MINISTERRAAD AKKOORD MET NIEUWE GROOTTE­CRITERIA VAN ONDER­NEMING

De groottecriteria die bepalen of je onderneming als een grote, middelgrote, kleine of micro-onderneming wordt bestempeld, zijn in het najaar van 2023 in verband met de inflatietrend in de eurozone door de Europese Commissie aangepast. De Nederlandse ministerraad is akkoord met de voorgestelde wijzigingen.

DREMPELBEDRAGEN

De drempelbedragen worden bepaald door drie criteria: omzet, balanstotaal en gemiddeld aantal medewerkers. De bedragen van de criteria balanstotaal en omzet zijn met zo’n 25 procent verhoogd.

De huidige en bijgestelde drempels (voor 25% inflatie en afgerond naar boven) worden: 

Micro 

Vorig 
Balans

350 000 
Winst- en verlies

700 000 
 Bijgesteld 450 000 900 000 
 Toename 28,6% 28,6% 
    
Klein (bovenkant) Vorig6 000 000 12 000 000 
 Bijgesteld 7 500 000 15 000 000 
 Toename 25,0% 25,0% 
    
Middelgroot/groot Vorig20 000 000 40 000 000 
 Bijgesteld 25 000 000 50 000 000 
 Toename 25,0% 25,0% 

Ben je controleplichtig?

De drempelbedragen bepalen onder andere of je onderneming controleplichtig is. Met ingang van de nieuwe criteria krijgen ondernemingen te maken met de controleplicht van de jaarrekening als zij op twee opeenvolgende balansdata voldoen aan minimaal twee van de drie criteria:

  • het balanstotaal kent een waarde van minimaal € 7.500.000;
  • de omzet bedraagt minimaal € 15.000.000;
  • er zijn minimaal 50 werknemers in dienst.

Ingangsdatum mag al voor boekjaar 2023

Alle lidstaten van de EU moeten de nieuwe drempelwaarden uiterlijk vanaf boekjaar 2024 toepassen. De Nederlandse overheid biedt echter de mogelijkheid, naar keuze van de onderneming, om deze nieuwe drempelbedragen met een vervroegde toepassing voor boekjaar 2023 al in te laten gaan.

Dit is met name van belang voor middelgrote ondernemingen die op basis van de nieuwe criteria in boekjaar 2023 niet voldoen aan twee van de drie controlecriteria. Zij zijn daardoor dan voor dat boekjaar niet controleplichtig.

Voorbeeld voor de toepassing over 2023: Stel jouw onderneming is al jaren controleplichtig onder de oude groottecriteria, maar over zowel 2022 als 2023 val je onder de nieuwe grens voor middelgrote (en dus controleplichtige) ondernemingen. In dat geval is over 2023 al geen sprake meer van een wettelijke controleplicht.

(Bron: De Jong en Laan)

Opmaak- en publicatieverplichting jaarrekening: dit is wat u moet weten

Om bestuurdersaansprakelijkheid te voorkomen, is het van belang te weten wanneer en hoe u de jaarrekening moet deponeren. In het bijzonder is dit relevant voor bv’s waarvan aandeelhouders ook bestuurder zijn. Dat dit nog niet voor iedereen helder is, blijkt uit een uitspraak van het gerechtshof.

Opmaken en ondertekening: het verschil

Er is een groot verschil tussen het opmaken en het ondertekenen van de jaarrekening. Het opmaken van de jaarrekening houdt in dat de jaarrekening een verslag weergeeft over het boekjaar van uw onderneming. Belangrijk is dat het bestuur een plicht heeft tot het opmaken van de jaarrekening. Die plicht houdt niet alleen in dat de jaarrekening moet worden opgemaakt, maar ook moet worden opgemaakt binnen de daarvoor geldende termijn. De ondertekening van de jaarrekening heeft als functie dat het bestuur instemt met de inhoud van de opgemaakte jaarrekening. Een jaarrekening kan dus zijn opgemaakt, zonder door het bestuur te zijn ondertekend. Voor ondertekening geldt geen wettelijke termijn en is ook geen vereiste voor het rechtsgeldig opmaken van de jaarrekening.

De situatie uitgelegd

Over het onderwerp tijdige publicatie deed het gerechtshof Den Bosch een uitspraak nadat de volgende situatie zich voordeed. Een accountant ging aan de slag met een opdracht tot het samenstellen van een jaarrekening van een bv. In zijn opdrachtbevestiging schreef de accountant dat hij ook de deponering van de jaarrekening zou verzorgen. Uiteindelijk werd negentien dagen na het einde van de twaalf maanden termijn gedeponeerd, en ging de bv vervolgens failliet. De bestuurder van de bv werd aansprakelijk gesteld door de curator voor het tekort in het faillissement op grond van de overschrijding van de deponeringstermijn. Na een schikking met de curator stelde de bestuurder de accountant aansprakelijk, omdat deze de overeengekomen deponering van de jaarrekening niet op tijd had verzorgd. De accountant stelde zich op het standpunt dat toen hij de opdracht tot het samenstellen van de jaarrekening kreeg de deponeringstermijn al was verstreken en daardoor niet aansprakelijk was.

Het gerechtshof oordeelde dat de accountant ongelijk had. Het gerechtshof stelde vast dat op grond van de wet met de ondertekening van de jaarrekening de jaarrekening tegelijkertijd is vastgesteld nu de bestuurder tevens de enig aandeelhouder is. De ondertekening van de jaarrekening was volgens het gerechtshof echter geen onderdeel van het opmaken van de jaarrekening. En dat hoewel een jaarrekening binnen tien maanden moet zijn opgemaakt, en dat als de bestuurder en de aandeelhouder dezelfde persoon zijn zonder statutaire uitzondering dit ook vaststelling van de jaarrekening betekent, wil dat niet zeggen dat de jaarrekening binnen tien maanden moet zijn ondertekend. De deponeringstermijn eindigt daarmee na twaalf maanden en acht dagen.

