Vergoedingsrechten tussen echtgenoten en (geregistreerd) partners

Binnen de meeste samenlevingsvormen is sprake van gezamenlijke eigendommen. Partners hebben bijvoorbeeld samen een woning of ander onroerend goed gekocht. Wanneer het huwelijk, geregistreerd partnerschap of de samenwoning eindigt, moeten de gemeenschappelijk eigendommen door de aanstaande ex-partners worden verdeeld. Als de ene partner meer heeft betaald aan de gemeenschappelijke eigendommen dan de ander, kan dat leiden tot het ontstaan van een ‘vergoedingsrecht’. Het kan hierbij om aanzienlijke bedragen gaan.

Hebben samenwoners ook vergoedingsrechten?

De regeling over vergoedingsrechten is voor echtgenoten en geregistreerd partners in de wet opgenomen. Voor samenwoners is er geen wettelijke regeling. Tussen samenwoners is het algemeen vermogensrecht van toepassing. Er wordt in het algemeen wel aangenomen dat tussen samenwoners ook een vergoedingsrecht kan ontstaan. Ook voor dit vergoedingsrecht geldt dat voor zover het is ontstaan na 1 januari 2012 de zogenoemde nominaliteitsleer van toepassing is (zie hierna).

Wat is de omvang van het vergoedingsrecht?

De hoogte van de vordering hangt af van het moment van de investering. Voor investeringen die zijn gedaan vóór 1 januari 2012 geldt de ‘nominaliteitsleer’. Het vergoedingsrecht is dan even groot als het bedrag dat is ingelegd uit (privé)geld. Heeft u een investering gedaan op of ná 1 januari 2012? Dan beweegt uw vergoedingsrecht mee met de waarde van het goed waarin u heeft geïnvesteerd. Dit is de zogenoemde beleggingsleer.

Wanneer is een vergoedingsrecht opeisbaar?

Een vergoedingsrecht ontstaat direct op het moment van de aankoop en het recht is ook direct opeisbaar. Het vorderingsrecht kan verjaren en is daardoor niet meer afdwingbaar. Bij gehuwden en geregistreerd partners verjaart de vordering in beginsel zes maanden na ontbinding van het huwelijk of partnerschap. Voor samenwoners verjaart de vordering in beginsel vijf jaar na het ontstaan van het vorderingsrecht (het moment van de aankoop). Slechts in uitzonderingsgevallen kan deze vijf jaar worden verlengd.

In huwelijkse voorwaarden, partnervoorwaarden of een samenlevingscontract kunnen over de opeisbaarheid van een vergoedingsvordering tussen partners afspraken worden gemaakt. In de praktijk zien we meestal voorkomen dat wordt vastgelegd dat het vergoedingsrecht pas ten gelde kan worden gemaakt bij het einde van de relatie of bijvoorbeeld verkoop van de woning.

Afzien van de vergoedingsvordering

U kunt onderling afwijken van de wettelijk voorgeschreven omvang van de vergoedingsvordering en daar ook van afzien. De Belastingdienst kan daar wel mogelijk een schenking in zien.

Voor de praktijk

In de praktijk worden er vaak geen afspraken gemaakt over hoe het geïnvesteerde (privé)geld wordt verdeeld als het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de samenwoning eindigt door (echt)scheiding. Dat kan voor nare (financiële) verrassingen zorgen. Naarmate de relatie langer duurt, wordt het steeds lastiger om aan te tonen welk vermogen aan wie van de partners toebehoort. Bij onduidelijkheden zal er een schatting gemaakt moeten worden.

(Bron: BDO)

Hoe zit het met vergoedingsrechten tussen samenwoners?

De vermogensrechtelijke verhouding tussen echtgenoten en geregistreerd partners wordt in het Burgerlijk Wetboek nauwgezet vastgelegd. Maar deze verhouding tussen ongehuwde samenwoners laat de wetgever grotendeels ongeregeld.

