All posts in Onderwijs

VOG digitaal verkrijgbaar

Categories: Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor VOG digitaal verkrijgbaar

Vanaf medio mei is een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor iedereen digitaal te ontvangen. Tot op heden is de VOG alleen op papier te ontvangen. Deze ontwikkeling zorgt voor meer efficiency, met name voor werknemers en werkgevers in het onderwijs en de kinderopvang.

Screeningsautoriteit Justis introduceert deze nieuwe ontvangstmethode. Vanaf 20 maart 2024 wordt het digitaal ontvangen van een VOG in de Berichtenbox van mijnoverheid.nl gefaseerd uitgerold.

Bij het aanvragen van de VOG kan er voortaan gekozen worden tussen een digitale of papieren versie. De optie om de VOG toch op papier te ontvangen, blijft daarmee bestaan. Ook de prijs van het aanvragen van de VOG blijft hetzelfde. Een digitale VOG brengt voordelen met zich mee voor werknemers en werkgevers.. Een afgegeven VOG is digitaal sneller te bezorgen, duurzamer en makkelijker digitaal door te sturen naar de werkgever.

De digitale versie van de VOG kent onzichtbare, digitale echtheidskenmerken die de zichtbare echtheidskenmerken op de papieren versie, zoals het watermerk, vervangen. Via de validatietool van de Rijksoverheid met bijbehorende website is de VOG door werkgevers eenvoudig op echtheid te controleren.

De optie van digitale ontvangst wordt gefaseerd uitgerold zodat rekening kan worden gehouden met de capaciteit van de systemen van Justis. Dat gebeurt in vier fases gedurende twee maanden. Daardoor kan nog niet elke organisatie direct gebruik maken van de digitale VOG. De introductie van het digitaal aanvragen is afhankelijk van het nummer waarmee het KvK-nummer van uw organisatie start:

FaseStart faseAfronding fase
1: KvK start met 4, 8 of 920-3-20249-4-2024
2: KvK start met 0, 1 of 510-4-202423-4-2024
3: KvK start met 2 of 724-4-20247-5-2024
4: KvK start met 3 of 68-5-202421-5-2024

Bron: rijksoverheid.nl

Wetswijziging huisvestering PO

Categories: Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Wetswijziging huisvestering PO
  1. Zorgplicht binnenklimaat
  2. Renovatie
  3. Integraal huisvestingsplan (IHP) en meerjarenonderhoudsplan (MJOP)
  4. Investeringsmogelijkheid in huisvesting in het PO
  5. Duurzaamheid
  6. Financiering

Zorgplicht binnenklimaat schoolgebouwen

Vanuit verschillende gremia zijn zorgen geuit over de uitvoerbaarheid en met name de financierbaarheid. Een goed binnenklimaat vraagt om dure en complexe installaties. Zeker in oudere gebouwen. Door de wetgever wordt daarom naar aanleiding van de reacties gezocht naar andere manieren om het gesprek te gaan voeren dan via een wettelijk zorgplicht. Als voorbeeld wordt genoemd dat in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Bbl) verplicht zal worden gesteld dat schoolgebouwen uitgerust moeten worden met een CO2-meter.

Renovatie

Uit de reacties op de consultaties blijkt onduidelijkheid te bestaan over de definitie van renovatie en het onderscheid tussen renovatie en groot onderhoud. Geen van de voorstellen voor aanpassing van de definitie wordt overgenomen. Op dit punt wordt het wetsvoorstel dus niet aangepast.

IHP en MJOP

Naar aanleiding van de consultatie is het wetsvoorstel niet aangepast op het gebied van de termijn waarop een IHP betrekking moet hebben. Het blijft voorgeschreven voor gemeenten om elke 4 jaar een IHP op te stellen met in aanvulling daarop een doorkijk van 12 jaar. Voor deze termijn is gekozen omdat deze goed aansluit bij de beleidscyclus van gemeenten. Ook de termijn waar een MJOP betrekking moet hebben wordt niet aangepast. Dit is dezelfde termijn als die voor het IHP wordt gehanteerd.