Let op deponering jaarrekening door accountant

Een termijn voor ondertekening is niet bepaald. Dit betekent dat de termijn voor het opmaken van de jaarrekening, niet ook de termijn is waarbinnen de jaarrekening moet worden ondertekend. Uit bovenstaande uitspraak is op te maken dat de termijn voor het openbaar maken van de jaarrekening over het betreffende jaar dus nog niet was verstreken. Hiervoor geldt de uiterste publicatiedatum van twaalf maanden na het verstrijken van het boekjaar. Voor u is het dus belangrijk om bewust te zijn van risico’s die komen kijken als een accountant verantwoordelijk is voor de deponering van de jaarrekening. Dit is uw verplichting. Zo worden er niet alleen onnodige kosten vermeden, maar ook conflicten.

(Bron: ABAB)

AANPASSING GROOTTE­CRITERIA VAN JE ONDER­NEMING

De groottecriteria die bepalen of je onderneming als een grote, middelgrote, kleine of micro-onderneming wordt bestempeld, zijn in verband met de inflatietrend in de eurozone door de Europese Commissie aangepast.

DREMPELBEDRAGEN

De drempelbedragen worden bepaald door drie criteria: omzet, balanstotaal en gemiddeld aantal medewerkers. Brussel verhoogt nu, conform eerdere voorstellen, de bedragen van de criteria balanstotaal en omzet met zo’n 25 procent.

De huidige en bijgestelde drempels (voor 25% inflatie en afgerond naar boven) worden: 

 
Micro Huidig Balans

350 000 
Omzet

700 000 
 Bijgesteld 450 000 900 000 
 Toename 28,6% 28,6% 
    
Klein (onderkant) Huidig 4 000 000 8 000 000 
 Bijgesteld 5 000 000 10 000 000 
 Toename 25,0% 25,0% 
    
Klein (bovenkant) Huidig 6 000 000 12 000 000 
 Bijgesteld 7 500 000 15 000 000 
 Toename 25,0% 25,0% 
    
Middelgroot/groot Huidig 20 000 000 40 000 000 
 Bijgesteld 25 000 000 50 000 000 
 Toename 25,0% 25,0% 

Ben je controleplichtig?

De drempelbedragen bepalen onder andere of je onderneming controleplichtig is. Op dit moment krijgen ondernemingen te maken met de controleplicht van de jaarrekening als zij twee achtereenvolgende boekjaren voldoen aan twee van de drie criteria:

  • het balanstotaal kent een waarde van minimaal € 6.000.000;
  • de omzet bedraagt minimaal € 12.000.000;
  • er zijn minimaal 50 werknemers in dienst.

Door de verhoging van de eerste twee criteria zullen minder ondernemingen controleplichtig worden. Tevens hoeven minder ondernemingen te voldoen aan de vereisten op het gebied van duurzaamheidsrapportage (CSRD). Volgens de Europese Commissie wordt hierdoor een deel van de regeldruk bij mkb-ondernemingen weggenomen.

Ingangsdatum boekjaar 2024 of 2023?

Alle lidstaten van de EU moeten de nieuwe drempelwaarden uiterlijk vanaf boekjaar 2024 toepassen. De Nederlandse overheid heeft de mogelijkheid om deze nieuwe drempelbedragen met een vervroegde toepassing voor boekjaar 2023 al te laten gaan. Het is nog niet duidelijk of de overheid hiervoor kiest.

(Bron: De Jong & Laan)

Duidelijkheid hof over publicatietermijn bij BV’s waarvan aandeelhouders ook bestuurder zijn

De accountant die opdracht krijgt tot het opstellen en deponeren van de jaarrekening van een rechtspersoon, verbindt zich in beginsel tevens om die jaarrekening tijdig op te maken en om te bewerkstelligen dat deze vervolgens ook tijdig kan worden gepubliceerd. Het voorgaande roept in de praktijk vragen op; want wanneer is de jaarrekening tijdig gepubliceerd?

In dit artikel bespreek ik de publicatie volgens de KvK, het verschil tussen opmaken en ondertekenen van de jaarrekening en een recente uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 13 september 2022[1] betreffende deze onderwerpen.

Uiterste publicatiedatum volgens de Kamer van Koophandel

Eerder schreef ik al in een publicatie van 8 november 2021 dat hetgeen de KvK op haar website schrijft over de uiterste termijn voor publicatie onjuist is. Op haar website schrijft de KvK namelijk het volgende:

Als alle aandeelhouders ook bestuurder zijn, leidt ondertekening van de jaarrekening door alle bestuurders en commissarissen meteen tot vaststelling. In dit geval vervallen de 2 maanden tijd voor vaststelling. Voor een BV betekent dit dat je deponeert binnen 10 maanden en 8 dagen na afloop van het boekjaar. Is het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar, dan is de uiterste deponeerdatum dus 8 november (10 maanden + 8 dagen).

Hier worden twee dingen door elkaar gehaald, namelijk (1) het besluit tot opmaken van de jaarrekening en (2) de ondertekening daarvan, waarover het navolgende.

Het opmaken en de ondertekening van de jaarrekening: is dat wel hetzelfde?

Het opmaakbesluit betreft een rechtshandeling. Als het bestuur besluit dat het door of namens hem opgestelde stuk de opgemaakte jaarrekening is, dan is sprake van de opgemaakte jaarrekening. Dat de jaarrekening is opgemaakt, zal veelal blijken uit een vastlegging ervan in de notulen van de betrokken vergadering. Deze plicht (tot het opmaken van de jaarrekening) houdt niet alleen in dat de jaarrekening moet worden opgemaakt, maar ook binnen de daarvoor geldende termijn.