Aantrekkelijk, natuurlijk, voor wie niet veel opheeft met regels en wetten. Toch laat een recente uitspraak van de Hoge Raad zien dat het ontbreken van een samenlevingscontract niet (meer) betekent dat er geen aanspraken ontstaan van de ene partner op de ander.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad betrof een man en vrouw die een periode ongehuwd met elkaar samenwoonden, zonder samenlevingscontract. Tijdens de relatie financierde de vrouw uit eigen vermogen een verbouwing van de woning. De woning was echter eigendom van de man. Hierover maakten zij geen bijzondere afspraken. Na het verbreken van de relatie wilde de vrouw de kosten die zij had gemaakt voor de verbouwing, terugkrijgen. Tussen echtgenoten zou in dit geval meestal een vergoedingsrecht ontstaan: de vrouw zou een recht hebben gehad op een bepaalde vergoeding van de man. De waarde van de investering kwam immers alleen hem, als eigenaar van de woning, ten goede. De Hoge Raad maakte in deze uitspraak echter duidelijk dat de wettelijke regelingen die gelden voor echtgenoten, niet vanzelfsprekend ook gelden voor ongehuwde samenwoners. De vrouw kreeg geen recht op vergoeding.

Ongerechtvaardigde verrijking

Dit betekent niet dat een partner die geld steekt in bijvoorbeeld de woning van de andere partner, per definitie met lege handen staat. Als de man in de eerdergenoemde situatie verrijkt was door de verbouwing zónder rechtvaardiging, had de vrouw mogelijk wel op een vergoeding kunnen rekenen. Hiervoor is volgens de Hoge Raad vereist dat, als de vrouw niet had betaald, de man de verbouwing zelf zou hebben betaald. Maar de man in kwestie had de verbouwing zelf nooit kunnen betalen. Dus ook een beroep op ongerechtvaardigde verrijking hielp de vrouw niet verder.

Redelijkheid en billijkheid

De uitspraak opende echter wel de deur voor een vergoedingsrecht op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid. ‘Tussen “informeel samenlevenden” bestaat een rechtsverhouding die mede door de redelijkheid en billijkheid wordt bepaald,’ aldus de Hoge Raad. Ook als de partijen er bewust voor hebben gekozen geen afspraken te maken over hun samenleving, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid een vergoedingsrecht doen ontstaan. De vrouw in deze casus voerde hier echter niets over aan, waardoor de Hoge Raad haar hierin niet tegemoet kon komen. Maar wie in een ander, vergelijkbaar geval meent een vergoedingsrecht te hebben, doet er dus goed aan te betogen dat in zijn of haar specifieke omstandigheden sprake is van een vergoedingsrecht op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid.

De makkelijkste oplossing

De beste optie blijft uiteraard om zelf het roer in handen te houden en uitdrukkelijke afspraken te maken met de partner. Dit kan bijvoorbeeld door een samenlevingscontract op te stellen, maar ook het simpelweg vastleggen van enkele afspraken kan al veel onzekerheid en onduidelijkheid voorkomen.

(Bron: Flynth)

Financieel risico voor uw onderneming onder het nieuwe huwelijksvermogensrecht?

Het zal u niet zijn ontgaan dat Nederland sinds 1 januari 2018 nieuwe regels heeft voor gehuwden en geregistreerde partners. Wat u mogelijk wel is ontgaan is de regeling die is gaan gelden voor alle ondernemers van wie de onderneming geen gemeenschappelijk vermogen met een partner is.

Het gaat om de volgende ondernemers:

Gehuwd en geregistreerd partner vóór 1 januari 2018?

  • U hebt een eenmanszaak, bent vennoot in een vof, cv of maatschap, of u bent directeur-grootaandeelhouder van een (of meerdere) BV’s (hierna: uw onderneming)
  • Daarnaast bent u gehuwd op huwelijkse voorwaarden (of u hebt partnerschapsvoorwaarden), waarin is vastgelegd dat uw onderneming tot uw privévermogen behoort en al het overige vermogen van u en uw partner (of een deel daarvan) in een huwelijksgemeenschap valt, 
    OF
  • Daarnaast bent u gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en u hebt uw onderneming geërfd of geschonken gekregen met toepassing van een uitsluitingsclausule.

