Bescherming privévermogen

Anders dan bij een eenmanszaak of een personenvennootschap is de ondernemer die in een bv onderneemt in beginsel niet zelf aansprakelijk voor verplichtingen die de onderneming is aangegaan. Uitgangspunt is dan ook dat een faillissement alleen de bv raakt en de privébezittingen van de ondernemer buiten schot blijven. Toch is in kranten met enige regelmaat te lezen dat een bestuurder van een failliete bv zelf aansprakelijk wordt gehouden. Hoe zit dat?

Een bestuurder van een bv kan om diverse redenen aansprakelijk zijn voor verplichtingen van de bv of een tekort bij een onverhoopt faillissement. Allereerst kan een bestuurder aansprakelijk zijn tegenover de bv zelf. Een bestuurder is gehouden tot een behoorlijke vervul­ling van zijn of haar taak. Als de bestuurstaak niet goed wordt vervuld, is iedere bestuurder aansprakelijk voor de schade die de bv daardoor lijdt. Alleen een bestuurder aan wie geen ern­stig verwijt kan worden gemaakt en die niet nalatig is geweest in het afwenden van de gevolgen van het onjuiste bestuur, kan aan deze aansprakelijkheid ontkomen.

Het is deze interne aansprakelijkheid waaruit een bestuurder wordt ontslagen met de welbekende décharge. Als aandeel­houders décharge verlenen is het bestuur voor het betreffen­de jaar ‘bevrijd’ van deze aansprakelijkheid. Deze bevrijding werkt alleen voor zaken waarvan de aandeelhouders op de hoogte waren. Het is voor bestuurders dan ook belangrijk om jaarlijks décharge te vragen aan de aandeelhouders en hen zo uitgebreid mogelijk te informeren.

Faillissement

Verder kan een bestuurder onder voorwaarden hoofdelijk aan­sprakelijk zijn tegenover de curator (of eigenlijk de boedel) voor het tekort in het faillissement. Dat is het geval als het bestuur:

  • zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld én
  • aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak van het faillis­sement is.

In een dergelijk geval kan een curator (naar keuze) elke be­stuurder aanspreken voor de schulden van de bv die niet uit de bezittingen van de bv voldaan kunnen worden.

Bij de beoordeling of er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur kijkt een rechter naar alle omstandigheden van het geval. Daarom is van tevoren nooit volledige zekerheid te geven of een vordering van een curator op grond van voornoemde regeling zal slagen. Wel is duidelijk dat rechters niet snel aannemen dat er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Een ondernemer moet wel de vrijheid hebben om te ondernemen. Een curator die de bestuurder op deze grond aansprakelijk wil houden, zal dan ook veel moeten bewijzen.

Maar de wet schiet de curator te hulp. Wanneer er geen goede administratie is of de jaarrekening van de bv niet tijdig is gepubliceerd, staat direct vast dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur. Dit wordt dan vermoed een belangrijke oorzaak van het faillissement te zijn. Daarmee zijn de bestuurders aanspra­kelijk, tenzij aangetoond kan worden dat het faillissement een andere oorzaak heeft. Een goede administratie en tijdige publicatie van de jaarrekening zijn dan ook essentieel.

Dividenbesluiten 

Sinds enige jaren kent de wet een nieuwe regeling die het bestuur een verantwoordelijkheid geeft bij (onder andere) het doen van dividenduitkeringen. Als de algemene verga­dering een besluit tot uitkering van dividend neemt, heeft dit besluit pas werking nadat het is goedgekeurd door het bestuur. Het bestuur moet zijn goedkeuring onthouden als het weet of moet voorzien dat de bv na de uitkering niet zal kunnen voortgaan met betalen.

Geeft het bestuur onterecht goedkeuring en kan de bv niet voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden dan zijn de bestuurders aansprakelijk voor het tekort dat door de uitkeringen is ontstaan. Het is dan ook belangrijk niet licht­vaardig in te stemmen met uitkeringen van dividend.