Als de jaarrekening is opgemaakt, moet deze als daaromtrent bij of krachtens de wet een verplichting bestaat, door de bestuurders worden ondertekend. Het ondertekenen vormt evenwel geen constituerend element van het opmaken.[2] Boek 2 BW kent ook geen termijn voor ondertekening van de jaarrekening. Ondertekening zal in ieder geval moeten plaatsvinden voordat de opgemaakte jaarrekening op het kantooradres van de vennootschap ter inzage wordt gelegd, zodat vergadergerechtigden de opgemaakte jaarrekening kunnen inzien en een afschrift kunnen krijgen.[3]

De ondertekening van de jaarrekening heeft dus als functie dat het bestuur te kennen geeft dat het instemt met de inhoud van de opgemaakte jaarrekening en is dus als zodanig een zelfstandige rechtshandeling. Als de jaarrekeningen eenmaal door de bestuurders is ondertekend, kan moeilijk worden volgehouden dat deze niet ook is opgemaakt, maar andersom liggen de kaarten dus anders. Een jaarrekening kan wel degelijk zijn opgemaakt, zonder door het bestuur te zijn ondertekend. De hiervoor aangehaalde tekst van de website van de KvK lijkt uit te gaan van een verplichting tot het ondertekenen van de jaarrekening door de bestuurders, terwijl de wet slechts een verplichting kent tot het opmaken van de jaarrekening binnen de genoemde termijn van 10 maanden (te weten 5 maanden, met nog eens 5 maanden verlenging). Omdat de regeling in artikel 2:210 BW betrekkelijk recent is ingevoerd, is jurisprudentie hierover nog schaars. Reden genoeg om stil te staan bij een uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 september 2022.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 september 2022

Wat was er aan de hand? Op 24 november 2017 accepteert een accountant een opdracht tot het samenstellen van de jaarrekening van een BV met ingang van het boekjaar 2016. In zijn opdrachtbevestiging schreef de accountant dat hij ook de deponering van de jaarrekening zou verzorgen. Uiteindelijk werd 19 dagen na het einde van de 12 maanden termijn (als bedoeld in artikel 2:394 BW) gedeponeerd, en ging de betreffende BV vervolgens failliet. De curator stelde de bestuurder (tevens de aandeelhouder van de BV), aansprakelijk voor het tekort in het faillissement op grond van de overschrijding van de deponeringstermijn. De bestuurder/aandeelhouder trof een schikking met de curator en stelde de accountant vervolgens aansprakelijk, omdat deze de overeengekomen deponering van de jaarrekening niet tijdig had verzorgd.

In dit geschil stond onder andere ter discussie wat nu de uiterste termijn voor openbaarmaking van de jaarrekening van een BV is, van wie het bestuur wordt gevormd door de aandeelhouder. De accountant stelde zich op het standpunt dat uit artikel 2:394 lid 1 BW volgt – indien deze bepaling wordt gelezen in samenhang met artikel 2:210 BW – dat de BV uiterlijk 8 november 2017 de jaarrekening openbaar had moeten maken, zoals ook is te lezen op de website van de KvK. De gedachte daarachter is dat als, zoals in dit geval, de enige bestuurder tevens alle aandelen houdt, de jaarrekening uiterlijk binnen 10 maanden (te weten: 5 maanden met de mogelijkheid van verlenging met 5 maanden) moet zijn ondertekend, en dan geldt de ondertekening meteen als vaststelling. De vastgestelde jaarrekening moet vervolgens op grond van artikel 2:394 lid 1 BW acht dagen later zijn gedeponeerd, en dus is de uiterste publicatiedatum (in geval van een boekjaar dat gelijk is aan het kalenderjaar) 8 november. Het verweer van de accountant kwam er daarom op neer dat, toen hij op 24 november 2016 de opdracht kreeg tot deponeren van de jaarrekening, de termijn voor deponering al was verstreken en dat hij om die reden niet aansprakelijk was.

De vraag die rijst is of de wetgever nu werkelijk in artikel 2:210 BW, waarin het opmaken van de jaarrekening van een BV is geregeld, een regeling heeft getroffen op grond waarvan de jaarrekening uiterlijk binnen de opmaaktermijn van 10 maanden zou moeten zijn ondertekend. Of wordt hier ten onrechte het opmaken van de jaarrekening verward met de verplichting tot ondertekening van de jaarrekening. Voor het opmaken kent de wet in artikel 2:210 BW immers inderdaad een termijn van (uiterlijk) 10 maanden na ommekomst van het boekjaar, doch voor de ondertekening daarvan kent de wet geen termijn, en nergens is te lezen dat voor het opmaken van de jaarrekening nodig is dat deze ook wordt ondertekend door de bestuurders. Het is daarom interessant te lezen hoe de rechtspraak over deze materie oordeelt.

Het gerechtshof volgt de zienswijze van de accountant over 8 november als ‘uiterste publicatiedatum’ niet en overweegt: ‘Artikel 2:210 lid 5 BW bepaalt inderdaad dat met de ondertekening van de jaarrekening door het bestuur de jaarrekening tegelijkertijd is vastgesteld. De ondertekening van de jaarrekening is echter, anders dan de accountant impliciet betoogt, geen onderdeel van het opmaken van de jaarrekening.’

In de laatste zin onderschrijft het hof een lijn die al breder in de literatuur wordt verdedigd, namelijk dat ondertekening van de jaarrekening door het bestuur gezien moet worden als een zelfstandige rechtshandeling, en dus niet hetzelfde is als het besluit tot opmaken ervan. Oftewel, voor het opmaken van de jaarrekening kan een eenvoudig bestuursbesluit volstaan. Ondertekening is daarvoor niet vereist. Dit neemt niet weg dat de jaarrekening door de bestuurders (en commissarissen, als deze er zijn) moet worden ondertekend, maar dat moet los worden gezien van het besluit tot opmaken. Hieruit volgt dat de jaarrekening dus weliswaar binnen 10 maanden moet zijn opgemaakt, maar niet dat deze binnen 10 maanden moet zijn ondertekend. Interessant is overigens nog dat niet de BV zelf de opdracht had verstrekt, maar haar aandeelhouder die tevens bestuurder was van de BV in kwestie. Het is de vraag hoe het gerechtshof had geoordeeld in dat geval, want dan zou het aan de curator zijn om de accountant al dan niet aansprakelijk te stellen. De vraag is echter wat de curator daarbij te winnen heeft, want welk belang heeft de curator bij nakoming van de publicatieplicht? Dat is juist de bestuurder. En als die niet de opdrachtgever is, zoals in dit geval, hoe is de positie van de accountant dan? Het is wachten op een volgende casus die zich wat dit betreft vroeg of laat wel een keer zal aandienen. Hoe dan ook is voor de accountant zaak zich te realiseren welk risico in huis wordt gehaald als er toezeggingen worden gedaan over de deponering van de jaarrekening, een verplichting die eigenlijk bij de bestuurder thuishoort.