Gehuwd en geregistreerd partner ná 1 januari 2018?

  • U hebt een eenmanszaak, bent vennoot in een vof, cv of maatschap, of u bent directeur-grootaandeelhouder van een (of meerdere) BV’s (hierna: uw onderneming)
  • Daarnaast bent u gehuwd op huwelijkse voorwaarden (of u hebt partnerschapsvoorwaarden), waarin is vastgelegd dat uw onderneming tot uw privévermogen behoort en al het overige vermogen van u en uw partner (of een deel daarvan) in een huwelijksgemeenschap valt, 
    OF
  • Daarnaast bent u gehuwd volgens de nieuwe wettelijke regels, zodat uw onderneming tot uw privévermogen behoort.

Ondernemer is vergoeding verschuldigd aan de huwelijksgemeenschap

In het nieuwe huwelijksvermogensregime gaat de wetgever ervan uit, dat alle inkomsten die u en uw partner gedurende het huwelijk verdienen in de huwelijksgemeenschap vallen. Voor u als ondernemer valt derhalve uw arbeidsbeloning (of de privé-onttrekkingen aan uw onderneming) in de huwelijksgemeenschap. Omdat u als ondernemer echter ook ‘verdiensten’ heeft uit uw onderneming in de vorm van waardegroei of dividend (al dan niet opgepot in uw onderneming), vindt de wetgever dat u deze ‘verdiensten’ aan de huwelijksgemeenschap moet vergoeden. Het gaat daarbij om een vergoeding die naar maatstaven van redelijkheid wordt bepaald: een redelijke vergoeding. 


Deze redelijke vergoeding heeft alleen betrekking op de waardegroei die is ontstaan door arbeidsinspanningen tijdens de huwelijkse periode. Het gaat niet om waardegroei die vóór uw huwelijk als bestond of welke is ontstaan door externe marktfactoren of autonome waardegroei (zoals bijvoorbeeld bij vastgoed). 


Hebt u een BV met winstreserves? Dan vertegenwoordigen die reserves de basis voor het bepalen van de redelijke vergoeding.

Kortom: volgens de wet deelt u als ondernemer niet alleen uw arbeidsbeloning met uw partner maar ook een redelijke vergoeding uit de meerwaarde of uit opgepotte winsten van uw onderneming. 

Let op! Gehuwd en geregistreerd partner vóór 1 januari 2018? 
Deze regeling geldt ook voor u, als u voldoet aan de voorwaarden zoals hierboven genoemd. Het gaat dan om de waardegroei van uw onderneming vanaf 1 januari 2018 tot aan het einde van uw huwelijk.

Kom in actie en voorkom financiële problemen voor uw onderneming

Het zal u direct duidelijk zijn, dat deze nieuwe wettelijke regel voer voor discussie is bij een onverhoopte echtscheiding. 
Want hoe hoog is die redelijke vergoeding in uw situatie? Wat betekent dit voor de continuïteit van en liquiditeit in uw onderneming? Hoe bepaalt u de meerwaarde in uw onderneming die louter door uw arbeid is ontstaan? De wetgever geeft geen antwoord op al deze vragen en laat de beantwoording ervan over aan de rechtspraak.

Gelukkig kunt u met uw partner afspreken hoe u wilt omgaan met deze nieuwe wettelijke regel. Misschien wilt u ervan afwijken en samen een andere regeling treffen? Of wellicht bent u het er samen over eens dat de ontvangen arbeidsbeloning voor u samen al de ‘redelijke vergoeding’ vertegenwoordigt?

Hebt u huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden, dan legt u de onderling gemaakte afspraken daarin vast. Daarvoor is een bezoek aan de notaris noodzakelijk. 
Hebt u geen huwelijkse of partnerschapsvoorwaarden? Dan is het zeker zaak om deze alsnog op te stellen, als is het alleen maar om de afspraken over de redelijke vergoeding daarin vast te leggen.