Aandachtspunt: als een MJOP wordt gebruikt als basis voor een voorziening groot onderhoud op de balans is een horizon van 4 jaar met een doorkijk van 12 jaar niet toereikend. De horizon moet voor elke onderhoudscomponent minimaal 1 onderhoudscyclus moet bevatten. Dat zal in de praktijk betekenen dat de horizon van een MJOP vaak 30-40 jaar zal zijn.

De reactie op de consultaties geeft daarnaast aan dat het gemeenten vrij staat om in het IHP ook kinderopvang en dergelijke voorzieningen op te nemen en om in te gaan op een visie op inclusieve huisvesting. Aanpassing van het wetsvoorstel op deze punten is daarom niet nodig.

Investeringsmogelijkheden PO

In de reacties op het wetsvoorstel is een paar keer benoemd dat de mogelijkheid voor PO-instellingen om in huisvesting te investeren een risico met zich meebrengt dat deze investeringen ten koste gaan van investeringen in de kwaliteit van het onderwijs. De veronderstelling van de wet is echter dat dit risico voldoende wordt ondervangen door de regel dat investeringen in huisvesting alleen mogen worden gedaan als sprake is van een overschot op de besteding van de onderwijsmiddelen. De mogelijkheid om in huisvesting te investeren geldt overigens alleen voor onderwijsinstellingen die een deel van hun lumpsum hier voor mogen inzetten. Het is niet toegestaan dat ook bedrijven in onderwijshuisvesting gaan investeren.

Een ander risico dat wordt benoemd is dat gemeenten nu claims kunnen leggen op de budgetten van schoolbesturen ten behoeve van onderwijshuisvesting. Hierbij wordt benadrukt dat het de primaire verantwoordelijkheid van gemeenten blijft om te zorgen voor passende onderwijshuisvesting. Schoolbesturen kunnen niet gedwongen worden om (ook) te investeren.

Duurzaamheid

Verschillende consultatiereacties merken een gebrek op aan aandacht voor verduurzaming, klimaatroutes en milieuregelingen. Bevestigd wordt dat dit wetsvoorstel hier geen betrekking op heeft. Er wordt verwezen naar BZK die in andere trajecten aan dergelijke onderwerpen werkt.

Financiering huisvesting

Een veel gehoorde reactie op het wetsvoorstel is de constatering dat de budgetten voor huisvesting te laag zijn en verhoogd moeten worden. Als reactie op deze constateringen wordt gesteld dat in het wetsvoorstel geen aanvullende eisen aan de kwaliteit van de huisvesting worden gesteld. Alleen dat een IHP en een MJOP opgesteld moeten worden. Het valt daarom buiten dit wetsvoorstel om budgetten voor gemeenten of onderwijsinstellingen te verhogen. Een vergelijkbaar argument geldt voor voorstellen om een deel van de budgetten te gaan oormerken voor onderwijshuisvesting. Dat betekent een stelselwijziging in de bekostiging. Ook dat valt buiten de reikwijdte van het wetsvoorstel.

Wat gaat er nu nog gebeuren?

Het aangepaste wetsvoorstel wordt nu eerst aangeboden aan de Raad van State voor advies van dat orgaan. Daarna zal het voorstel in de Tweede en Eerste Kamer behandeld worden. De beoogde inwerkingtreding is nog altijd 1 januari 2025.

(Bron: Van Ree)

Bestuurders en toezichthouders hebben belangrijke rol bij het voorkomen en aanpakken van fraude in het onderwijs

Categories: Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Bestuurders en toezichthouders hebben belangrijke rol bij het voorkomen en aanpakken van fraude in het onderwijs

De belangrijkste tips voor fraudebewustzijn en risicomanagement in het onderwijs? ‘Erken dat het risico op fraude bestaat. Laat je informeren, ga het gesprek aan. Kom je tot de conclusie dat de kennis niet toereikend is? Laat je bijscholen of haal de kennis in huis.’  

Dat zijn in een notendop de adviezen die Marianne van Kimmenade van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) en Martijn Hengeveld van Flynth gaven aan toezichthouders en bestuurders tijdens het plenaire gedeelte van een ronde tafelsessie. Deze sessie werd door Flynth georganiseerd voor bestuurders en toezichthouders in het onderwijs.   

