Herziening voorbelasting in één keer is toegestaan

Onder de Nederlandse wet kan het gebeuren dat een ondernemer in één keer zijn afgetrokken voorbelasting moet herzien. Hoe vervelend dat voor hem is, het Europees recht staat zo’n herziening ineens in beginsel toe.

Een stichting kwalificeerde als een ondernemer voor de omzetbelasting. Zij had in 2013 zeven appartementen laten bouwen. Zij trok toen de voorbelasting af omdat deze appartementen toen voor belaste doeleinden waren bestemd. De oplevering was in juli 2014. Vier appartementen zijn met ingang van 1 augustus 2014 vrijgesteld verhuurd. In het derde kwartaal 2014 heeft de stichting het aan die appartementen toe te rekenen gedeelte van de voorbelasting in één keer herzien en op aangifte voldaan. Tegen deze voldoening is zij in bezwaar en beroep gekomen. Zij meent dat voor investeringsgoederen een herziening in één keer van de oorspronkelijk toegepaste aftrek op het tijdstip van de ingebruikneming in strijd is met het Europees recht.

Eindarrest

Omdat de hoogste nationale rechter daarover Unierechtelijke twijfel had, heeft hij prejudiciële vragen gesteld (14 december 2018, NTFR 2019/38). Na beantwoording ervan door het Hof van Justitie (17 september 2020, ECLI:EU:C:2020:731, C-791/18) wijst de Hoge Raad nu eindarrest. De herziening in een keer van alle in rekening gebrachte omzetbelasting bij ingebruikneming van een investeringsgoed is niet in strijd met het Unierecht. Daarmee verklaart de Hoge Raad het cassatieberoep ongegrond.

(Bron: Taxence)

Btw en e-commerce: nieuwe regels vanaf juli 2021

Vanaf 1 juli 2021 zullen er nieuwe btw-regels gelden voor e-commerce binnen de Europese Unie. Indien u (online) goederen verkoopt aan consumenten in de EU, dan valt uw onderneming naar verwachting binnen het bereik van de nieuwe regels. De nieuwe regels vereisen veranderingen op verschillende gebieden binnen uw onderneming.

Hoe werkt het?

De huidige regelgeving voor afstandsverkopen wijzigt. Leveringen aan consumenten (B2C) in de EU zijn momenteel belast met btw in het land van ontvangst van de goederen, zodra het omzetdrempelbedrag in dat land is overschreden. De verkoper moet deze btw innen en afdragen aan de lokale belastingautoriteiten. Als gevolg moeten mogelijk 27 verschillende btw-tarieven worden toegepast en factureringsverplichtingen van 27 EU-landen worden gehanteerd.  Dit leidt tot lokale btw-registraties en rapportageverplichtingen.

Om deze regelgeving te vereenvoudigen en de bijbehorende administratieve lasten te verlichten, wordt vanaf 1 juli 2021 een éénloketsysteem geïmplementeerd voor grensoverschrijdende B2C-leveringen. Dit systeem heet de One Stop Shop (OSS).

Het OSS-systeem

Bij de inwerkingtreding van de nieuwe regels en het OSS-systeem per 1 juli 2021, wijzigen de btw-regels voor afstandsverkopen:

  • De drempelbedragen van de afstandsverkopenregeling worden afgeschaft. Een nieuwe, EU-brede drempel van € 10.000 per jaar is van toepassing.
  • Indien de drempel van € 10.000 wordt overschreden, moet lokale btw (van alle verschillende EU-landen) worden afgedragen, dit kan zowel via de OSS of via lokale btw-registraties.
  • Met de OSS kunt u uw btw-registraties beperken tot één btw-registratie in een EU-land naar keuze. De btw die wordt geïnd bij alle consumenten uit verschillende EU-landen, wordt afgedragen in het EU-land waar u bent geregistreerd voor de OSS.