Wij kunnen u hierbij uiteraard helpen. Niet alleen met het cijfermatige deel van de afspraken, maar ook met de begeleiding richting uw notaris.

(Bron: HLB van Daal)

29 januari 2019: De Europese Verordening Huwelijksvermogensrecht

Bent u gehuwd of als partner geregistreerd en…

  • hebben u en uw partner niet dezelfde nationaliteit of heeft u meerdere nationaliteiten?
  • bent u in het buitenland uw huwelijk of geregistreerd partnerschap aangegaan?
  • zijn u en uw partner na het voltrekken van uw huwelijk of geregistreerd partnerschap ieder in een ander land gaan wonen?
  • woont u al geruime tijd in het buitenland?
  • heeft u vermogen in het buitenland?

Dan geldt er voor uw huwelijk of geregistreerd partnerschap wellicht een ander recht dat andere gevolgen met zich meebrengt.

De vraag welk recht van toepassing is op een huwelijk of geregistreerd partnerschap met internationale elementen is vaak lastig te beantwoorden. Met name wanneer de echtgenoten/geregistreerde partners niet dezelfde nationaliteit hebben en zij na het aangaan van de verbintenis niet in hetzelfde land gaan of blijven wonen. Of in het geval de partners jaren in een ander land wonen dan waar zij de eerste tijd na het aangaan van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap hebben gewoond. Daarbij komt dat veel landen hun eigen regels hebben wat het nog complexer maakt om vast te stellen welk internationaal recht (of misschien zelfs wel rechten) op het huwelijk/geregistreerd partnerschap van toepassing zijn.

Europese Verordening Huwelijksvermogensrecht

Op 29 januari 2019 is de Europese Verordening Huwelijksvermogensrecht in werking getreden. Het doel van de verordening is het geven van duidelijkheid over onder meer het recht van welk land van toepassing is op het huwelijk/geregistreerd partnerschap. Daarnaast biedt het ook de mogelijkheid om zelf duidelijkheid te scheppen over het recht dat van toepassing is op het huwelijk of geregistreerd partnerschap door het maken van een rechtskeuze.

Bent u vóór 29 januari 2019 getrouwd of een geregistreerd partnerschap aangegaan en speelt een van bovenstaande situaties voor u? Laat u dan informeren over het recht van welk land of de rechten van welke landen die op uw huwelijk of geregistreerd partnerschap van toepassing zijn en de gevolgen daarvan. Ook voor deze huwelijken/geregistreerde partnerschappen kan de verordening meer duidelijkheid bieden. Zo kunt u bijvoorbeeld door het opstellen van huwelijkse voorwaarden een keuze maken voor het recht dat van toepassing zal zijn op uw huwelijk of geregistreerd partnerschap. Dat kan naar de toekomst toe en onder voorwaarden zelfs ook voor het verleden.  

Bent u na 29 januari 2019 getrouwd of gaat u nog trouwen en speelt één van bovenstaande situaties bij u, laat u dan adviseren over de gevolgen van de verordening en hetgeen u zelf zou kunnen regelen om ongewenste gevolgen te voorkomen.

(Bron: WVDB)

Welke gevolgen heeft een echtscheiding voor mijn onderneming?

Kan ik mijn onderneming voortzetten?

Als ondernemer krijgt u bij een echtscheiding het nodige voor de kiezen. Naast keuzestress over de verdeling van het vermogen, het pensioen en de koopwoning komt u ook voor de vraag te staan of de onderneming kan worden voortgezet. En zo ja, wat moet u aan uw ex-partner betalen? Dit kan leiden tot vele discussies. Het uitkopen van uw ex-partner kan een behoorlijke aanslag betekenen op de financiering. En vergeet niet dat u mogelijk ook alimentatie moet betalen.

Wat is de waarde van mijn onderneming?

