toestemming vereist van de andere echtgenoot bij giften die een echtgenoot heeft gedaan. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als uw echtgenoot een groot deel van uw beiden vermogen aan een goed doel wil schenken. Dit heeft ook voor u verstrekkende gevolgen. U moet alleen toestemming geven voor de giften van uw echtgenoot wanneer de gift bovenmatig of ongebruikelijk is. Of dit het geval is, is afhankelijk van de omstandigheden zoals bijvoorbeeld de hoogte van de gift en de financiële positie van de echtgenoten.

Borgstelling

Op grond van artikel 1:88 lid 1 sub c BW is de overeenkomst die er toe strekt dat een echtgenoot zich bijvoorbeeld als borg of hoofdelijk schuldenaar voor de schuld van een ander verbind, vernietigbaar indien niet is voldaan aan het toestemmingsvereiste.

Deze toestemming is niet vereist wanneer de rechtshandeling in de normale uitoefening van het beroep of bedrijf is uitgevoerd.

Van deze uitzondering is slechts in uitzonderingsgevallen sprake. De echtgenoot dient zich in deze gevallen beroeps-of bedrijfsmatig bezig te houden met dit soort rechtshandelingen.

Indien een echtgenoot zich bijvoorbeeld in privé hoofdelijk verbonden heeft voor de lening die de bank aan zijn onderneming heeft verstrekt, dan is daarvoor in beginsel de toestemming van de andere echtgenoot nodig. Indien die toestemming niet is gegeven, dan kan die andere echtgenoot de afspraak dat de ene echtgenoot hoofdelijk aansprakelijk is voor de lening vernietigen.

Koop op afbetaling

Op grond van artikel 1:88 lid 1 sub d BW is toestemming van de andere echtgenoot vereist voor het aangaan van een overeenkomst tot koop op afbetaling.

Een koop op afbetaling kan bijzonder grote risico’s met zich meebrengen. Zoals vermeld, is de toestemming van de andere echtgenoot vereist bij overeenkomsten van koop op afbetaling indien deze niet geschieden in de normale uitoefening van het bedrijf van de ene echtgenoot.

De Hoge Raad heeft zich wat betreft de koop op afbetaling over artikel 1:88 BW en 1:89 BW uitgesproken. De Hoge Raad stelt voorop dat het doel van het toestemmingsvereiste is om echtgenoten, in hun belang en dat van het gezin, tegen elkaar te beschermen, onder meer wat betreft het verrichten van rechtshandelingen die kunnen ingrijpen in hun financiële positie, zoals die tot het aangaan van een koop op afbetaling.

Heeft u problemen met een hypotheek of met een koop op afbetaling en heeft u aan uw echtgenoot geen toestemming gegeven om de onderliggende overeenkomst aan te gaan? Dan is het raadzaam om na te gaan of u van de vernietigingsbevoegdheid uit artikel 1:88 jo. 1:89 BW gebruik kunt maken. Denk hierbij aan de verjaringstermijn van artikel 3:52 BW, waarover in een later blog meer!

(Bron: Wienen & Van Tellingen)

 

Hieronder vindt u veelgestelde vragen over de boa.

Wat is een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa)?

Een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) is een ambtenaar met opsporingsbevoegdheid. Denk hierbij bijvoorbeeld aan parkeerwachten, milieuinspecteurs en boswachters. Ook kunnen boa’s in dienst zijn van de politie, marechaussee of douane.

Wat zijn de bevoegdheden van een boa?

Boa’s vervullen een belangrijke rol in het handhaven van de veiligheid en het tegengaan van criminaliteit. Een  boa mag uw identiteit controleren, een proces-verbaal opmaken, boetes uitschrijven en personen aanhouden als deze worden verdacht van een strafbaar feit waarvoor de boa opsporingsbevoegdheid heeft.

Waaraan zijn boa’s te herkennen?

Het insigne van een boa Boa’s die veel contact hebben met het publiek – bijvoorbeeld parkeercontroleurs, hoofdconducteurs en ook boswachters – dragen een insigne. Dankzij dit insigne is meteen duidelijk wanneer iemand “bijzondere bevoegdheden” heeft. Voorbeelden van “bijzondere bevoegdheden” zijn het uitschrijven van boetes en het aanhouden van verdachten. Sommige boa’s mogen ook handboeien, een wapenstok, pepperspray of een vuurwapen dragen. Met een insigne onderscheiden boa’s zich ook van andere handhavingsfunctionarissen, zoals particuliere beveiligers, die deze bevoegdheden niet hebben, en van de politie, die juist meer bevoegdheden heeft. Het insigne toont een hand, een scepter en een schild. De hand houdt de scepter vast, daarachter staat het schild. Het insigne is zilverkleurig en beschikbaar in 2 vormen:

  • een mouwembleem van stof om op het uniform te naaien
  • een metalen insigne om op te spelden, bij voorkeur op het revers

De hand, de scepter en het schild van het insigne staan voor de taken en bevoegdheden die boa’s hebben. Het schild staat daarbij voor de bescherming van mensen in de publieke ruimte. De scepter (of staf) in de hand geeft aan dat de boa de bevoegdheid heeft om op te treden als dat nodig is. Naast dat boa’s een insigne dragen, moeten zij zich altijd kunnen legitimeren. Boa’s dragen een uniform maar er bestaat niet één boa-uniform, dus aan zijn kleding kun je de boa niet altijd herkennen. Daarnaast zijn er ook mensen die voor hun werk een uniform dragen, maar die geen opsporingsbevoegdheden hebben (bijvoorbeeld particuliere beveiligers).