Het toepassen van de OSS is niet verplicht. Het blijft mogelijk om verschillende lokale btw-registraties te hebben. Zowel EU- als non-EU-entiteiten kunnen de OSS toepassen. EU-landen kunnen non-EU-entiteiten verplichten een fiscaal vertegenwoordiger aan te wijzen om gebruik te kunnen maken van de OSS op grond van lokale wetgeving.

B2C-leveringen van goederen vanuit niet-EU-landen (I-OSS)

Voor afstandsverkopen van goederen aan EU-consumenten, geïmporteerd uit niet-EU-landen en tot een waarde van € 150, kan het importsysteem worden toegepast (‘I-OSS’). Om het I-OSS-systeem toe te kunnen passen, heeft u een speciaal I-OSS-registratienummer nodig. De btw-vrijstelling die momenteel geldt bij invoer voor eenheden met een waarde tot € 22, wordt per 2021 afgeschaft. 

Indien u de I-OSS toepast:

  • Is een btw-vrijstelling van toepassing voor de invoer van de goederen met een intrinsieke waarde van maximaal € 150.
  • Bent u btw verschuldigd in het EU-land waar het transport eindigt. De lokale btw moet worden geïnd en afgedragen.
  • De btw (van alle verschillende EU-landen) moet worden gerapporteerd en afgedragen in het EU-land waar u bent geregistreerd voor de I-OSS.

Het is niet verplicht de I-OSS toe te passen. In plaats daarvan blijft het mogelijk:

  • reguliere btw-aangiften in te dienen in de EU-landen; of
  • het OSS-systeem toe te passen na invoer van de goederen.

Indien de I-OSS niet wordt toegepast, is het mogelijk een andere invoerfaciliteit toe te passen. Deze faciliteit vindt alleen plaats bij toepassing voor de invoer van de goederen met een intrinsieke waarde van maximaal € 150. Op basis van de faciliteit int een douane-expediteur btw bij de consument en moet de btw op maandelijkse basis worden gerapporteerd en afgedragen.

Belangrijk om tijdig te handelen

Indien de nieuwe regels impact hebben op uw onderneming, dan is het belangrijk om tijdig te handelen en ervoor te zorgen dat uw onderneming en uw systemen voorbereid zijn op het toepassen van de nieuwe regels. Mogelijk heeft u  nieuwe registraties nodig (I-OSS en/of OSS) en kunt u de registraties in EU-landen in gang zetten om onnodige kosten te voorkomen.

(Bron: Mazars)

Teruggaaf buitenlandse btw; neem vóór 1 oktober actie

Indien u in 2019 facturen heeft ontvangen met buitenlandse btw van een ander EU-land, dan kunt u die btw terugvragen via de Nederlandse Belastingdienst. Dit geldt niet wanneer u in dat specifieke land bent gevestigd of btw verschuldigd bent. Een teruggaafverzoek moet uiterlijk 30 september a.s. worden ingediend.

Voorwaarden voor teruggaaf

Voor het kunnen doen van een btw-teruggaafverzoek voor buitenlandse btw gelden de volgende voorwaarden:

  1. Uw onderneming of organisatie is niet gevestigd in de EU-lidstaat waar u btw wilt terugvragen, maar wel in een andere EU-lidstaat;
  2. Uw onderneming of organisatie heeft geen activiteiten verricht in de EU-lidstaat waarover u de btw bent verschuldigd;
  3. Uw onderneming of organisatie verricht in ieder geval deels activiteiten waarvoor u recht op aftrek van voorbelasting heeft. Let op dat bij deze voorwaarde ook de btw-wetgeving van de lidstaat van teruggaaf van belang is.

Indien u niet voldoet aan de onder 1 en 2 genoemde voorwaarden, dan kunt u via de reguliere btw-aangifte de btw terugvragen. Indien u niet voldoet aan voorwaarde 3, dan kunt u geen teruggaafverzoek indienen.

NB: lidstaten kennen aftrekbeperkingen voor bepaalde kosten. Het is dus mogelijk dat u de btw op bepaalde kosten niet (volledig) terugkrijgt. 