Bij een huwelijk in gemeenschap van goederen, moet u de waarde van de onderneming of van de aanmerkelijk belang aandelen van de dga verdelen. Dit speelt ook als in huwelijkse voorwaarden een verrekenbeding is opgenomen. Uw ex-partner heeft mogelijk recht op een deel van de waarde van de onderneming of de aandelen.

Die waarde van uw onderneming is op verschillende manieren te bepalen. Denk hierbij niet alleen aan het vaststellen van de waarde van de bezittingen van de onderneming, maar ook aan de wijze van waardering van de winsten. En dat kan leiden tot een andere verrekening vordering van de ex-partner. Onze waarderingsspecialisten helpen u graag bij het vaststellen van de waarde van uw onderneming.

Per 1 januari 2018 is het huwelijksvermogensrecht gewijzigd

Wanneer u al een onderneming heeft voordat u trouwt (huwelijken na 1 januari 2018), dan valt deze onderneming buiten de beperkte gemeenschap van goederen. Start u tijdens het huwelijk een onderneming? Dan valt de onderneming, net als onder de oude wetgeving, in de gemeenschap van goederen. Wanneer dit wegens het ondernemersrisico of anderszins niet gewenst is, dan moet u ook onder de nieuwe wetgeving huwelijkse voorwaarden opmaken. Dit kan een hoop extra leed bij een echtscheiding voorkomen.

Heeft advies nodig bij de financiële keuzes die u moet maken na een echtscheiding? Neem contact met mij op. Ik denk graag met nu mee.

(Bron: GT)

Kamer van Koophandel biedt overzicht bestuursverboden

Met de invoering van de Wet civielrechtelijk bestuursverbod heeft de rechter de mogelijkheid om bestuurders van verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, nv’s, bv’s en stichtingen een bestuursverbod op te leggen voor de maximale duur van vijf jaar. In september zijn de eerste twee verboden ingeschreven in het door de Kamer van Koophandel (KvK) bijgehouden register.

Civielrechtelijk bestuursverbod voor wangedrag bij faillissementen

De wet geeft de rechter onder meer de mogelijkheid om bestuurders die faillissementsfraude plegen of zich schuldig maken aan wangedrag in aanloop naar een faillissement een civielrechtelijk bestuursverbod op te leggen. Het bestuursverbod geldt bij faillissementen van na 1 juli 2016. Het Openbaar Ministerie en de curator van de failliete rechtspersoon kunnen de rechtbank verzoeken het verbod op te leggen.

Overzicht van opgelegde civielrechtelijke bestuursverboden

Bij invoering van de wet is bepaald dat Handelsregisterwet 2007 zou worden aangepast, zodat het registreren van opgelegde bestuursverboden door de KvK mogelijk wordt. De aanpassing van de wet heeft vertraging opgelopen, waardoor er juridisch gezien nog geen verboden kunnen worden geregistreerd in het door de KvK inmiddels opengestelde register. De KvK heeft de opgelegde bestuursverboden die door de Rechtbank Den Haag zijn opgelegd wel al gepubliceerd. In een overzicht op de website houden zij de opgelegde civielrechtelijke bestuursverboden bij. Hierbij vermelden zij naam van de natuurlijke persoon en tevens de begin- en einddatum waarop het verbod van kracht is. Ook wordt de datum en tijd getoond dat het bestuursverbod openbaar is. Na afloop van het bestuursverbod worden de gegevens van de betreffende natuurlijke persoon verwijderd uit het overzicht.

Op de website van de KvK kunt u het volledige overzicht zien van de opgelegde bestuursverboden. Weer een extra reden om het handelsregister te raadplegen.

(Bron: ABAB)

Fiscus beoordeelt massaal bezwaar box 3-heffing 2017

De Belastingdienst heeft een brief gestuurd aan bezwaarmakers tegen de box 3-heffing 2017 waarin de dienst uitlegt welk bezwaar als ‘massaal bezwaar’ wordt aangewezen en welk bezwaar niet (en de bezwaarmaker nader moet motiveren).