‘Op die bijeenkomst deelden we onze kennis en ervaring’, vertelt Martijn. Hij is senior specialist compliance en extern accountant bij Flynth. ‘Bestuurders en toezichthouders hebben een belangrijke rol in het voorkomen en aanpakken van fraude. Daar zijn ze zich soms wel, maar niet altijd ten volle bewust van. Het was leuk om in de ronde tafelgesprekken te horen hoe de deelnemers daar mee bezig zijn’, vult Marianne aan. Zij is senior beleidsadviseur fraude/publieke sector bij de NBA. 

Wat is fraudebewustzijn? 

‘We begonnen met de theorie. Want fraude en corruptie, wat zijn dat eigenlijk? We lieten zien dat fraude meer is dan het plunderen van een bankrekening. Het is ook een directeur die medewerkers ziekmeldt, terwijl ze niet ziek zijn en zichzelf laat uitbetalen uit de vervangingspoule’, zegt Martijn. ‘Of een opdracht gunnen aan een leverancier op basis van een vriendendienst, terwijl die duurder is dan de concurrentie’, gaat Marianne verder. ‘En vergeet de spookfacturen niet, waarbij je misschien zonder dat je het door hebt, betaalt voor diensten die helemaal niet zijn afgenomen.’ 

Dit soort voorbeelden leidden tot een levendig gesprek. Want een bestuurder of toezichthouder die een tijdje in het vak zit, kent de verhalen. Is het niet uit eigen ervaring, dan is het wel uit het nieuws. 

Voorbeeldfunctie

‘Vanuit die voorbeelden zetten we de stap naar de rol van bestuurders en toezichthouders’, zegt Marianne. ‘Het is belangrijk dat je als bestuurder of toezichthouder laat zien dat je het voorkomen van fraude belangrijk vindt. Dat je beseft dat je een voorbeeldfunctie hebt. Niet alleen in gedrag, maar ook in hoe je handelt als er iets gebeurt. Laat je een fraudegeval lopen? Dan zet je de deur open voor iedereen. Dus je moet mensen erop aanspreken. Dat zijn moeilijke gesprekken, want misschien zit iemand privé wel diep in de problemen.’ 

Fraudedriehoek

De meeste mensen staan ’s ochtends niet op met de gedachte om eens lekker fraude te plegen. Maar er zijn wel situaties waardoor mensen een groter risico vormen. Het is belangrijk om die risico’s in beeld te hebben en daar tijdig maatregelen op te nemen. ‘De fraudedriehoek is een bekend model dat criminoloog Donald Cressey in 1973 introduceerde. Hij stelt dat er veelal drie ingrediënten aanwezig zijn die de kans op fraude vergroten: druk, rationalisatie en gelegenheid.’ 

‘Een gelegenheid is een bankpas die samen met de pincode in een laatje ligt en niet in een kluis’, legt Martijn uit. ‘En druk ontstaat bijvoorbeeld als bij een medewerker loonbeslag is opgelegd of als hij of zij dreigt te worden ontslagen. En rationalisatie is het voor jezelf goedpraten van fraude: ik werk zo hard en krijg niet de waardering die ik verdien.’ 

Weet wat je te doen staat

De fraudedriehoek helpt om risico’s binnen de organisatie in beeld te brengen, te bespreken en passende preventieve voorzorgsmaatregelen te nemen. Of het zo te organiseren dat fraude eerder gedetecteerd wordt. En als het dan misgaat, is er het frauderesponsplan.  

Martijn: ‘Ik zit bij Flynth in het fraude- en corruptieteam. En het gebeurt nog wel eens dat ik word gebeld, omdat een bestuurder in paniek is en zich afvraagt wat te doen. Als je daar van tevoren over nadenkt, kun je teruggrijpen op het plan. Dan weet je wat je te doen staat. En als binnen de organisatie bekend is welk gedrag niet wordt getolereerd en tot consequenties leidt, heeft dat ook een preventieve werking.’ 

De ronde tafelsessie was een goed bestede ochtend. ‘Het waren open gesprekken over integriteit en ethisch gedrag. De deelnemers deelden praktijkvoorbeelden en tips met elkaar, waar ze gelijk mee aan de slag kunnen’ aldus Marianne en Martijn.  