Indieningsprocedure

Een teruggaafverzoek voor buitenlandse btw dient u in via het portaal van de Nederlandse Belastingdienst. U heeft hiervoor inloggegevens nodig. Indien u die niet heeft, dan kunt u die aanvragen. Indien u de inloggegevens al wel heeft, maar bent vergeten, dan moet u deze niet opnieuw aanvragen, maar kunt u contact opnemen met de Belastingtelefoon (0800-0543). Houd er rekening mee dat het verwerken van de aanvraag van de inloggegevens enkele weken in beslag kan nemen, met name in de vakantieperiode. De Nederlandse Belastingdienst stuurt het verzoek door naar de belastingautoriteiten van de andere lidstaat. U krijgt een bevestiging van ontvangst van de Nederlandse Belastingdienst wanneer zij uw verzoek ontvangen. Ook de lidstaat van teruggaaf zal u berichten wanneer zij uw verzoek hebben ontvangen. De beslissing op het teruggaafverzoek ontvangt u ook van de lidstaat van teruggaaf.

Situatie Verenigd Koninkrijk

Het Verenigd Koninkrijk heeft de EU verlaten op 31 januari 2020 en daarmee eindigt ook de mogelijkheid om btw terug te vragen via het portaal van de eigen EU-lidstaat. Wel geldt een overgangsperiode tot en met 31 december 2020. Gedurende die overgangsperiode kan nog btw over het jaar 2019 worden teruggevraagd via het portaal, uiterlijk tot en met 30 september 2020. 

Indien u in 2020 facturen heeft ontvangen met Britse btw, dan moet een verzoek om btw-teruggave uiterlijk op 31 maart 2021 worden ingediend.

(Bron: BDO)

Annulerings- of ontbindingsvergoeding: wel of geen btw?

Annuleringen, ontbindingen en beëindigingen van overeenkomsten komen regelmatig voor, met name in de huidige coronatijd. In sommige gevallen komen daar annulerings- en/of ontbindingsvergoedingen aan te pas. De btw-problematiek rondom deze vergoedingen is een lastige. De vraag is of btw is verschuldigd over die vergoeding omdat die onderdeel vormt van de vergoeding voor de te verrichte prestatie, of dat sprake is van een onbelaste schadevergoeding. Recent oordeelde het Hof van Justitie over deze problematiek in de zaak Vodafone Portugal. De zaak betrof een situatie waarin een afnemer zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet meer na kon komen. In dit artikel geven wij naar aanleiding van deze zaak een overzicht van welke omstandigheden een rol spelen bij het antwoord op de vraag of een annulerings- of ontbindingsvergoeding wel of niet belast is met btw wanneer een afnemer besluit geen gebruik meer te maken van uw product of dienst.

Aanwijzingen uit de rechtspraak

Of btw is verschuldigd over een annulerings- of ontbindingsvergoeding is sterk afhankelijk van de specifieke situatie. Het onderstaande overzicht geeft weer welke factoren een rol spelen bij het antwoord op de vraag of de annulerings- of ontbindingsvergoeding belast is met btw. Omdat de btw-gevolgen sterk afhankelijk zijn van de specifieke situatie, adviseren wij u altijd contact op te nemen met uw btw-adviseur. De onderstaande tabel geeft slechts een indicatie.

OmstandigheidBelaste vergoedingOnbelaste schadevergoeding
Heeft de afnemer het volledige bedrag betaald of slechts een voorschot? VolledigVoorschot
Mag u het volledige bedrag behouden als de afnemer annuleert of is de afnemer in geval van een voorschot alsnog de volledige vergoeding verschuldigd?JaNee
Heeft de afnemer reeds het recht verkregen om van de door u aangeboden prestatie gebruik te maken?JaNee
Is het bedrag dat u mag houden, bedoeld als compensatie van te lijden schade?NeeJa
Is in de gesloten overeenkomst reeds het bedrag van de ontbindings- of annuleringsvergoeding bepaald dan wel staat de berekeningswijze daarvan vast?JaNee
Is de verkoop bindend en definitief?JaNee

Zorg ervoor dat u geen cash laat liggen?