Alleen bezwaren die gaan over de vraag of de box 3-heffing een inbreuk is op het eigendomsrecht van de vermogende (‘strijdigheid met Europees recht’) kunnen meedoen met de massaalbezwaarprocedure. Zie hiervoor het besluit van staatssecretaris Snel van Financiën. De Belastingdienst informeert de bezwaarmaker in de brief of het bezwaar in aanmerking komt voor deze massaalbezwaarprocedure. Deze bezwaarschriften worden centraal aangehouden totdat de Hoge Raad uitspraak doet over de kwestie.

Bezwaren die zijn gericht tegen afwijking van de aangifte of het argument bevatten dat de box 3-heffing een individuele buitensporige last is, zijn geen bezwaren die meedoen met de massaalbezwaarprocedure. Hierop zal de Belastingdienst apart uitspraak doen. De bezwaarmakers krijgen zonodig de gelegenheid om hun bezwaar te onderbouwen.

Let op. Het is niet voldoende om uitsluitend het argument aan te dragen dat box 3-heffing als een buitensporige last wordt gezien omdat de heffing hoger is dan het daadwerkelijke rendement. De rechter heeft immers eerder geoordeeld dat dit niet voldoende is om te spreken van een ‘buitensporige last’. De Belastingdienst vraagt daarom inzage in de inkomens- en vermogenspositie waarbij ook andere feiten en omstandigheden van belang kunnen zijn. Een motivering is dus noodzakelijk.

Bron: Redactie TaxLive

Voldoe in 5 stappen aan AVG

Het kan u niet ontgaan zijn. Op 25 mei 2018 wordt definitief de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing. De AVG brengt nieuwe verplichtingen en verantwoordelijkheden met zich mee.

Alle bedrijven en organisaties die werken met persoonsgegevens moeten zich voorbereiden op deze AVG, dus ook kleine mkb’ers en zzp’ers. In vijf stappen bent u AVG-proof.

Stap 1: Creëer intern bewustwording, zorg voor een vast aanspreekpunt

Informeer uw medewerkers over de wetgeving, de impact van de AVG op uw huidige processen en bij wie zij terecht kunnen bij vragen. Onder de AVG krijgen uw klanten meer privacyrechten.

Stap 2: Maak een register met persoonsgegevens die u verwerkt

Documenteer welke persoonsgegevens u verwerkt en met welk doel, waar deze gegevens vandaan komen en met wie u ze deelt. Belangrijk is de wijze waarop u de toestemming van uw klanten vraagt, krijgt en registreert.

Stap 3: Breng risico’s in kaart en zorg voor beveiligingsmaatregelen

Standaard moeten in uw bedrijfsvoering en ICT ingevoerd zijn:

  1. ‘Privacy by design’ voor de bescherming van persoonsgegevens en
  2. ‘Dataminimalisatie’ waarmee u zorgt dat u alléén persoonsgegevens verwerkt die noodzakelijk zijn voor het doel.

Stap 4: Zorg voor documentatie van datalekken

Bij een datalek vallen persoonsgegevens in handen van derden die geen toegang tot die gegevens zouden mogen hebben. De meldplicht datalekken blijft onder de AVG grotendeels hetzelfde, alleen de eisen voor de registratie zijn strenger.

Stap 5: Breng verwerkingen door derden in kaart, sluit verwerkersovereenkomsten

Bij verwerking van gegevens is sprake van een verantwoordelijke en een verwerker. Check de contracten en gemaakte afspraken goed voor alle pakketten die zijn uitbesteed en zorg voor verwerkersovereenkomsten.

(Bron: HLB Van Daal)

Hoe wordt alimentatie berekend bij de IB-ondernemer?

Het berekenen van alimentatie bij ondernemers is maatwerk. Het vereist een goede samenwerking tussen de ondernemer, zijn accountant en advocaat. Bent u een IB-ondernemer, dan is dit van bijzonder belang. Een goede berekening is niet altijd eenvoudig omdat uw inkomen per jaar namelijk behoorlijk kan fluctueren.