Conclusie

Een termijn voor ondertekening is door de wetgever niet bepaald en zij kan dus ook nog na afloop van de termijn voor het opmaken van de jaarrekening worden gedaan. Het gevolg is dat de in artikel 2:210 lid 1 BW bepaalde termijn voor het opmaken van de jaarrekening voor de rechtspersonen waarop artikel 2:210 lid 5 BW van toepassing is, niet tevens de termijn is waarbinnen de jaarrekening moet worden ondertekend (en/of vastgesteld). Uit dit arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is op te maken dat toen de BV de opdracht tot het opmaken en het deponeren van de jaarrekening aan de accountant verstrekte, te weten 24 november 2017, de termijn voor het openbaar maken van de jaarrekening over 2016 dus nog niet was verstreken. Hiervoor geldt, net als bij andere ‘gewone’ BV’s, de uiterste publicatiedatum van 12 maanden na het verstrijken van het boekjaar. Het is voor het eerst dat een hogere rechter zich over deze materie uitspreekt, en deze uitspraak is in lijn met de heersende leer in de literatuur op dit moment. Op internet zal 8 november voorlopig nog wel voortbestaan als relevante datum voor publicatie, maar het is (mede vanwege het hier besproken arrest) verstandig dergelijke bronnen niet voor zoete koek aan te nemen.

(Bron: Accountancyvanmorgen)

Verantwoording van opbrengsten in de jaarrekening 2022

In veel situaties veranderen er komend jaar (mogelijk) een aantal zaken in de manier waarop de omzet uit bepaalde activiteiten in de jaarrekening verantwoord moeten worden. We lichten hier het één en ander toe.

Stel: u bent eigenaar van een fietsenwinkel en wil graag uw steentje bijdragen aan een beter milieu. U bent dan ook begonnen met het verkopen van elektrische fietsen, waarbij kopers van een fiets in de eerste twee jaar 50% korting krijgen op de jaarlijks benodigde onderhoudsbeurt van de fiets.

Of, u heeft een installatiebedrijf gespecialiseerd in het verkopen en installeren van zonnepanelen. Als service van de zaak kunnen klanten tevens voor een periode van 5 jaar een onderhoudscontract van de zonnepanelen (schoonmaak en klein onderhoud) bij u afsluiten.

In bovenstaande situaties, maar ook in veel andere situaties, veranderen er komend jaar (mogelijk) een aantal zaken in de manier waarop de omzet uit deze activiteiten in de jaarrekening verantwoord moet worden.

Wijzigingen internationale verslaggevingsregels

Reeds in 2018 zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd in de internationale verslaggevingsregels, beter bekend als IFRS. De internationale wijzigingen klinken misschien nog als een ver-van-mijn-bed-show, maar ook de Nederlandse regelgeving (beter bekend als de RJ) wordt voor verslagjaren die beginnen op of na 1 januari 2022 op een aantal punten gewijzigd. Dit betreft wijzigingen in de vereisten rondom Opbrengstverantwoording (RJ 270) en Onderhanden projecten (RJ 221). 

De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ), het orgaan dat in Nederland verantwoordelijk is voor implementatie van de verslaggevingsregels, heeft besloten dat volledige overname van de internationale voorschriften niet wenselijk is. In plaats daarvan heeft de RJ besloten tot het doorvoeren van specifieke wijzigingen in de reeds bestaande richtlijnen. Tevens zijn de standaarden aangevuld met nadere uitleg en voorbeelden.

Wijzigingen RJ 2021

Rechtspersonen die BW2 Titel 9 toepassen krijgen te maken met wijziging van de wijze waarop opbrengsten in de jaarrekening worden verantwoord. De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft in RJ 270 nadere voorschriften opgenomen over de wijze waarop opbrengsten moeten worden verantwoord. Het basisbeginsel blijft hierbij dat de overdracht van economische risico’s en voordelen (“risk and reward”) tot het verantwoorden van opbrengsten leidt. Nieuw is dat de opbrengsten verwerkt dienen te worden per prestatieverplichting en op basis van de transactieprijs.

Daarnaast is een in de praktijk veel toegepaste presentatiewijze van onderhanden projecten (presenteren in één gesaldeerde post op de balans) vanaf verslagjaar 2022 niet meer toegestaan.

Bovenstaande wijzigingen gelden voor jaarrekeningen van rechtspersonen met groottecriteria micro, klein, middelgroot en groot. Verder zijn, zoals benoemd, de wijzigingen van toepassing vanaf verslagjaren die aanvangen op of na 1 januari 2022.

Opbrengstverantwoording: prestatieverplichtingen

Een belangrijke wijziging in de verslaggevingsregels is het feit dat een rechtspersoon opbrengsten vanaf verslagjaar 2022 dient te verwerken per afzonderlijke prestatieverplichting. Een prestatieverplichting betreft een toezegging in een overeenkomst tot levering van:

  • een te onderscheiden goed of dienst of een combinatie van goederen of diensten die gezamenlijk te onderscheiden zijn van overige toezeggingen in de overeenkomst; 

of

  • een reeks van te onderscheiden diensten die grotendeels hetzelfde zijn.

Prestatieverplichtingen moeten afzonderlijk worden onderscheiden indien:

  • de afnemer de voordelen van de goederen of diensten zelfstandig kan benutten, al dan niet gezamenlijk met middelen die de afnemer heeft of kan verkrijgen; 

en

  • de toezegging om de goederen of diensten te leveren is te onderscheiden van de overige in de overeenkomst opgenomen toezeggingen.

Vanaf verslagjaar 2022 dient bij omzetverantwoording derhalve te worden nagegaan of sprake is van een afzonderlijke prestatieverplichtingen, die op haar beurt afzonderlijk moeten worden verwerkt. Voorbeelden van bovenstaande die de RJ nader heeft beschreven zijn bijvoorbeeld opties van afnemers op bijkomende goederen of diensten, een verstrekte garantie waarvoor de afnemer een dienst ontvangt of een financiering die is verstrekt aan of is verkregen van de afnemer.