Met name in deze periode staat de liquiditeit van ondernemers onder druk. Het is dan ook van belang dat u geen geld laat liggen. De btw begrepen in het deel van de vergoeding dat u al heeft ontvangen van de afnemer, maar wegens annulering terugbetaalt aan de afnemer, kunt u sowieso terugvragen. Let er wel op dat hier voorwaarden aan verbonden zijn. Als u al hebt gefactureerd dan adviseren wij om een creditfactuur uit te reiken. Wanneer het deel van de vergoeding dat u mag behouden, kwalificeert als schadevergoeding, dan kunt u ook voor dat gedeelte de btw terugvragen. Zoals aangeven hangt dit af van de specifieke situatie.

(Bron: BDO)

Corona-voucher een oplossing, maar wat zijn de btw gevolgen?

In deze tijden van coronacrisis krijgen veel ondernemers of organisaties te maken met annuleringen of met het omboeken van bijvoorbeeld reizen. Zo heeft de reisbranche een speciale corona-voucher in het leven geroepen voor het annuleren of omboeken van een reis. 

Een dergelijke voucher kan zeker een oplossing zijn voor ondernemers om hun bedrijf gezond te houden en het door klanten betaalde bedrag veilig stellen. Maar wat zijn de btw gevolgen? In dit artikel zetten wij op hoofdlijnen de relevante btw-gevolgen uiteen en maken daarbij een onderscheid tussen verschillende scenario’s. Deze scenario’s zijn slechts voorbeelden. Ook andere situaties kunnen zich voordoen. 

Uitgeven van nieuwe vouchers

Een eerste scenario is dat een ondernemer die zijn business ziet teruglopen kiest voor het verkopen van vouchers (eventueel met korting) om (extra) omzet te behalen. Er worden dan nieuwe vouchers uitgegeven zonder dat al een goed of dienst is afgenomen. Een voucher is een instrument, welke de consument als (gedeeltelijke) tegenprestatie kan inwisselen voor goederen of diensten. Hoe in dit scenario de btw-gevolgen uitwerken, is afhankelijk van de situatie. Er bestaan voor de btw namelijk twee soorten vouchers: vouchers voor enkelvoudig gebruik en voor meervoudig gebruik. 

Bij een voucher voor enkelvoudig gebruik is het verschuldigde btw-bedrag bij uitgifte bekend. Zo zullen het btw-tarief dat van toepassing is en het land waar btw is verschuldigd vast moesten staan. Is het verschuldigde btw-bedrag niet bij voorbaat duidelijk dan is sprake van een voucher voor meervoudig gebruik. Bij de uitgifte en verkoop van vouchers voor enkelvoudig gebruik is direct btw verschuldigd. Bij de uitgifte van vouchers voor meervoudig gebruik is pas btw verschuldigd bij de inwisseling. 

Uitgeven van tegoedbonnen bij annuleringen

Een tweede scenario is dat een ondernemer of organisatie geen geld terug geeft bij annulering of niet het volledige bedrag teruggeeft, maar een tegoedbon verstrekt. Voor de gevolgen van annuleringen verwijzen wij naar ons eerdere perspectief. De tegoedbon geeft recht op hetzelfde goed of de dienst waarvoor al eerder (deels) is betaald, maar kan ook recht geven op een ander goed of andere dienst. 

Indien bij inwisseling van deze tegoedbon niet hoeft te worden bijbetaald, is voor de btw sprake van een voucher. We verwijzen naar de uitleg over vouchers hiervoor. Het kan zijn dat u weliswaar vanwege de annulering recht heeft op btw-teruggaaf, maar vanwege het uitgeven van de voucher direct ook weer btw verschuldigd bent. 