(Bron: Flynth_)

Btw-vrij detacheren in het onderwijs: Update en nieuwe mogelijkheden

Categories: Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Btw-vrij detacheren in het onderwijs: Update en nieuwe mogelijkheden

Onderwijsinstellingen kunnen onder bepaalde voorwaarden onderwijzend personeel BTW-vrij detacheren. Het ministerie van Financiën heeft onlangs een uitbreiding van die vrijstelling gemeld, zoals de detachering aan een samenwerkingsverband passend onderwijs.

Detachering en BTW

In principe leidt het detacheren van personeel tot omzetbelasting (BTW). Echter, onder bepaalde voorwaarden kan deze BTW-heffing achterwege blijven. Die voorwaarden waren terug te vinden in het Besluit ter Beschikking Stellen van Personeel van de Staatssecretaris van Financiën uit juli 2022.

Nieuwe goedkeuringen voor BTW-vrijstelling

In juni 2024 heeft de Staatssecretaris van Financiën het besluit geactualiseerd. Enkele belangrijke updates zijn:

  1. Detachering in Passend Onderwijs: Het ministerie heeft nu ook in het besluit vastgelegd dat het mogelijk is om detachering te beschouwen als een nauw met het onderwijs samenhangende dienst. Hierdoor kan de BTW-vrijstelling ook worden toegepast binnen detachering aan passend onderwijs.
  2. Uitlenen van Artsen in Opleiding: Nieuw is de goedkeuring voor het uitlenen van artsen in opleiding aan een medisch specialistisch bedrijf.
  3. Vakinhoudelijke Ondersteuning: In het onderwijs kan nu ook het detacheren van personeel dat vakinhoudelijke ondersteuning biedt, vrijgesteld van BTW plaatsvinden. Dit geldt eveneens voor ambulante begeleiders van kinderen met een functionele beperking.

Onduidelijkheden en Advies

De voorwaarden in het Besluit ter Beschikking Stellen van Personeel kunnen ertoe leiden dat de terbeschikkingstelling toch tot BTW-heffing leidt. In dat geval kunt u mogelijk gebruikmaken van andere methoden om BTW-heffing te voorkomen. De staatssecretaris van Financiën vermeldt zelf de regeling ‘fiscale eenheid BTW’. De voorwaarden van die regeling zijn echter niet helemaal eenduidig. Daarom adviseren wij om een samenwerking (contractueel) zo vorm te geven dat de BTW-heffing ook zonder toepassing van de regeling fiscale eenheid BTW achterwege blijft.

(Bron: Flynth)

UBD (renseignering uitbetaalde bedragen aan derden) voor 1 februari 2024 indienen!

Categories: Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor UBD (renseignering uitbetaalde bedragen aan derden) voor 1 februari 2024 indienen!

Art. 10.8 Wet IB 2001 creëert de mogelijkheid om bepaalde groepen administratieplichtigen te verplichten gegevens en inlichtingen te verstrekken aan de Belastingdienst. Tot voor kort waren dat bijvoorbeeld banken, verzekeraars, pensioenuitvoerders etc. Met ingang van 1 januari 2022 bestaat deze renseigneringsverplichting in de inkomstenbelasting ook voor inhoudingsplichtigen (opgaaf uitbetaalde bedragen aan derden, de UBD) en collectieve beheersorganisaties (cbo’s)[1]. Uitbetaalde bedragen aan derden in 2023 moeten voor 1 februari 2024 worden gemeld bij de Belastingdienst.

Inhoudingsplichtigen
Dat is de werkgever (of uitkeringsinstantie) met een loonheffingennummer die aangifte loonheffing doet op grond van een aangiftebrief voor één of meer aangiftetijdvakken van het lopende of komende jaar. Als jouw klant geen inhoudingsplichtige is, dan is deze regeling niet op hem/haar van toepassing. Er bestaat dan ook geen verplichting om eigener beweging melding te doen van betalingen aan derden; alleen als de Belastingdienst daarom verzoekt (zie de artikelen 47 e.v. AWR). Een particulier is geen administratieplichtige en daarom nooit verplicht om te antwoorden op vragen om informatie voor de belastingheffing van derden.