Opbrengstverantwoording: transactieprijs

De omvang van een opbrengst werd tot op heden omschreven als de reële waarde van de tegenprestatie. In de aangepaste verslaggevingsregels wijzigt dit naar het bedrag waarop de rechtspersoon verwacht recht te hebben in ruil voor het overdragen van toegezegde goederen of diensten, aangeduid als de  transactieprijs. 

In geval sprake is van meerdere prestatieverplichtingen in een overeenkomst, dient de totale transactieprijs aan de prestatieverplichtingen toe te worden gerekend naar rato van de waarde van de prestatieverplichtingen.

Ook indien in de verkoop variabele vergoedingen, financieringscomponenten of vergoedingen aan afnemers van goederen en diensten worden overeengekomen, dient geanalyseerd te worden of de opbrengstverantwoording hiervan anders moet zijn dan in het verleden het geval was.

Presentatie onderhanden projecten

Naast de wijzigingen in RJ 270 heeft de RJ een wijziging doorgevoerd met betrekking tot de post “Onderhanden projecten”. Deze wijziging ziet toe op de presentatie van onderhanden projecten in zowel de balans als de winst-en-verliesrekening.

De mogelijkheid om onderhanden projecten in de balans als één gesaldeerde post te presenteren is vanaf verslagjaar 2022 niet meer toegestaan. Projecten met een debetstand moeten worden verwerkt als een actief en projecten met een creditstand als een verplichting. Het balanstotaal van de onderneming kan derhalve toenemen als gevolg van deze wijziging; mogelijk heeft dit ook impact op de toepassing van de groottecriteria.

Projectopbrengsten moeten vanaf verslagjaar 2022 in de winst-en-verliesrekening als netto-omzet worden gepresenteerd, de optie om deze als “Wijziging in onderhanden projecten” te presenteren vervalt. Deze wijziging heeft geen effect op de toepassing van de omvangscriteria.

Overgangsbepalingen

De overgang per 1 januari 2022 is een stelselwijziging, die in beginsel retrospectief moet worden verwerkt (inclusief aanpassing van de vergelijkende cijfers). Om de overgang te vereenvoudigen geeft de RJ echter de volgende keuzemogelijkheden:

  • Prospectief verwerken: de nieuwe richtlijnen gelden alleen voor overeenkomsten aangegaan op of na 1 januari 2022;
  • Gedeeltelijk prospectief verwerken: de wijzigingen worden toegepast op overeenkomsten die zijn aangegaan na een door de rechtspersoon te kiezen datum die ligt voor 1 januari 2022; of
  • Volledig retrospectief verwerken (inclusief aanpassing vergelijkende cijfers).

De wijze waarop de overgang wordt verwerkt moet eveneens worden toegelicht in de jaarrekening.

Wij kunnen ons voorstellen dat deze wijzigingen vragen bij u oproepen. Wij helpen u dan ook graag om de mogelijke gevolgen voor de jaarrekening van uw onderneming in kaart te brengen.

(Bron: HLB)

Hoe verwerk je subsidie in de jaarrekening?

Overheidssubsidies zoals de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) zijn een veelbesproken onderwerp in deze coronatijd. Hoe presenteer je de subsidie in de jaarrekening? Moet je dit verwerken als omzet of dien je dit in mindering te brengen op de kosten? Is er een keuzemogelijkheid of is de aard van de subsidie bepalend voor de verwerking? In dit artikel gaan we nader in op de exploitatiesubsidies. De andere subsidies komen de volgende keer aan bod.

Soorten subsidies

Hoe de subsidie in de jaarrekening wordt verwerkt is afhankelijk van het soort subsidie. Er zijn vier soorten overheidssubsidies: de exploitatiesubsidie, de financieringsfaciliteit, het ontwikkelingskrediet en de investeringssubsidie. Exploitatiesubsidies zijn:

  • subsidies voor bestedingen die in het jaar van besteding als kosten worden beschouwd
  • of subsidies voor bepaalde gederfde opbrengsten of voor exploitatietekorten in het algemeen

Exploitatiesubsidie

Exploitatiesubsidies dienen in de winst -en verliesrekening van het jaar te worden verwerkt. Er zijn twee mogelijkheden:

  • je brengt de ontvangen subsidies in mindering op de kosten
  • of je verwerkt de subsidie als omzet

De aard van de subsidie kan bepalend zijn voor welke manier je kiest. Uiteindelijk gaat het om het inzicht in de jaarrekening (artikel 2: 362 BW titel 9). Hieronder leggen we uit hoe de subsidie zou kunnen worden verwerkt door middel van een aantal voorbeelden.

Alle voorbeelden hieronder zijn van toepassing bij een BV (in ieder geval).

NOW-subsidie in de jaarrekening verwerken

De NOW-uitkering is een tegemoetkoming in de loonkosten. Vanuit dit oogpunt is het logisch om de uitkering in mindering te brengen op de loonkosten. Maar zijn er nog andere argumenten? Laten we even stilstaan bij het volgende voorbeeld.

Een horeca-ondernemer ontvangt in 2020 een NOW-voorschot van € 48.000 (afgerond). In 2020 bedragen de loonkosten € 280.000 exclusief NOW-voorschot. De NOW-uitkering kan op twee manieren worden verwerkt, in mindering op de kosten of als omzet. Bij de eerste manier worden de loonkosten voor € 232.000 in de winst -en verliesrekening gepresenteerd. Bij de tweede manier verwerk je de subsidie van € 48.000 als omzet en bedragen de loonkosten € 280.000. De tweede presentatiewijze maakt het eenvoudiger inzicht te krijgen in de brutobedragen van de tegemoetkoming en de loonkosten. Bovendien kan je de loonkosten van 2020 eenvoudiger vergelijken met 2019.

Subsidie van de gemeente

Er zijn ook subsidies voor gederfde opbrengsten of voor exploitatietekorten in het algemeen. Een voorbeeld is dat bedrijven subsidie van de gemeente krijgen voor het organiseren van activiteiten die een bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij. Het onderstaande voorbeeld maakt dit duidelijk.