Als altijd bijbetaald moet worden bij inwisseling, is sprake van een kortingsbon. De uitgifte van een kortingsbon tegen vergoeding is belast met btw. Mag de kortingsbon ook bij u worden ingewisseld dan mag u bij inwisseling de vergoeding waarover u btw verschuldigd bent verminderen met het bedrag van de kortingsbon. 

(Bron: BDO)

Btw bij tijdelijke factureringsstop als gevolg van coronacrisis

Als gevolg van de huidige coronacrisis en de verslechterde financiële situatie van uw afnemers kan het voorkomen dat u de berekening van vergoedingen bij doorlopende prestaties als managementvergoedingen, huur en abonnementen tijdelijk stop zet tot het moment dat de financiële situatie van uw afnemer weer een gezond niveau bereikt. Een dergelijke factureringsstop heeft echter wel btw-gevolgen. Dat is temeer gebleken uit een onlangs gepubliceerde uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank heeft geoordeeld dat een tijdelijke factureringsstop niet tot opschorting van de managementovereenkomst leidt. Er moeten nog steeds facturen worden uitgereikt waardoor de btw op dat moment verschuldigd is. 

De zaak van Rechtbank Noord-Nederland

Belanghebbende in de zaak is een moedervennootschap met een 26% aandelenbelang in een dochtervennootschap. De vennootschappen hebben een managementovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst verrichtte de moedervennootschap managementactiviteiten aan haar dochter tegen een vooraf vastgestelde maandelijkse vergoeding.

Op enig moment is de dochtervennootschap in financiële problemen gekomen. In het kader hiervan hebben de partijen afgesproken dat tijdelijk niet alle managementvergoedingen gefactureerd zouden worden welke volgens de afspraak wel verschuldigd waren. De partijen hadden hierbij afgesproken dat de bedragen alsnog gefactureerd zouden worden op het moment dat de dochtervennootschap uit haar financiële moeilijkheden is gekomen. 

In de tussentijd heeft de moedervennootschap de verschuldigde bedragen als vordering in haar jaarstukken opgenomen. De dochtervennootschap heeft de verschuldigde bedragen als voorziening opgenomen. De adviseur van de dochtervennootschap heeft uiteindelijk aan de Belastingdienst verzocht een standpunt in te nemen over de situatie dat de nog te betalen managementvergoeding zou worden omgezet in aandelenkapitaal. Naar aanleiding hiervan heeft de Belastingdienst naheffingsaanslagen omzetbelasting aan de moedervennootschap opgelegd.

Hierbij speelde de vraag of de moedervennootschap voor de bedragen die zij nog van de dochtervennootschap te vorderen had, facturen had moeten uitreiken en daarmee btw verschuldigd is geworden. 

De Rechtbank oordeelde dat de onderlinge afspraak, dat pas betaald hoefde te worden als de financiële situatie van de dochtervennootschap zou verbeteren, geen opschortende voorwaarde vormt op grond waarvan zonder vervulling daarvan de overeenkomst niet tot stand zou komen. De managementovereenkomst loopt gewoon door. De onderlinge afspraak leidt volgens de rechtbank slechts tot een uitstel van betaling. Dit blijkt temeer uit het feit dat beide partijen de verschuldigde betalingen in hun jaarstukken hebben verwerkt. De moedervennootschap had derhalve facturen moeten uitreiken aan haar dochter. Omdat er geen facturen zijn uitgereikt, is de btw op grond van de wet verschuldigd geworden op het moment dat de facturen uitgereikt hadden moeten worden. 

Belang voor u als ondernemer

Deze uitspraak is belangrijk voor alle ondernemers die tijdelijk geen vergoedingen berekenen bij doorlopende prestaties zoals management, huur en abonnementen. Hoewel de afnemer nog niet betaalt, is wel een prestatie verricht waarvoor de afnemer in de toekomst een vergoeding is verschuldigd. U bent de btw over die prestatie ook gewoon verschuldigd.  

Wat te doen met uw factuur? 