Uitbetaalde bedragen aan derden
Doelstelling is dat inkomsten die doorgaans behoren tot het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden moeten worden gemeld. Denk aan freelancers voor schoonmaken, onderhoud, kluswerkzaamheden, betalingen aan sprekers en auteurs. Om tot deze ‘doelgroep’ te komen, is sprake van een opsomming van betalingen die niet onder de renseigneringsverplichting vallen. Valt een betaling niet onder deze opsomming, dan moet er dus wel worden gemeld!

Niet melden:

  • Betalingen voor werkzaamheden/diensten verricht als werknemer (artiest of buitenlandse beroepssporter)[2]
  • Werkzaamheden die worden verricht als vrijwilliger[3] en onder de normbedragen van de vrijwilligersvergoedingen vallen[4]
  • Vergoedingen aan erfgenamen voor een auteursrecht of naburig recht[5] en tot slot:
  • Werkzaamheden en diensten waarvoor een factuur met omzetbelasting is uitgereikt.

Het is natuurlijk de bedoeling om ondernemers in de inkomstenbelasting uit te zonderen; deze groep is al bekend bij de Belastingdienst en betalingen aan deze groep hoeven dan niet via een renseigneringsverplichting bij de Belastingdienst aangeleverd te worden.

Het is en blijft opmerkelijk dat de groep ‘ondernemers in de inkomstenbelasting’ wordt geselecteerd door dit te koppelen aan een factuur met omzetbelasting, oftewel de ondernemers in de omzetbelasting die belaste prestaties verrichten.

Er zijn natuurlijk ook ondernemers in de inkomstenbelasting die binnen de omzetbelasting vrijgestelde prestaties verrichten (o.a. medische sector, onderwijs etc.) Helaas: ook deze vallen onder de renseigneringsverplichting UBD. De betaling aan bijvoorbeeld een externe praktijkondersteuner van een huisarts of een zzp-leraar voor de klas, moet dus wel worden gemeld.

Ook zorgaanbieders moeten voldoen aan renseigneringsplicht, aldus de staatssecretaris van Financiën in antwoord op Kamervragen. Het is wel mogelijk dat de zorgaanbieder (en natuurlijk geldt dat ook voor andere inhoudingsplichtigen met renseigneringsverplichting) in overleg met de Belastingdienst kan gaan om maatwerkafspraken te maken voor het aanleveren van de opgave.

Nog even terugkomen op de btw op de factuur. Ook ondernemers die gebruikmaken van de KOR vermelden geen btw (of € 0 euro btw) op de factuur. Een factuur waarop € 0,- btw is opgenomen wordt gelijkgesteld met ‘geen vermelding van btw op de factuur’. Bij btw verlegd heeft de Belastingdienst aangegeven dat betalingen aan een natuurlijke persoon die een factuur met btw verlegd heeft uitgereikt niet gemeld hoeven te worden[6].

Derden
Een ‘derde’ is altijd een natuurlijke persoon. Een betaling aan een rechtspersoon valt niet onder de renseigneringsverplichting. Een betaling aan een samenwerkingsverband ook niet. In het Handboek Loonheffingen wordt gemeld dat geen opgaaf van uitbetaalde bedragen aan derden hoeft te worden gedaan voor: “betalingen/verstrekkingen aan zogenaamde niet-natuurlijke personen (zoals een vof, maatschap, stichting, vereniging of vennootschap)”.

Uitbetaalde bedragen
Het gaat om de in 2023 uitbetaalde bedragen. Als een factuurdatum in 2023 ligt, maar de betaling plaatsvindt in 2024, dan loopt deze mee in de UBD voor het jaar 2024 (met melding voor 1 februari 2025). Op de opgaaf moet ook de datum worden opgenomen waarop de bedragen zijn betaald. Een uitbetaald bedrag kan ook in de vorm van een betaling in natura plaatsvinden. Bepalend is dan de waarde in het economische verkeer (de prijs die iemand normaal zou betalen voor de beloning in natura). Uiteraard mag in overleg met de inspecteur ook per betaling een opgaaf in het jaar zelf worden gedaan en hoeft niet ‘gewacht’ te worden tot eind januari van het volgende jaar om alle betalingen ‘opgespaard’ in één melding te doen.