Een bedrijf heeft als doel om de samenleving van de inwoners in een gemeente te bevorderen door sportieve activiteiten te organiseren. Hiervoor ontvangt het bedrijf € 3.300 subsidie in 2020. De inschrijfkosten bedragen € 1 per aanmelding. In totaal hebben 200 inwoners zich aangemeld. De exploitatiekosten bedragen € 3.300.

Methode 1: verwerken als omzet

Totale omzet                                                  € 3.500 (€ 200 + € 3.300)
Totale exploitatiekosten                         € 3.300 -/-

Resultaat                                                         € 200

Methode 2: in mindering op de kosten

Totale omzet                                                  € 200
Totale kosten                                                 € 0         -/-

Resultaat                                                         € 200

Door methode 2 toe te passen lijkt het alsof er geen kosten zijn gemaakt, terwijl er wel degelijk kosten zijn gemaakt. In dit geval ligt het voor de hand om de subsidie als omzet te verwerken in de winst -en verliesrekening.

(Bron: Alfa)

Jaarrekening helpt bij het rondkrijgen van financiering

Met een jaarrekening zullen ondernemingen relatief sneller een lening kunnen krijgen dan zonder. Dat is in coronatijd goed om in het achterhoofd te houden. Dat gebeurt uiteraard alleen als uit de gegeven informatie blijkt dat er sprake is van een gezonde onderneming. De jaarrekening heeft dan ook een tweeledig belang: informeren en profileren.

Zeker in deze economisch moeilijke tijden door de coronacrisis, doen ondernemingen er alles aan om overeind te blijven. Financiering, of die nu komt in de vorm van overheidssteun, of via leningen en kredietverstrekking, is soms onontbeerlijk om faillissement te voorkomen. Ondernemingen kunnen hun jaarrekening gebruiken als troefkaart voor financiering. Veel rechtspersonen zijn sowieso verplicht een jaarrekening te deponeren. Vanuit de internationale literatuur wordt gesproken over twee doelstellingen van de jaarrekening:

  • Stewardship (rekenschapsfunctie): bestuurders moeten eigenlijk laten zien wat zij met het voor hen ter beschikking staande geld hebben gedaan. Met andere woorden, hoe hebben zij gepresteerd?
  • Decision usefulness: dit betreft de nuttigheid van het jaarverslag in het bepalen van de toekomstige genereerbaarheid van de onderneming. Of anders gezegd, is het nuttig om hierin te investeren?

Spelregels nodig voor het opstellen van de jaarrekening

Deze twee vormen van informatie maken wel bepaalde spelregels noodzakelijk voor het opstellen van de jaarrekening, zodat geen appels met peren worden vergeleken. Anders zou elke onderneming zomaar kunnen roepen dat ze een omzet heeft van € 3 miljoen, zonder dat daar een goede en heldere onderbouwing aan ten grondslag ligt. De spelregels zijn zowel internationaal als nationaal vastgelegd. Gelukkig is er geen strak keurslijf van regels waarvan een ondernemer niet mag afwijken. Want ondanks de internationale invloeden heeft Nederland nog steeds een eigen positie met eigen vastlegging in het Burgerlijk Wetboek.

Jaarrekening geeft breed aanvaard financieel inzicht

Op grond van de wettekst voor rechtspersonen geeft de jaarrekening volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd zo’n goed inzicht dat bijvoorbeeld banken of andere investeerders een verantwoord oordeel kunnen vormen over het vermogen en het resultaat, en voor zover zichtbaar uit de  jaarrekening, over de solvabiliteit en de liquiditeit van de onderneming. Het grote voordeel van uniforme regelgeving is het positieve effect op de vergelijkbaarheid. Doordat de wetgever voor de diverse posten in de jaarrekening het aantal verwerkingswijzen heeft beperkt, is het mogelijk om jaarrekeningen met elkaar te vergelijken. Juist omdat de jaarrekening een betrouwbare status heeft met gedegen informatie, is het een prachtig instrument voor de ondernemer om zich te profileren en geld binnen te halen via kredietverstrekkers. Banken vertrouwen namelijk op een consistent stelsel van grondslagen van waardering en resultaatbepaling dat aan de basis ligt van iedere jaarrekening die volgens de geldende regelgeving opmaakt. Gebruik de jaarrekening dan ook als visitekaartje van de onderneming om gemakkelijker financiering rond te krijgen!

(Bron: Rendement)

Gevolgen coronacrisis voor de jaarrekening en de accountantsverklaring

Nu de corona

crisis ook in Nederland enorme consequenties heeft, zijn er ook gevolgen voor de inhoud van de jaarrekening (en het bestuursverslag), de wijze van totstandkoming ervan en de accountantsverklaring die erbij wordt verstrekt. Deze toelichting benoemt – kort – enkele relevante onderwerpen in dat kader.

Jaarrekening en bestuursverslag

Voor jaarrekeningen die betrekking hebben op het kalenderjaar 2019, zal het coronavirus niet leiden tot een andere verwerking en waardering van activa en passiva. Het coronavirus geeft namelijk geen nadere informatie over de situatie per balansdatum. Dat kan uiteraard anders liggen  wanneer de onderneming belangrijke activiteiten heeft (al dan niet via een deelneming) in gebieden die al in 2019 door het coronavirus zijn getroffen.

Dat betekent dat het coronavirus uitsluitend wordt toegelicht onder de ‘Gebeurtenissen na balansdatum’ in de jaarrekening. Tevens worden in het bestuursverslag de belangrijkste risico’s en onzekerheden met betrekking tot het coronavirus toegelicht.

De snelle ontwikkelingen met betrekking tot het coronavirus leiden continu tot nieuwe inzichten en maatregelen. Dat kan betekenen dat tussen het moment van het opmaken (dateren) van de jaarrekening (en het afgeven van de accountantsverklaring) en het moment waarop de jaarrekening wordt vastgesteld door de algemene vergadering, nieuwe feiten en omstandigheden blijken die aanpassing van de jaarrekening vragen. Dit vereist tijdig en zorgvuldig overleg tussen het management en de accountant. Van belang is dat de jaarrekening een getrouw beeld van vermogen en resultaat blijft geven, inclusief een toelichting op de gebeurtenissen na balansdatum.