Wij adviseren u in deze gevallen wel te factureren met btw en de afnemer uitstel van betaling te verlenen. Wanneer de afnemer recht op aftrek van voorbelasting heeft dan kan hij de btw op de factuur ook direct in aftrek brengen. In dat kader kunt u met de afnemer afspreken dat hij een deel van de factuur ter grootte van het btw-bedrag alvast wel aan u betaalt, zodat u geen financieel nadeel loopt. Als er geen factuur wordt uitgereikt, is de btw verschuldigd op het moment dat de factuur uiterlijk uitgereikt had moeten worden. Wordt deze btw niet tijdig voldaan, dan kan de Belastingdienst hiervoor naheffingsaanslagen opleggen, vermeerderd met boetes en belastingrente. 

Wanneer de afnemer uiteindelijk niet betaalt dan kan de verschuldigde btw overigens ook weer worden teruggevorderd.

Gevolgen kwijtschelding vergoeding

Wanneer u besluit de vergoeding volledig kwijt te schelden, let er dan op dat dit gevolgen kan hebben voor de aftrek van voorbelasting. U moet hierbij zelfs denken aan het terugbetalen van btw op investeringsgoederen die u gebruikt voor het verrichten van de prestaties aan uw afnemer en die u in het verleden in aftrek heeft gebracht. Berekent u bijvoorbeeld geen huur aan uw afnemer dan heeft u het pand in die periode gebruikt voor het verrichten van prestaties om niet waarvoor u geen recht op aftrek heeft. 

Als u in het verleden de btw in aftrek heeft gebracht, moet u een deel van die btw terugbetalen. Wij raden u aan met uw afnemer in contact te treden om te kijken of een lagere vergoeding overeengekomen kan worden dan wel uitstel van betaling kan worden overeengekomen om gevolgen voor het recht op aftrek te voorkomen. 

(Bron: BDO)

Bijzonder uitstel en melding betalingsonmacht, wat moet u doen en wanneer?

De uitbraak van het coronavirus kan ervoor zorgen dat u tijdelijk en buiten uw invloed in liquiditeitsproblemen komt. Daarom is het mogelijk om een verzoek om bijzonder uitstel van betaling te doen voor de verschuldigde inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonbelasting.

Deze regeling roept veel praktische vragen op die nog niet allemaal tot in detail beantwoord kunnen worden. Deze vragen gaan ook over het doen van de melding betalingsonmacht om bestuurdersaansprakelijkheid te voorkomen. Wij informeren u graag over de huidige stand van zaken. 

Wanneer uitstel van betaling aanvragen

Voor de loonbelasting en de btw is het belangrijk dat u de maandelijkse aangiften of de kwartaalaangiften in blijft dienen, ook als u deze niet kunt betalen. Als u niet de bij de aangifte behorende betaling verricht, volgt enige tijd later een naheffingsaanslag. Voor deze aanslag kunt u dan vragen om bijzonder uitstel van betaling. 

Voorbeeld
Voor de aangifte loonheffingen of btw over de maand maart of het eerste kwartaal 2020 geldt dat de aangifte en de bijbehorende betaling uiterlijk 30 april 2020 gedaan moeten worden. De aangifte moet u blijven doen. Wanneer u niet betaalt, zal in de loop van mei 2020 een naheffingsaanslag worden opgelegd. Pas daarna kunt u bijzonder uitstel van betaling vragen.

Telkens opnieuw uitstel aanvragen of is één keer voldoende?

Een veelgestelde vraag is of een reeds ingediend verzoek om uitstel van betaling, ook toeziet op later opgelegde belastingaanslagen. Hierover bestaat op dit moment geen duidelijkheid. Wij raden u aan om een eerder ingediend verzoek om uitstel van betaling aan te vullen, op het moment dat nieuwe aanslagen worden opgelegd. 

Om het voor u, uw adviseur en de Belastingdienst overzichtelijk te houden, raden wij u aan om per belastingplichtige uitstel van betaling aan te vragen. Bij een concern met meerdere BV’s betekent dat dus per BV. U kunt in een verzoek wel uitstel vragen voor meerdere reeds opgelegde aanslagen (aan die belastingplichtige). Ook een aanvulling van een reeds eerder ingediend verzoek kunt u voor meerdere aanslagen tegelijk doen.