Bsn-nummer
Bij de opgaaf (UBD) moet het burgerservicenummer van de ‘derde’ worden opgenomen (naast NAW-gegevens en geboortedatum). Deze verplichting volgt uit de wettelijke regeling. De uitbetaler moet zich ‘vergewissen’ dat het bsn hoort bij degene aan wie wordt betaald. Deze vergewisplicht is vormvrij zolang dit zorgvuldig gebeurt. Een kopie van een ID-bewijs kan daarbij dienst doen.

Uitzonderingen
De inspecteur kan een uitzondering verlenen op de plicht om gegevens en inlichtingen te verstrekken. Artikel 22a, zesde lid, UB IB bepaalt dat dit kan als:

  • naar het oordeel van de inspecteur het belang van ontvangst van de gegevens en inlichtingen niet opweegt tegen de inspanning van verstrekking daarvan;
  • naar het oordeel van de inspecteur de administratieplichtige tijdelijk niet of niet tijdig in staat is de gegevens en inlichtingen te verstrekken;
  • de gegevens en inlichtingen door de inspecteur zijn aangewezen als van verstrekking vrijgestelde gegevens en inlichtingen.

In de toelichting is aangegeven dat een dergelijke uitzondering bijvoorbeeld aan de orde kan zijn als de Belastingdienst geen belang heeft bij bepaalde gegevens omdat Nederland geen heffingsrecht heeft over de betreffende inkomsten. Er bestaat geen mogelijkheid voor een ontheffing voor betalingen van kleine bedragen.

(Bron: Full Finance)

Informatietool Arbeidsmarkttoelage primair en voortgezet onderwijs

Categories: Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Informatietool Arbeidsmarkttoelage primair en voortgezet onderwijs

De informatietool Arbeidsmarkttoelage primair en voortgezet onderwijs is gepubliceerd. In de informatietool voor 2024 staat hoeveel geld vestigingen en scholen komend jaar krijgen voor de arbeidsmarkttoelage voor scholen met onderwijsachterstanden. 

Update 10 januari 2024: De bijbehorende regeling is gepubliceerd.

De selectie van vestigingen is hetzelfde als in de schooljaren 2021–2022, 2022–2023 en het najaar van 2023. De beschikking volgt in maart.

(Bron: PO-raad)

Wat je moet weten over ANBI’s en andere organisaties zonder winststreven

Categories: ANBI (algemeen nut beogende instellingen), Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Wat je moet weten over ANBI’s en andere organisaties zonder winststreven

Ben je bijvoorbeeld lid van een kerk of een vereniging? Of ben je betrokken bij een stichting als donateur of als bestuurslid? Dan heb je te maken met een organisatie zonder winststreven. In een paar artikelen besteed ik aandacht aan diverse soorten organisaties zonder winststreven, zoals ANBI’s. Welke wettelijke verplichtingen hebben zij? En van welke fiscale voordelen kunnen die organisaties profiteren? Aan het eind van dit artikel vind je nog vier tips.

In mijn praktijk als accountant heb ik diverse stichtingen als klant. Sommige stichtingen functioneren als een gewoon bedrijf en zijn belastingplichtig voor de omzetbelasting, de loonbelasting en de vennootschapsbelasting. Andere stichtingen worden aangemerkt als ANBI: Algemeen Nut Beogende Instelling. Daarnaast zijn er nog andere stichtingen die wel een goed doel nastreven maar een te beperkte groep van  gebruikers hebben, zodat ze niet in aanmerking komen voor de ANBI-status.

De ANBI-status verkrijgen: de voor- en nadelen

Om als instelling, waaronder een stichting of vereniging, in aanmerking te komen voor een ANBI-status moet die instelling zich nagenoeg geheel inzetten voor het algemeen belang. Een vereniging, zoals de plaatselijke voetbalclub, is meestal geen ANBI omdat het algemeen belang ontbreekt. Bepaalde verenigingen kunnen misschien wel als SBBI (sociaal belang behartigende instelling) worden aangemerkt. Over het onderscheid tussen een ANBI en een SBBI lees je de volgende keer meer.

De voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een ANBI te worden staan hier beschreven.