Kinder- én partneralimentatie

Alimentatie kan worden vastgesteld voor een of meerdere kinderen en/of een eventuele partner. Kinderalimentatie is een bijdrage voor levensonderhoud van een kind. Bij partneralimentatie gaat het om een bijdrage voor de ex-partner.

Normen

Voor de berekening van alimentatie wordt uitgegaan van de zogenaamde “Trema-normen”, opgenomen in het rapport alimentatienormen. Het gaat hierbij om regels die niet in de wet staan maar wel gevolgd worden in de rechtspraktijk. Bij kinderalimentatie wordt eerst bekeken wat een kind kost. Daarna wordt bekeken wat de ouders kunnen betalen aan de hand van een formule op basis van hun huidige inkomen en verdiencapaciteit. Bij partneralimentatie wordt eerst bekeken wat de ex-partner nodig heeft, ook wel de behoefte. Daarna worden berekeningen gemaakt om te bepalen in hoeverre een partner in staat is om bij te dragen in het levensonderhoud voor zijn ex-partner en dus over draagkracht beschikt. In een dergelijke berekening wordt met inkomsten, lasten en verdiencapaciteit rekening gehouden.

Bedrijfseconomische winst

In het verleden haakten rechters vooral aan bij de bedrijfseconomische winst van de ondernemer bij het beoordelen van de draagkracht. Rechtbanken ontvangen de laatste drie jaarstukken en rekenden veelal met de gemiddelde van winsten over die periode. Problematisch is dat jaarstukken informatie geven over het verleden en niet over de huidige situatie en de toekomst van de onderneming. Dit is niet altijd gunstig voor de ondernemer, zeker niet ten tijde van recessie.

Kasstroomoverzicht

Steeds meer rechters zijn zich hier bewust van en haken aan bij te verwachte beschikbare winst van de ondernemer. Daarvoor is het te adviseren om kasstroomoverzichten, die meer inzicht bieden voor de toekomst, aan de rechter te overleggen. De kasstroom laat namelijk zien wat u vanaf morgen kunt betalen. In combinatie met de kasstroom over het verleden, de informatie van u als ondernemer over uw ervaring en bedrijfsvoering in het verleden, kan een geschatte toekomstige kasstroom gemaakt worden. Het is belangrijk dat u uw accountant de informatie verstrekt die hiervoor nodig is, zoals ontwikkelingen in uw branche, uw (komende) investeringen, uw (komende) aflossingen, uw te verwachten inkomsten, enzovoort.

Let op! Het initiatief om de rechter inzicht te verschaffen in uw bedrijfsvoering en uw actuele financiële situatie, ligt bij u. Laat daarom een kasstroomoverzicht maken voor de komende drie jaar. Zorg daarnaast ook voor recente jaarstukken, (liquiditeits)prognoses en voorlopige aanslagen. Daarmee kunt u mede de verwachtingen voor de toekomst onderbouwen.

Tip: Overweeg ook om uw accountant mee te nemen naar de rechtszaak, zodat financiële vragen van rechters goed kunnen worden ondervangen.

(Bron: DRV)

Bereid u voor op de Privacywet 2018

er 25 mei 2018 is de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van kracht. Vanaf die datum geldt in de hele EU dezelfde privacywetgeving. Nu hebben de lidstaten nog hun eigen nationale wetgeving, gebaseerd op de Europese privacyrichtlijnen uit 1995. De huidige Nederlandse Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) komt daarmee vanaf die datum te vervallen. Wees voorbereid en neem nu alvast maatregelen voor uw organisatie.

Bewustwording

Zorg ervoor dat uw beleidsmakers ruim voor 25 mei 2018 op de hoogte zijn van de nieuwe privacywet. Zij moeten nagaan welke impact de AVG zal hebben op uw huidige processen, diensten en goederen en welke aanpassingen noodzakelijk zijn om aan de AVG te voldoen. Zorg dat u voor 25 mei 2018 alles op orde heeft om eventuele boetes van de Autoriteit persoonsgegevens te voorkomen.