Niet wachten met melding betalingsonmacht

Indien een vennootschapsbelastingplichtig lichaam niet in staat is om haar belastingschulden te betalen, kan het voorkomen dat de schuld wordt ingevorderd bij de bestuurder van dit lichaam.

Bestuurdersaansprakelijkheid geldt niet voor alle belastingschulden. De meest belangrijke belastingschulden waar deze aansprakelijkheid voor geldt zijn de loonheffingen, btw en pensioenpremies. Bestuurdersaansprakelijkheid geldt niet voor de inkomstenbelasting en voor de vennootschapsbelasting. Daarvoor hoeft u dus geen melding betalingsonmacht te doen. 

Het is belangrijk dat u (naast het aanvragen van uitstel van betaling ook) tijdig een melding betalingsonmacht doet per belastingplichtige. Tijdig is uiterlijk binnen twee weken nadat de betaling op aangifte had moeten worden gedaan. Let op! Dit moment is dus eerder dan het moment waarop u uitstel van betaling kunt aanvragen.

Voorbeeld
Voor de aangifte loonheffingen of btw over de maand maart of het eerste kwartaal 2020, geldt dat de bijbehorende betaling uiterlijk 30 april 2020 gedaan moet worden. De melding betalingsonmacht over deze tijdvakken moet dan dus gedaan zijn voor 14 mei 2020. 

Voor de melding betalingsonmacht geldt dat u een eenmaal gedane melding niet hoeft aan te vullen als nieuwe belastingschulden ontstaan die niet kunnen worden betaald. Dit is dus anders dan bij het uitstel van betaling!

(Bron: BDO)

Btw aftrekbaar als BV kosten voor de dga betaalt?

De Hoge Raad heeft zich onlangs gebogen over de vraag of een BV de btw ter zake van advocaatkosten van haar dga in aftrek mocht brengen. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan het argument van de BV dat zij deze diensten heeft moeten afnemen in verband met de voortzetting van zijn bedrijfsactiviteiten. De zaak is terugverwezen naar het Hof Den Bosch voor nader feitenonderzoek.

Het oordeel van de Hoge Raad

B is samen met zijn echtgenote aandeelhouder van twee BV’s die zich bezig houden met het verstrekken van financiële adviezen, consultancydiensten en managementdiensten. In 2005 is een strafrechtelijk onderzoek wegens faillissementsfraude ingesteld naar onder andere B. In 2012 is B daarvan vrijgesproken. Tijdens het strafproces is B bijgestaan door een advocatenkantoor. De facturen zijn betaald door een van de BV’s van B die niet bij de vermeende faillissementsfraude is betrokken. De BV heeft de btw op deze facturen in aftrek gebracht.

Ter discussie staat of belanghebbende de btw wel in aftrek had mogen brengen. De Rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet de werkelijke afnemer van de advocatendiensten is en daarom de btw niet in aftrek mag brengen. Het Hof is van oordeel dat geen recht op aftrek van btw bestaat omdat uitsluitend B betrokken was bij de strafzaak. Uit het dossier blijkt niets van enige betrokkenheid van de BV die de facturen van de advocaat betaalde.

De Hoge Raad is echter van oordeel dat het Hof ten onrechte aan het argument voorbij is gegaan dat de advocaatdiensten noodzakelijk waren voor de bedrijfsuitvoering van de BV en dat zij zonder het afnemen van deze diensten haar bedrijf niet had kunnen voortzetten. Door reputatieschade van haar directeur kreeg zij, naar eigen zeggen, geen nieuwe opdrachten. Pas na vrijspraak van de directeur heeft de BV haar ondernemingsactiviteiten weer voort kunnen zetten, zo stelt de BV.