De voordelen voor een ANBI-instelling:

  • Een ANBI betaalt geen erfbelasting of schenkbelasting over erfenissen en schenkingen die zij ontvangt.
  • Als de ANBI zelf schenkingen doet in het algemeen belang, hoeft de ontvanger geen schenkbelasting te betalen.
  • Een ANBI komt in aanmerking voor teruggaaf van energiebelasting.
  • Vrijwilligers die voor een ANBI werken doen daarmee onder bepaalde voorwaarden een gift aan een ANBI.
  • Donateurs van een ANBI mogen hun giften aftrekken van de inkomsten- of vennootschapsbelasting. Voor donateurs van culturele ANBI’s geldt een extra giftenaftrek.

Verplichtingen van een ANBI

Een ANBI-instelling zijn brengt ook verplichtingen met zich mee. Zo moet een ANBI verplicht haar gegevens publiceren op een eigen website of op een gemeenschappelijke website, bijvoorbeeld een brancheorganisatie. Sinds 1 januari 2021 zijn grote ANBI’s verplicht om voor de publicatie van de gegevens gebruik te maken van standaardformulieren.

Grote ANBI’s zijn:

  • zij die actief geld werven onder derden en waarvan de totale baten in het desbetreffende boekjaar meer bedragen dan 50.000 euro
  • of die niet actief geld of goederen werven onder derden, als de lasten in het betreffende boekjaar meer dan 100.000 bedragen euro

Op de website van de Belastingdienst vind je de eerder genoemde standaardformulieren. Iedere ANBI moet binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een financiële verantwoording publiceren op haar website. Daarnaast moeten nog een aantal andere gegevens worden gepubliceerd. Deze zijn hier na te lezen. Je Alfa adviseur kan je hierbij ondersteunen.

Tip 1: Ingehouden dividendbelasting terugvragen

Van oorsprong zullen de meeste stichtingen om risico-overwegingen hun vermogen op de bank hebben staan. Momenteel is er sprake van beperkte rente als het vermogen op de bank al meer dan 100.000 euro is. Stichtingen gaan daarom nu zoeken naar alternatieve beleggingen en wellicht meer in aandelen beleggen. Als er dan dividend wordt uitgekeerd op die aandelen, wordt standaard vijftien procent dividendbelasting ingehouden. Als je organisatie niet belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting, kun je de ingehouden dividendbelasting terugvragen bij de Belastingdienst via deze procedure. Bij een jaarlijks dividend van 10.000 euro kun je hiermee 1500 euro ingehouden dividendbelasting terugkrijgen.

Tip 2: Energiekosten? Dan energiebelasting terugvragen

Als de instelling een pand in gebruik heeft en energie verbruikt, staat op de energienota ook energiebelasting vermeld. ANBI’s en andere bepaalde instellingen kunnen dan vijftig procent van de energiebelasting terugvragen. Afhankelijk van de energienota kan per jaar wel honderden tot misschien wel duizenden euro’s aan energiebelasting worden teruggevraagd.  

Tip 3: Check de ANBI-status

Op de site van de belastingdienst kan je zoeken of jouw organisatie ook een ANBI is, sinds wanneer en of zij ook een culturele ANBI zijn. Ook vind je welke organisaties in jouw woonplaats allemaal de ANBI-status hebben. Let op, op deze site wordt het huidige adres van de ANBI aangehouden als woonplaats. Bij bestuurswisselingen kan een ANBI in een bepaalde plaats niet meer zichtbaar zijn. Veelal is dit het woonadres van de secretaris.

Tip 4: Bezig met cultuur? Probeer een culturele ANBI te worden

Als een ANBI een culturele instelling is, kan deze de status ‘culturele ANBI’ krijgen. Om als culturele ANBI te worden aangemerkt moet de instelling voor minstens negentig procent actief zijn op cultureel gebied. Donateurs van culturele ANBI’s hebben een extra belastingvoordeel, omdat voor hen een giftenaftrek geldt van het bedrag van de gift, vermenigvuldigd met 1,25. Voorbeelden van culturele ANBI’s zijn instellingen die onder andere actief zijn in beeldende kunst, erfgoed (musea, historische verenigingen), dans, film, en theater. Je bent als organisatie dus ‘aantrekkelijker’ met een culturele status. Deze kan je aanvragen bij de Belastingdienst.