Rechten van betrokkenen

Personen waarvan u persoonsgegevens verwerkt, krijgen meer en verbeterde privacyrechten. Hierbij kunt u denken aan recht op inzage, recht op correctie en verwijdering en recht op dataportabiliteit. Bij dit laatste moet u ervoor zorgen dat de betrokkenen in staat worden gesteld hun gegevens makkelijk op te vragen. Ook is het van belang te weten dat betrokkenen het recht hebben om bezwaar te maken tegen de verwerking van hun gegevens voor direct-marketingdoeleinden.

Overzicht verwerkingen

U heeft als verwerker een documentatieplicht. Dit betekent dat u moet kunnen aantonen dat uw organisatie in overeenstemming met de AVG handelt. Breng duidelijk in kaart welke persoonsgegevens u verwerkt, met welk doel, waar deze gegevens vandaan komen en met wie u deze gegevens deelt. Hierbij is het ook belangrijk dat u per gegevenscategorie vermeldt op basis van welke wettelijke grondslag u deze gegevens verwerkt.

Privacy impact assessment (PIA)

U kunt verplicht zijn om vooraf de privacyrisico’s van gegevensverwerking in kaart te brengen en vervolgens maatregelen te nemen om mogelijke risico’s te verkleinen (privacy impact assesment (PIA)). Maak nu alvast een inschatting of u straks dergelijke PIA’s moet uitvoeren en hoe u dit gaat aanpakken.

Privacy by design & privacy by default

Er komen verplichte uitgangspunten van ‘privacy by design’ en ‘privacy by default’. Privacy by design betekent dat u tijdens de ontwikkeling van producten en diensten al rekening houdt met een goede privacybescherming door het toepassen van privacytechnieken. Privacy by default houdt in dat u technische en organisatorische maatregelen moet nemen om ervoor te zorgen dat u, als standaard, alleen persoonsgegevens verwerkt die noodzakelijk zijn voor uw specifieke doel.

Functionaris voor de gegevensbescherming

Mogelijk is uw organisatie straks verplicht om een functionaris voor de gegevensverwerking (FG) aan te stellen. Ga nu alvast na of dit op uw organisatie van toepassing is. Zo kunt u tijdig zo’n functionaris werven.

Meldplicht datalekken

De meldplicht datalekken is binnen uw organisatie niet onbekend. Deze meldplicht blijft grotendeels gelijk. De AVG stelt wel strengere eisen aan uw eigen registratie van datalekken die zich binnen uw organisatie hebben voorgedaan. Het is bovendien belangrijk dat u alle datalekken correct documenteert, zodat de Autoriteit Persoonsgegevens kan controleren of u aan de meldplicht heeft voldaan.

Bewerkersovereenkomsten

Onder de Wbp kennen we de verplichting tot het sluiten van een bewerkersovereenkomst. Ondanks de verplichting is dit nog niet in alle organisaties doorgevoerd. Vanaf 25 mei 2018 wordt de bewerkersovereenkomst hernoemd naar verwerkersovereenkomst. De verwerkersovereenkomst zal gelden voor de verhouding tussen de verantwoordelijke voor de persoonsgegevens en de partij die de persoonsgegevens voor hem verwerkt. Het is belangrijk dat u controleert of de bestaande overeenkomst(en) toereikend zijn en voldoen aan de vereisten van de AVG.

Betrek uw gehele organisatie

Het aanpassen van uw organisatie voor de AVG kost tijd en mankracht. Het doorvoeren van de maatregelen is niet eenvoudig, zeker als u hier nog niet mee begonnen bent. Het is belangrijk dat de gehele organisatie op de hoogte is van de aanstaande veranderingen op privacygebied. Zorg ervoor dat u op de hoogte bent van de regels van de AVG en informeer alle relevante afdelingen. Hiermee creëert u rust binnen uw organisatie en voorkomt u mogelijke sancties in de toekomst.

(Bron: ABAB)