Wat is er nodig om over te stappen van domein I naar domein II of andersom?

Indien u overstapt van domein I naar domein II of andersom dan kunt u hiervoor een nieuwe aanvraag om een akte van opsporingsbevoegdheid indienen en krijgt u de resterende termijn van de akte voor het andere domein verleend. Let op! U dient zich te realiseren dat u binnen deze resterende termijn van de akte de permanente her- en bijscholing van het nieuwe domein afgerond dient te hebben voordat u een volgende akte aan kunt vragen. U kunt hiervoor géén ontheffing krijgen.

  • Akte van opsporingsbevoegdheid aanvragen

Wat is de behandeltijd van een aanvraag?

De wettelijke beslistermijn op een aanvraag bedraagt drie maanden. Dien uw aanvraag dan ook op tijd in.

Waar kan een klacht over een boa worden ingediend?

Klachten over boa’s moeten in principe worden ingediend bij de organisatie waar de boa voor werkt.

Wanneer is advies van de toezichthouders nodig?

Bij een individuele akte moet een advies van de politie en het Openbaar Ministerie over de noodzaak van de aanstelling aan de aanvraag worden toegevoegd. Als er meerdere boa’s moeten worden aangesteld (minimaal 5), kan een werkgever een categoriale beschikking aanvragen. Daarin wordt de noodzaak en de eisen voor de aanstelling van de boa’s vastgelegd. Als een categoriale beschikking is afgegeven, kan een werkgever voortaan op basis hiervan aanvragen voor een akte van opsporingsbevoegdheid indienen. Bij een aanvraag op basis van een categoriale beschikking is de noodzaak vastgesteld en hoeft alleen de betrouwbaarheid en bekwaamheid van de individuele boa’s te worden aangetoond op basis van de vereiste opleiding(en) (bekwaamheid) en de VOG (betrouwbaarheid). Zie ook bij Akte van opsporingsbevoegdheid aanvragen.

Wanneer kunnen boa’s ingehuurd worden?

Inhuur van boa’s is alleen mogelijk in domein I. Zie hiervoor de circulaire boa.

Kan een boa in meerdere domeinen werken?

Een boa kan in maximaal twee domeinen werken, maar alleen als de boa bij twee verschillende boa-werkgevers in dienst is en voldoet aan de bekwaamheidseisen van de twee domeinen. Een parkeercontroleur in dienst van een gemeente kan bijvoorbeeld ook boa milieu, welzijn en infrastructuur zijn voor een landgoedeigenaar. Hij beschikt dan over twee verschillende akten van opsporingsbevoegdheid, bijvoorbeeld een akte voor het domein Openbare ruimte en een akte voor het domein Milieu, welzijn en infrastructuur. (Bron: Justis.nl)

Aftrek tbs-kosten vereist onderbouwende overeenkomst

Categories: Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), juridisch, diversen
Reacties uitgeschakeld voor Aftrek tbs-kosten vereist onderbouwende overeenkomst

Als een dga bedrijfsmiddelen overneemt om ter beschikking te stellen aan zijn bv, is het verstandig om duidelijk in de overeenkomst op te geven dat hij echt de eigenaar wordt van de bedrijfsmiddelen. Bij onduidelijkheid over de eigendom riskeert de dga dat de fiscus de terbeschikkingstelling (tbs) niet of niet volledig accepteert.

In een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden had een man ruim drie jaar een pand verhuurd aan een bv van zijn kinderen. Aan het einde van de verhuur werd besloten dat de bv van de kinderen haar activa inclusief inventaris zou overdragen. Dit was geregeld in een overeenkomst waarin de vader zowel namens zichzelf handelde als in zijn positie als dga van zijn bv. Deze bv werd overigens enkele maanden later failliet verklaard. De dga meende dat hij de overgenomen inventaris ter beschikking had gesteld aan zijn bv. Hij trok daarom diverse kosten af van zijn resultaat uit tbs. Maar de Belastingdienst en het hof haalden uit de overdrachtsovereenkomst dat de bv van de dga de eigenaar was van de overgenomen inventaris. De dga stelde wel het pand ter beschikking, maar niet de inventaris. Hij kon daarom de kosten met betrekking tot de inventaris niet aftrekken als kosten uit tbs. Ook een groot deel van de andere kosten die de dga wilde aftrekken, bleek toe te rekenen aan de bv.

(Bron: Taxence)