Doorgaan tegen beter weten in

Een bestuurder kan aansprakelijk worden door de onder­neming niet tijdig te stoppen. Als een bestuurder namens de bv een overeenkomst aangaat terwijl hij weet (of moet weten) dat de bv deze niet kan nakomen en geen verhaal zal bieden voor de schade die de wederpartij daardoor zal lijden, zal de bestuurder tegenover die wederpartij aan­sprakelijk zijn op grond van onrechtmatige daad. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin de bestuurder een aannemer de opdracht geeft bedrijfspanden op te knappen, terwijl de bestuurder op dat moment al weet (of moet weten) dat de bv de facturen van de aannemer niet kan voldoen. Voor het bestuur van een bv in zwaar weer is het dan ook zaak goed in de gaten te houden wanneer het moment is gekomen dat voortzetten van de onderneming onrechtmatig wordt.

Verklaring betalingsonmacht 

Bestuurders kunnen verder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor premie- en belastingschulden van de bv (zoals loonbelasting en BTW). De bv is verplicht om, meteen nadat is gebleken dat het niet tot betaling in staat is, daarvan mededeling te doen aan het uitvoeringsorgaan en de ontvanger. Wordt dat niet of niet op juiste wijze gedaan, dan kan iedere bestuurder hoofde­lijk worden aangesproken voor deze schulden.

Behoorlijk bestuur 

Een bv heeft inderdaad als voordeel dat schuldeisers van de onderneming zich in beginsel niet kunnen verhalen op het vermogen van de bestuurder(s) van de bv. Deze bescherming is er echter alleen als er sprake is van behoorlijk bestuur en bij een dreigend faillissement tijdig de juiste stappen worden gezet.

(Bron: Flynth)

Turboliquidatie BV zonder gevaar?

Het toewerken naar een turboliquidatie (ontbinding BV zonder wettelijke vereffening) gebeurt in de praktijk vaak, maar is niet geheel zonder risico.

Als het wenselijk is een BV te beëindigen, zijn er meerdere mogelijkheden om dat te doen. Wordt gekozen voor de weg van ontbinding, dan zal bezien moeten worden wat daartoe de geëigende procedure is. Om tijd en kosten te besparen, wordt in de praktijk regelmatig aangestuurd op een ontbinding zonder wettelijke vereffening: de ‘turboliquidatie’. Het toewerken naar een turboliquidatie is echter niet geheel zonder risico’s en in situaties waarin een BV (bekende) schulden heeft, is extra voorzichtigheid geboden.

Reguliere ontbindingsprocedure, turboliquidatie of faillissement?

Wat de geëigende procedure is, hangt af van het antwoord op de vraag welke baten (en schulden) er – op de beoogde (effectieve) datum van ontbinding – daadwerkelijk zijn en redelijkerwijs nog te verwachten zijn.

  • Reguliere ontbindingsprocedure: ontbinding met wettelijke vereffening

Als de BV op de datum van het effectief worden van het ontbindingsbesluit baten heeft, houdt de BV niet direct op te bestaan. Er is dan namelijk nog een vermogen dat vereffend moet worden. Dat gebeurt door één of meer aangestelde vereffenaars. Vaak zijn dat degenen die ook bestuurders van de BV waren. De vereffeningswerkzaamheden houden kort samengevat in dat alle vorderingen worden geïnd, alle schulden worden voldaan en alle rechtsverhouding volledig worden beëindigd. De vereffenaars maken een rekening en verantwoording van de vereffening op en – als er meerdere gerechtigden zijn tot het batig saldo na vereffening – een plan van verdeling. Als daartegen geen bezwaar wordt gemaakt door de crediteuren, gaan de vereffenaars over tot uitkering van het batig saldo en houdt de BV daarna op te bestaan. Gezien de wettelijke termijn die crediteuren hebben om genoemd bezwaar te maken, zal de reguliere ontbindingsprocedure ten minste 2 maanden in beslag nemen.

  • Turboliquidatie: ontbinding zonder wettelijke vereffening

Als de BV op de datum van het effectief worden van het ontbindingsbesluit geen baten heeft, en deze ook niet zijn te verwachten, houdt de BV wél meteen op te bestaan. Er is dan namelijk geen vermogen dat vereffend moet worden.