Accountantsverklaring

De coronacrisis kan ook consequenties hebben voor de accountantsverklaring. Daarbij maakt het nauwelijks uit of een controle-, beoordelings- of samenstellingsverklaring wordt afgegeven. De meest voorkomende situaties zijn de volgende:

  • wanneer de crisis leidt tot ernstige onzekerheid over de continuïteit, is de accountant verplicht hieraan in de verklaring aandacht te besteden. De accountant verwijst daarbij naar de toelichting op de continuïteitsonzekerheid in de jaarrekening;
  • wanneer sprake is van significante gebeurtenissen na balansdatum (bijvoorbeeld waardeverminderingen van activa als gevolg van de coronacrisis) zal de accountant in een toelichtende paragraaf aandacht besteden aan de situatie;
  • er kan zich ook een situatie voordoen dat de accountant onvoldoende controle-bewijsmateriaal kan verkrijgen. Bijvoorbeeld omdat bepaalde locaties van de klant niet bezocht kunnen worden of buitenlandse accountants die worden ingeschakeld geen informatie kunnen verkrijgen of verstrekken. Dat kan mogelijk leiden tot een niet-goedkeurende controleverklaring omdat de accountant geen oordeel kan geven over de jaarrekening;

De coronacrisis leert ons dat er dagelijks sprake is van (soms majeure) wijzigingen in het beleid van organisaties en de consequenties die dit heeft. Dat heeft ook gevolgen voor de jaarrekening en de rol die de accountant daarbij speelt. Van belang voor het management is om tijdig en continu te overleggen met de accountant om te bereiken dat de jaarrekening – ook met de gevolgen van de coronacrisis – een getrouw beeld geeft van de situatie waarin de onderneming verkeert.

(Bron: Mazars)

De effecten van het coronavirus op de jaarrekening 2019

Het was waarschijnlijk niet het eerste waar u aan dacht tijdens de diverse persconferenties van premier Rutte, maar door de ontwikkelingen van de afgelopen periode heeft het coronavirus bij veel bedrijven en bij (maatschappelijke) organisaties een effect op de jaarrekening 2019. Als ondernemer/ bestuurder bent u op dit moment natuurlijk primair op de toekomst gericht. U wilt de schade beperken en het zoveel als mogelijk, al dan niet in aangepaste vorm, door laten gaan van de activiteiten. Toch is het van belang om ook stil te staan bij effecten op onder andere de jaarrekening en het bestuursverslag over 2019. Het goede nieuws is dat u het voorwerk hiervoor waarschijnlijk al grotendeels heeft gedaan, tijdens het treffen van de eerste (nood)maatregelen.  

Gebeurtenissen na balansdatum

Allereerst zult u zich misschien afvragen waarom de huidige crisis, met het tweede kwartaal van 2020 al in zicht, nog van belang is voor de jaarverslaggeving 2019. De cijfers over het boekjaar 2019 veranderen toch niet meer? Dat klopt! Maar de verslaggevingsrichtlijnen hechten veel belang aan het inzicht dat de jaarrekening geeft. 

Er zijn daarom regels opgenomen over belangrijke gebeurtenissen na balansdatum. Indien de situatie per balansdatum niet veranderd, maar de gebeurtenis wel belangrijk is voor het inzicht, moet deze worden opgenomen onder de toelichting in de jaarrekening. Omdat veel organisaties momenteel te maken hebben met het noodgedwongen staken van activiteiten en/of relatief grote vraaguitval, zal de pandemie voor veel organisaties kwalificeren als een gebeurtenis na balansdatum.

Impact-analyse 

Gelet op voorgaande is het voor vrijwel alle ondernemingen en organisaties noodzakelijk om een impact-analyse van de gevolgen van het virus op de organisatie en de activiteiten te laten maken. Houd hierbij niet alleen rekening met de impact op de eigen activiteiten, maar ook met de effecten voor belangrijke afnemers, leveranciers en andere stakeholders van uw organisatie. 

Zijn zij nog in staat om hun verplichtingen na te komen? Dit kan mogelijk impact hebben op uw business. Omdat er veel onzekerheid bestaat over de duur van deze crisis en de mate van sociale ‘lockdown’, is het daarom raadzaam om te werken met verschillende scenario’s en daarop gebaseerde liquiditeitsprognoses. 

Bestuursverslag

Een van de onderdelen van het bestuursverslag in de jaarrekening 2019 betreft de toekomstparagraaf. Hier dient een nadere toelichting te worden gegeven op de verwachtingen voor de komende periode. Het is bijna niet voor te stellen dat hier niet op zijn minst gerefereerd zal moeten worden aan de huidige pandemie. De uitkomsten van de impact-analyse vormen een goed vertrekpunt om deze toelichting op te stellen. 

Het is ook een kans om richting de relevante stakeholders te communiceren over de wijze waarop uw organisatie omgaat met de situatie en misschien wel extra activiteiten heeft ontplooid of juist tijdig maatregelen heeft getroffen om de financiële impact te minimaliseren.

Continuïteitsveronderstelling bij opmaken van de jaarrekening

De jaarrekening wordt normaliter opgesteld volgens het “going concern” beginsel. Dit betekent dat bij het opstellen van de jaarrekening ervan uit wordt gegaan dat de onderneming of organisatie haar activiteiten voort kan zetten zonder noodzaak (of intentie) tot het staken van de activiteiten. Het is aan het bestuur om bij het opstellen van de jaarrekening deze inschatting (expliciet) te maken. 

Normaliter zal deze beoordeling bij veel organisaties weinig meer om het lijf hebben dan het actualiseren of opstellen van de (meerjaren)begroting en liquiditeitsprognose voor de komende periode. Bij veel organisaties geldt dit niet bij het opstellen van de jaarrekening 2019. Het is immers duidelijk dat veel bedrijven en organisaties financieel hard worden getroffen door de uitbraak van het coronavirus.  

3 stappen

Samengevat, kunt u de volgende stappen zetten: 

  1. Opstellen impact-analyse (inclusief financiële vertaling naar liquiditeitsprognoses). 
  2. Het met behulp van de impact-analyse onderbouwen van de continuïteitsveronderstelling bij het opstellen van de jaarrekening 2019.
  3. Opnemen van een toelichting over het coronavirus in de jaarrekening en het bestuursverslag 2019.