De zaak wordt terugverwezen naar het Hof Den Bosch om te onderzoeken of het voor de BV inderdaad noodzakelijk was de advocatendiensten af te nemen om haar bedrijfsactiviteiten veilig te stellen. Ook kan volgens de Hoge Raad de BV als afnemer van de prestatie worden aangemerkt en is geen aftrekuitsluiting wegens personeelsverstrekkingen aan de orde als de advocatendiensten inderdaad noodzakelijk waren om de bedrijfsactiviteiten veilig te stellen. Daarnaast merken wij op dat alleen btw in aftrek kan worden gebracht wanneer de facturen ook op naam van de BV staan.

(Bron: BDO)

Ook btw afdragen over automatische incasso van abonnement

De omstandigheid dat een ondernemer een vooruitbetaling per automatische incasso ontvangt, is nog geen reden om de btw-afdracht uit te stellen.

Volgens de exploitant van een fitnesscentrum hoefde de afdracht van de btw over in december 2010 ontvangen abonnementsgelden pas in 2011 plaats te vinden. Deze B.V. vond dat geen sprake was van een vooruitbetaling, omdat de abonnementsgelden via automatische incasso van de rekening van de abonnementhouders waren geïncasseerd. Bovendien waren de abonnementen te allen tijde op te zeggen. In zo’n situatie was het betaalde abonnementsgeld terug te vorderen. Hof Arnhem-Leeuwarden ziet in deze omstandigheden echter geen reden om de btw-afdracht uit te stellen. Op grond van de Btw-richtlijn is de btw in het geval van vooruitbetalingen verschuldigd op moment van ontvangst van het bedrag. Ook volgens de wet is de btw uiterlijk verschuldigd op het moment waarop de btw-ondernemer de vergoeding voor zijn prestatie ontvangt. Daarbij maakt volgens het hof niet uit of de afnemer van de prestatie toestemming geeft voor automatische incasso of het bedrag zelf overmaakt. Ook de opzegbaarheid van het abonnement is in dit verband irrelevant. De B.V. had de btw over de vooruitbetalingen al in 2010 moeten afdragen, zodat de fiscus mag naheffen.

(Bron: Taxence)

Geen naheffing mogelijk bij een ambtshalve teruggave omzetbelasting

De Belastingdienst kan eerder teruggegeven btw niet naheffen als de teruggave er niet toe heeft geleid dat er te weinig belasting is betaald. Dat uitgangspunt is ook van toepassing als de teruggave ambtshalve is verleend, zo blijkt uit een recente uitspraak van de Hoge Raad.

De casus

X is dirigent. In 2013 dient X naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank bezwaarschriften omzetbelasting in over de jaren 2008 tot en met 2011. De rechtbank oordeelde in die uitspraak dat het verlaagde btw-tarief ook van toepassing is op repetities als deze nauw samenhangen met uitvoeringen. De bezwaarschriften worden vervolgens niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze te laat zijn ingediend. X staat dan met lege handen.
X geeft echter niet op en dient toch suppleties omzetbelasting in. Naar aanleiding van deze suppleties worden in 2013 ambtshalve teruggaven aan X verleend. De inspecteur stelt in 2013 echter ook een boekenonderzoek in en legt btw-naheffingsaanslagen op ter zake van de eerder teruggegeven btw, omdat de teruggaven verleend zouden zijn in strijd met het beleid van de Belastingdienst. De bezwaarschriften waren immers eerder al niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur stelt daarbij dat aan de uitspraak van de rechtbank geen terugwerkende kracht mag worden ontleend. Uiteindelijk komt de vraag op of naheffing mogelijk is bij eerder, volgens intern beleid van de Belastingdienst, onterecht teruggegeven btw.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad heeft een uitspraak gedaan in deze zaak waaruit volgt dat naheffing door de Belastingdienst niet mogelijk is wanneer de (ambtshalve) teruggaaf niet ertoe heeft geleid dat te weinig btw is betaald. Ook niet als een inspecteur de teruggave heeft verleend in strijd met intern beleid van Belastingdienst.

(Bron: Van Oers)