Van een BV zonder baten kan in beginsel alleen sprake zijn als het saldo van de balans nul is. Daarnaast dient, zoals hierboven aangegeven, ook rekening te worden gehouden met potentiële baten. Er zou bijvoorbeeld een latente belastingvordering kunnen bestaan al dan niet op grond van de laatste aangifte, de BV zou in een procedure betrokken kunnen zijn waarvan de uitkomst nog onzeker is, de BV zou (potentiële) vorderingen kunnen hebben op bestuurders, aandeelhouders of derden, etc.

Als duidelijk is dat er op het moment van de ontbinding (potentiële) baten zijn, moet vereffend worden en kan geen turboliquidatie plaatsvinden.

  • Faillissement

Zijn er wel baten, maar is het saldo van de baten en lasten negatief, dan houdt de BV door ontbinding niet op te bestaan maar dient het vermogen van de BV als een faillissement te worden afgewikkeld. In dit geval wordt een curator benoemd die onder toezicht het vermogen van de failliete BV afwikkelt. Blijkt van deze vermogenspositie nadat het ontbindingsbesluit effectief is geworden, dan dient de aangifte tot faillietverklaring door de vereffenaar(s) te worden gedaan, tenzij alle bekende schuldeisers instemmen met voortzetting van de vereffening buiten faillissement.

Wat zijn risico’s van onterechte turboliquidatie?

In de praktijk komt het regelmatig voor dat het bestuur van een BV, voorafgaand aan de ontbinding van de BV, vereffeningshandelingen verricht, zodat alsnog een turboliquidatie kan plaatsvinden. Het toewerken naar een turboliquidatie is echter niet geheel zonder risico’s.

Mocht na het ontbindingsbesluit bijvoorbeeld blijken dat de BV wel baten had, dan kan dit tot gevolg hebben dat de BV (formeel juridisch) altijd is blijven bestaan. In dat geval zijn de verplichtingen van het bestuur ook blijven doorlopen, zoals die tot het opstellen en publiceren van een jaarrekening. Zeer waarschijnlijk heeft het bestuur daar niet aan voldaan, het ging er immers van uit dat de BV er niet meer was.

Ingeval ten onrechte tot turboliquidatie is overgegaan terwijl de BV nog schulden heeft, dreigt het risico dat de BV geacht wordt in een toestand te verkeren dat zij is opgehouden met betalen, en zouden schuldeisers van de BV de mogelijkheid hebben alsnog faillissement van de BV aan te vragen. In een eventuele faillissementssituatie, die dus na ontbinding kan volgen, kan een bestuurder die niet aan genoemde administratieplicht en/of publicatieplicht heeft voldaan door de curator (hoofdelijk) aansprakelijk worden gehouden voor het tekort in de boedel van de BV. Met het nalaten van genoemde verplichtingen komt namelijk ‘kennelijk onbehoorlijk bestuur’ vast te staan en wordt vermoed dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is.

Ook kan een rechter, op verzoek van een schuldeiser, oordelen dat het achterwege laten van de vereffening ondanks de aanwezige baten, een onrechtmatige daad is geweest tegenover de schuldeisers; het naar de nulstand toewerken van het balanstotaal zou neer kunnen komen op een bevoordeling van sommige schuldeisers boven anderen dan wel op het doen van een uitkering aan (een) gerechtigde(n) die te hoog is geweest. Ook aandeelhouders kunnen aansprakelijk zijn, wanneer zij wisten of redelijkerwijs behoorde te voorzien dat de BV na de uitkering niet zou kunnen voortgaan met het betalen van opeisbare schulden.

Conclusie

Wanneer een BV op de datum van het effectief worden van het ontbindingsbesluit geen (potentiële) baten heeft, kan tot turboliquidatie worden overgegaan. Wanneer de BV echter (bekende) schulden heeft, is extra voorzichtigheid geboden.

Het toewerken naar een turboliquidatie gebeurt in de praktijk vaak, maar is niet geheel zonder risico. Indien achteraf mocht blijken dat ten onrechte tot turboliquidatie is overgegaan, kan dat de bestuurder(s) duur komen te staan (en in sommige gevallen ook de aandeelhouder(s)).

(Bron: DVAN)

Welke procedure ook wordt gekozen, het is primair aan de bestuurders (of vereffenaars na ontbinding) om te zorgen dat het vermogen van de BV op een behoorlijke manier wordt afgewikkeld.