(Bron: BDO)

RJ uitingen 2019; een update inzake externe verslaggeving

Introductie

In 2019 zijn er door de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) verschillende uitingen opgesteld die van invloed zullen zijn op de toekomstige verslaggeving van Flynth klanten. Om zowel klanten als collega’s van Flynth up to date te houden hebben we hier een kort overzichtsartikel gemaakt met de voorgestelde aanpassingen; in totaal 16 uitingen. We geven hier slechts een beknopt overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen.  Mocht u over deze RJ uitingen nog vragen hebben dan kunt u uiteraard contact opnemen met. De RJ-uitingen zelf zijn te vinden via de volgende link: https://www.rjnet.nl/uitingen/2019.

Kosten groot onderhoud ‘Materiële vaste activa’

In RJ-Uiting 2019-13 wordt uiteengezet dat het voor de verwerking van kosten van groot onderhoud aan materiële vaste activa niet langer is toegestaan om deze kosten direct in de winst-en-verliesrekening te verwerken. De mogelijkheden voor verwerking van kosten van groot onderhoud in de boekwaarde van het actief (componentenbenadering) of via de onderhoudsvoorziening blijven bestaan. De overgang van het direct verwerken in de winst-en-verliesrekening naar één van de twee andere verwerkingswijzen moet worden behandeld als een stelselwijziging. In RJ 212.805 is echter een overgangsbepaling opgenomen die het mogelijk maakt om de stelselwijziging prospectief te verwerken. Daarnaast geldt voor de overgang ‘kosten van groot onderhoud via een voorziening’ naar ‘kosten van groot onderhoud in de boekwaarde van het actief’ eveneens een verlicht overgangsregime; deze stelselwijziging op drie manieren kan worden verwerkt:

1. op retrospectieve wijze overeenkomstig hoofdstuk 140 Stelselwijzigingen;
2. op retrospectieve wijze vanaf voorgaand boekjaar;
3. op retrospectieve wijze vanaf het huidige boekjaar.

Verslaggeving van opbrengsten

Bij het verwerken van opbrengsten heeft de RJ gekeken naar IFRS 15 ‘Revenue from Contracts with Customers’. De RJ heeft geconcludeerd dat het volledig overnemen van de bepalingen van IFRS 15 in de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving niet wenselijk is vanwege de doelgroep in combinatie met de daarmee samenhangende implementatiekosten. De RJ heeft besloten tot het voorstellen van specifieke wijzigingen in de huidige hoofdstukken voor opbrengstverantwoording en deze Richtlijnen aan te vullen met nadere uitleg en voorbeelden. Zo is er een nadere invulling omtrent het identificeren van een ‘prestatieverplichting’.

Lease accounting

RJ-Uiting 2019-3 ligt in het verlengde van IFRS 16 en gaat in op de vraag of er sprake is van een lease overeenkomst. Een overeenkomst bevat een lease indien deze in ruil voor een vergoeding aan de wederpartij (de leverancier) de zeggenschap gedurende de overeengekomen gebruiksperiode over het gebruik van een geïdentificeerd actief aan de rechtspersoon (de afnemer) verleent.  Hiervan is sprake indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan: 

a) er is sprake van een geïdentificeerd actief;
b) de afnemer heeft gedurende de gehele gebruiksperiode het recht op vrijwel alle economische voordelen uit het gebruik van het geïdentificeerde actief; en
c) de afnemer heeft gedurende de gehele gebruiksperiode het recht om het gebruik van het geïdentificeerde actief te bepalen.

Tevens is een schema toegevoegd in de RJ-uiting om te bepalen of er sprake is van een lease. Het onderscheid financial en operational lease komt hiermee overigens niet te vervallen bij de RJ (in tegenstelling tot onder IFRS 16).

Overige Onderwerpen

Daarnaast worden er in de totaal 16 uitingen nog meer onderwerpen behandeld. Onderstaand slechts een greep uit de voorgestelde wijzigingen.

  • Voor de classificatie eigen danwel vreemd vermogen is door de RJ uiteengezet dat de classificatie van een financieel instrument als eigen vermogen of als vreemd vermogen in de enkelvoudige jaarrekening kan worden gebaseerd op de juridische vorm of op de economische realiteit van het instrument. De RJ heeft besloten op te nemen dat de aard van het financieel instrument dient te worden toegelicht indien de classificatie is gebaseerd op de juridische vorm en deze vorm afwijkt van de economische realiteit; 
  • Door de RJ is aangegeven dat IFRS 9, 15, 16 & IAS 19 integraal mogen worden toegepast.
  • De RJ zal de nieuwe wetgeving inzake Aandeelhoudersbetrokkenheid incorporeren. De belangrijkste wijzigingen hebben betrekking op (i) bezoldigingsbeleid; (ii) bezoldigingsverslag; en (iii) transacties met verbonden partijen; 
  • Voor zorginstelling geldt dat de verslaggeving moet worden verwerkt conform WTZi en RJ 655 worden gebracht; 
  • In de RJ zijn nieuwe suggesties aangebracht voor een verdere toelichting rondom diversiteitsbeleid in het bestuursverslag;
  • Er is een verdere specificatie rondom het gebruik van vreemde valuta, waarbij onder andere de mogelijkheid voor kleine en middelgrote rechtspersonen om altijd de baten en lasten om te kunnen rekenen tegen de slotkoers per balansdatum komt te vervallen;
  • Voorzieningen mogen gewaardeerd worden tegen nominale waarde of contante waarde van de uitgaven indien er sprake is van een behoorlijke tijdswaarde;
  • Latente belastingvorderingen dienen op een afzonderlijke regel onder de financiële vaste activa en/of onder de vlottende activa (vorderingen) opgenomen te worden;
  • Een toelichting op de relatie tussen de belastinglast- of bate en het resultaat voor belastingen wordt verplicht voor middelgrote en grote rechtspersonen en belangrijke afwijkingen ten opzichte van het effectieve belastingtarief moeten worden toegelicht.

(Bron: Flynth)