Verloop faillissement

Een faillissement bestaat uit een aantal stappen. Maar ieder faillissement is anders, dus niet alle stappen zijn altijd nodig. Uw faillissementsaanvraag kan bijvoorbeeld worden afgewezen. Of u belandt in de schuldsanering. Wat zijn de algemene stappen van een faillissement?

1. Uw faillissementsaanvraag

U kunt zelf uw faillissement aanvragen. Of uw schuldeisers vragen uw faillissement aan. Als u zelf schuldeiser bent, kunt u natuurlijk het faillissement van uw klant aanvragen. Daarvoor heeft u een advocaat nodig.

2. Naar de rechter

De rechter bepaalt of uw faillissementsaanvraag terecht is. Tijdens de zitting krijgt u de kans op een verweer. U kunt dan ook een aanvraag doen voor schuldsanering. Kunt u uw schulden nog wel betalen? Dan is de kans groot dat uw aanvraag wordt afgewezen. U kunt alleen in beroep gaan tegen de uitspraak als u aanwezig bent bij de zitting.

3. De curator krijgt de controle over uw bedrijf en uw vermogen

De rechter benoemt een curator. Die brengt al uw bezittingen en schulden in kaart en legt beslag op uw vermogen, ook op uw privévermogen. De curator neemt ook alle beslissingen voor uw bedrijf. Een deel van uw inkomsten mag u houden voor levensonderhoud. De curator probeert zoveel mogelijk bezittingen te verkopen om aan geld te komen voor uw schuldeisers.

4. Verificatiefase

Dan gaat u de verificatiefase in. De curator bekijkt welke schulden echt zijn en welke niet. Met de schuldeisers worden afspraken gemaakt over terugbetaling.

5. Betalen van schuldeisers

De curator stelt hiervoor een uitdelingslijst op. De schuldeisers moeten hiermee akkoord gaan. Wie wat krijgt, hangt af van de rangorde van schuldeisers. De rechter moet het akkoord met uw schuldeisers nog wel goedkeuren. Blijft er nog een schuld openstaan? Als u bestuurlijk aansprakelijk bent, dan kunnen schuldeisers die in de toekomst bij u claimen.

6. Einde faillissement

Uw faillissement eindigt als:

  • U uw schulden heeft afbetaald volgens de wettelijke verdeling. Voor het restant blijft u aansprakelijk.
  • De rechter het akkoord met uw schuldeisers goedkeurt. U betaalt uw schulden af volgens de uitdelingslijst.

7. Doorstart na een faillissement

Een faillissement hoeft niet het einde te zijn van uw bedrijf. Misschien kunt u een doorstart maken. Soms is voortzetting tijdens een faillissement ook mogelijk.

(Bron: Kamer van Koophandel)

Schuldsanering

Kunt u uw schulden niet meer betalen? En bent u eigenaar van een eenmanszaak, maat in een maatschap, vennoot in een vennootschap of vrije beroepsbeoefenaar? Dan bent u persoonlijk aansprakelijk voor de schulden uit uw onderneming. U kunt een beroep doen op schuldsanering bij de gemeente of, als dit niet lukt, bij de rechtbank.

Meer weten of direct aanvragen? Openen

bij uw gemeente, provincie of waterschap

Hoe werkt vrijwillige schuldsanering?

Bij vrijwillige schuldsanering krijgt u hulp van een schuldhulpverlener. Deze is van de Gemeentelijke Kredietbank (GKB), de sociale dienst of een gespecialiseerd bedrijf. Hij helpt u een minnelijk akkoord te sluiten met uw schuldeiser(s). Dit is een vrijwillige betalingsregeling. Uw schuldeisers hoeven hier niet mee akkoord te gaan.

Uw schuldhulpverlener berekent hoeveel u maandelijks kunt aflossen. Na aflossing blijft een bedrag over dat u nodig hebt voor uw levensonderhoud. Dit bedrag ligt iets onder de bijstandsnorm.

Hoe werkt wettelijke schuldsanering?

U mag pas een beroep doen op wettelijke schuldsanering als vrijwillige schuldsanering niet lukt. Gaan 1 of meer schuldeisers niet akkoord met de minnelijke schuldregeling? Bijvoorbeeld omdat u niet genoeg kunt aflossen? Dan kunt u de rechtbank in uw woonplaats vragen om een wettelijke schuldsaneringsregeling. Dat kan op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). U dient een schriftelijk verzoek in en stuurt een schuldsaneringsverklaring van de gemeente mee. Hiervoor hebt u geen advocaat nodig.

Keurt de rechtbank uw verzoek tot wettelijke schuldsanering goed? Dan stelt de rechtbank een saneringsplan op. Hierin staat het aflossingsbedrag en de duur van het traject. Meestal is dit 3 jaar. Uw schuldeisers zijn verplicht mee te werken aan de schuldsaneringsregeling. De rechtbank benoemt een bewindvoerder die u helpt in deze periode. Hij voert samen met u het beheer over uw vermogen.

Wijst de rechtbank uw verzoek af? Dan kunt u in hoger beroep gaan bij het gerechtshof. Hiervoor hebt u wel een advocaat nodig.

Tips voor (ex-)ondernemers

De folder ‘Als u als (ex-)ondernemer problematische schulden heeft’ van de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) geeft tips voor (ex-)ondernemers die in de financiële problemen zijn geraakt.

Externe links

(Bron: Overheid)

Faillissement

Kunt u uw schulden niet meer aflossen en uw rekeningen niet meer betalen? Dan kunt u de rechtbank vragen u failliet te laten verklaren. Met een formulier kunt u een aanvraag voor uw faillissement opstellen. Dat kunt u voor uzelf doen of voor het bedrijf dat u vertegenwoordigt. U kunt de aanvraag zonder advocaat indienen bij de rechtbank.

Wie is aansprakelijk bij betalingsonmacht?

Bent u bestuurder van bijvoorbeeld een nv of een bv? Dan kan de Belastingdienst u persoonlijk aansprakelijk stellen. Wilt u dit voorkomen? Dan meldt u de betalingsproblemen bij de Belastingdienst met het formulier ‘Melding van betalingsonmacht bij belastingen en premies’. Dit doet u binnen 2 weken nadat de betalingsonmacht is ontstaan.

Kunnen uw schuldeisers uw faillissement aanvragen?

Als u 2 of meer schuldeisers hebt, kunnen zij via een advocaat uw faillissement aanvragen. Of het aanvragen van een faillissement de moeite loont, hangt onder meer af van de soort vordering en de hoogte ervan. Uw schuldeisers kunnen ook een minnelijk akkoord met u proberen te sluiten.

Wat gebeurt er als u failliet bent verklaard?

Als de rechter u of uw bedrijf failliet verklaart, stelt hij een curator aan. Deze mag als enige uw bedrijf beheren vanaf de dag dat u failliet bent verklaard. De curator mag uw bezittingen verkopen en de opbrengsten verdelen onder de schuldeisers. De curator bepaalt of u uw werk direct of op een later moment moet stoppen. Ook kan hij toestemming geven welk werk u wel en niet mag doen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om verkopen, contracten sluiten, rekeningen betalen of innen.

Wilt u opnieuw starten?

Wilt u opnieuw starten als ondernemer en hebt u nog openstaande schulden of rekeningen? Houd er rekening mee dat u deze alsnog moet betalen aan uw schuldeisers, zoals de Belastingdienst.

Is uw klant failliet?

Is een van uw klanten failliet gegaan? En hebt u nog geld van hem tegoed? Dan krijgt u van de curator een brief over het faillissement van de klant. Hebt u geen brief gekregen? Dan neemt u zelf contact op met de curator. In een vergadering bespreekt de curator alle openstaande rekeningen. U kunt uw factuur dan toelichten.

Rangorde van schuldeisers

Bij een faillissement geldt een rangorde van schuldeisers. Deze rangorde is onder andere afhankelijk van de vordering. Zodra de curator een rangorde heeft bepaald, komt hij met een (slot)uitdelingslijst.

Overzicht van faillissementen

Op Rechtspraak.nl vindt u alle faillissementen, surseances van betalingen en schuldsaneringen natuurlijke personen van na 1 januari 2005. Dit heet het Centraal Insolventieregister.

(Bron: Overheid)

Faillissementen zijn aan de orde van de dag: 3 praktische tips voor crediteuren

Het aantal faillissementen in 2012 was uitzonderlijk hoog, zo meldt het CBS. De economische crisis zorgt ervoor dat steeds meer bedrijven in de financiële problemen komen en vorderingen van crediteuren onbetaald worden gelaten. Het is algemeen bekend dat crediteuren weinig tot niets op hun vordering betaald krijgen in geval van faillissement. In ruim 80 % van de gevallen krijgen crediteuren niets.
Drie praktische tips voor crediteuren om de schade waar mogelijk te beperken:
1. Recht van reclame
Het recht van reclame houdt in dat de crediteur de geleverde zaak terug kan vorderen wanneer de debiteur de koopprijs niet betaalt. Dit recht is wettelijk geregeld en hoeft niet in de algemene voorwaarden te zijn opgenomen. Wanneer een crediteur zich tijdig beroept op het recht van reclame, keert het eigendom van de geleverde zaken terug bij de crediteur. Bij het inroepen van het recht van reclame moet de crediteur wél een aantal formaliteiten in acht nemen. Zo moet het recht van reclame schriftelijk worden ingeroepen. Daarnaast mag de crediteur niet te lang wachten: de bevoegdheid om het recht van reclame in te roepen vervalt als de factuur ouder is dan zes weken. Het recht vervalt ook als de debiteur de roerende zaak langer dan zestig dagen onder zich heeft gehad.
2. Eigendomsvoorbehoud
Als een crediteur schriftelijk met de debiteur een eigendomsvoorbehoud is overeengekomen, gaat het eigendom van de geleverde zaak pas over na betaling van de factuur. Bij niet betaling van de factuur kan de crediteur de door hem geleverde zaak opeisen bij de debiteur. Een effectief eigendomsvoorbehoud moet aan een aantal voorwaarden voldoen:
  • Het moet schriftelijk zijn overeengekomen (bijvoorbeeld in de koopovereenkomst of de algemene voorwaarden);
  • Het geleverde moet bepaalbaar of identificeerbaar zijn (bijvoorbeeld met serienummers);
  • Het geleverde mag nog niet zijn verwerkt in nieuwe producten;
  • Het geleverde zelf mag nog niet bewerkt zijn tot een nieuw product.
3. Retentie recht
Elke crediteur die een zaak van de debiteur feitelijk onder zich heeft, kan zich beroepen op het retentierecht. Het retentierecht houdt ook in een faillissement stand. Het retentierecht geeft een voorrangspositie. De curator kan de zaak opeisen en verkopen of hij kan de zaak in de boedel terugbrengen door voldoening van de vordering van de crediteur. De crediteur kan de curator een redelijke termijn stellen waarbinnen de curator zich hierover heeft uit te laten. Laat de curator zich binnen de gestelde termijn niet uit of slaagt de curator er niet in binnen de gestelde termijn de zaak te verkopen dan verkrijgt de crediteur het recht van parate executie. Hij kan dan zelf tot verkoop van de zaak overgaan. De crediteur mag alsdan zijn vordering als eerste uit de netto opbrengst voldoen. Het eventuele restant komt aan de curator toe. Als de curator de zaak wel opeist en verkoopt dan houdt de crediteur voorrang op de opbrengst boven de andere schuldeisers. Wel worden eerst alle boedelkosten over de opbrengst omgeslagen en zal de crediteur de afwikkeling van het faillissement af moeten wachten.
(Bron: Dijkstra Voermans)
Bij een dreigend faillissement of een oplopende schuld is het belangrijk om snel te handelen.
Om ervoor te zorgen dat u zo veel mogelijk van uw vordering binnenhaalt, is een proactieve houding en assertiviteit vereist. Een strak beleid rond het offreren, de totstandkoming van de overeenkomst en het verstrekken van de algemene voorwaarden is hierbij van groot belang.

Top 10 fiscale en juridische aandachtspunten familielening

In zijn artikel ‘Fiscale consequenties lastenvrije familielening eigen woning’ brengt fiscalist R.J.J.J. Bakker tien belangrijke aspecten onder de aandacht van een familielening.
  1. Omschrijf de familielening in een schriftelijke leningsovereenkomst. Een notariële akte met de juiste redactie voorkomt veel financiële narigheid.
  2. Registreer eventueel de leningsovereenkomst bij de belastingdienst, afdeling Succesie en Registratie. Deze registratie zegt niets over de inhoud of de juistheid daarvan, maar bewijst wel het bestaan van de lening. En het voorkomt het alsnog achteraf en daardoor te snel redigeren van een leningovereenkomst met de kans op fiscale onvolkomenheden. De aanleiding van het onderzoek kan zijn dat het kind meer rente aftrekt voor de inkomstenbelasting dan de belastingdienst aan informatie ontvangt van de bank(lening).
  3. Leg de essentiële onderdelen van de familielening vast, zoals het rentepercentage en de duur van de rentevastperiode, het aflossingstijdstip, de leensom, de bestemming eigenwoninglening, de reguliere opzeggingsgronden, wanneer de renteverschuldigd is (maandelijks vooraf/achteraf/jaarlijks en/of bij vooruit betaling).
  4. In geval van een niet-direct opeisbare lening dient (als hoofdregel) het rentetarief gekoppeld te zijn aan de zakelijke marktrente. Verzamel en leg de rentetarieven van met leningsvoorwaarden vergelijkbare geldverstrekkers vast.
  5. De zakelijk vergelijkbare rente kan binnen een marge van de plus-of-min 25% zonder schenkingsconsequenties plaatsvinden. Deze afwijking en de keuze daarin is afhankelijk van de financiële positie van het kind en van de ouders. Voor de ouders kan het interessant zijn om meer rendement te krijgen door een hogere (voor het kind aftrekbare) rente te vragen. Maar is de rente onzakelijk hoog, dan kan het bovenmatige deel als een schenking (van het kind aan de ouder) worden aangemerkt. Voor dit deel zou dan kunnen worden verdedigd door de belastingdienst dat dit feitelijk geen vergoeding is voor het schuldig blijven van de hoofdsom. Gevolg is dat de lening fiscaal moet worden gesplitst.
  6. Is de lening direct-opeisbaar, dan geldt een fiscale normrente van 6%.
  7. Fiscaal maakt het niet uit of de lening onderhands is of hypothecair is ingeschreven. Financieel maakt het onderscheid wel uit. Bij omvangrijke leningsbedragen heeft het de voorkeur om deze hypothecair in te schrijven. Dat maakt de financiële rechtspositie van de familie als schuldeiser sterker ten opzichte van andere schuldeisers bij een financiële malaise van het kind. In geval van inschrijving dient de eerste hypotheeknemer toestemming te geven voor hypothecaire inschrijving.
  8. Het rentepercentage bij een niet-direct opeisbare familielening wordt mede bepaald door de (on)zekerheid met betrekking tot het terugbetalen van de lening. Is de familielening onderhands, dan is voor de schuldeiser dit risico groter dan bij een hypothecaire ingeschreven lening. Dat beïnvloedt de hoogte van de prijs. De rente als vergoeding voor het ter beschikking stellen van de hoofdsom kan om die reden hoger zijn bij een onderhandse lening in vergelijking met een hypothecaire lening.
  9. ‘Terugschenken’ van de betaalde rente mag geen onderdeel van de leningsovereenkomst zijn en niet afdwingbaar; dus per definitie formele vrijheid voor de ouders. En terugontvangen rente vormt geen box 1-inkomen voor het kind.
  10. In box 3 wijzigt voor de ouders niets. Immers, het bestaande vermogen in box 3 is omgezet in een lening/vordering op het kind. Onder ‘overige vorderingen’ wordt hiervan jaarlijks aangift e gedaan, waarbij het fi ctieve rendement van 4% telt en niet de daadwerkelijk ontvangen rente. Indien de familielening is gefinancierd op basis van de overwaarde van de eigen woning in box 1 van de ouders (zonder aftrekbare rente en met eventueel het herleven van het eigenwoningforfait), ontstaat er wel nieuw box 3-vermogen voor de ouders.

(Bron: De Hypotheekadviseur)