Verslaggeving

Op stichtingen en verenigingen is normaal gesproken Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing. Dit geldt echter niet voor commerciële stichtingen, maar daar gaat dit artikel niet over. Wettelijk gezien geldt voor stichtingen en verenigingen zonder winststreven alleen de algemeen geldende verplichting een administratie te voeren en jaarlijks een balans en een staat van baten en lasten op te stellen.

De jaarrekening van een ozw (Organisatie zonder winststreven) wordt meestal opgesteld voor het maatschappelijk verkeer (donateurs e.d.). Daarom is het van groot belang dat de organisatie op een transparante en verantwoorde wijze verslag doet van haar financiële activiteiten door de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (hierna: RJ) te volgen. Deze richtlijnen zijn: 

  1. RJ 640 (Organisaties zonder winststreven, algemene bepalingen voor alle ozw’s)
    Algemene richtlijn, bij baten vanaf 500.000 euro per jaar

En meer specifiek:

  1. RJK C1 (Kleine Organisaties zonder winststreven, geen fondsenwervende organisatie)
    Waarde van de activa minder dan 6.000.000 euro
    Baten per jaar niet meer dan 12.000.000 euro
    Gemiddeld aantal werknemers minder dan 50
     
  2. RJ 650 (Fondsenwervende instellingen, specifieke bepalingen voor de verslaggeving)
    Bijvoorbeeld specifieke regels omtrent de ontvangen baten (van particulieren, bedrijven, loterij-organisaties, subsidies e.d.)
    Baten vanaf 500.000 euro per jaar
     
  3. RJK C2 (Kleine fondsenwervende organisaties)
    Baten per jaar niet meer dan 500.000 euro

De financiële verantwoording van een stichting bestaat uit minimaal een balans en een staat van baten en lasten, beiden met vergelijkende cijfers van het vorige boekjaar en de toelichting daarop. Daarnaast is het opnemen van het bestuursverslag en een begroting meestal een verplichting die volgt uit de statuten van de stichting en die ook opgenomen dient te worden volgens bovenstaande richtlijnen. Het naleven van verslaggevingsvoorschriften is essentieel voor stichtingen om vertrouwen te wekken bij donateurs, subsidieverstrekkers en andere belanghebbenden. RJ640, RJ650, RJK C1 en RJK C2 bieden passende richtlijnen voor stichtingen van verschillende omvang en complexiteit. Door deze voorschriften nauwgezet te volgen, kunnen stichtingen niet alleen aan hun wettelijke verplichtingen voldoen, maar ook een helder en transparant beeld schetsen van hun financiële situatie en activiteiten. Het is raadzaam voor stichtingen om regelmatig de richtlijnen te raadplegen en zo nodig professioneel advies in te winnen om ervoor te zorgen dat ze op de juiste wijze verslag doen.

Tip vijf: Beoordeel of je de juiste Richtlijn toepast.

In de praktijk komt het wel eens voor dat RJ640 wordt toegepast, terwijl ook RJK C1 toegestaan is. RJ640 stelt zwaardere eisen aan het bestuursverslag dan RJK C1, dus wellicht is daarom een stelselwijziging naar RJK C1 te overwegen. Bij kleinere anbi is het te overwegen om de reguliere Richtlijen van de Jaarverslaggeving toe te passen, omdat voorgaande richtlijnen behoorlijke eisen stellen aan het opstellen van het jaarverslag.

Resultaatbepaling versus resultaatbestemming

De algemene regel is dat alle baten en lasten in de staat van baten en lasten verantwoordt worden. Nog niet bestede bedragen worden via de resultaatbestemming toegevoegd aan een bestemmingsfonds, een bestemmingsreserve of de algemene reserve. Het is niet toegestaan om ontvangsten rechtstreeks toe te voegen aan het eigen vermogen en gemaakte kosten rechtstreeks in mindering te brengen op het eigen vermogen. De baten en lasten van alle activiteiten van de stichting moeten zichtbaar zijn in de staat van baten en lasten.

Bestemmingsfonds versus Bestemmingsreserve

Een deel van het eigen vermogen kan zijn afgezonderd omdat daaraan een beperkte bestedingsmogelijkheid is gegeven dan gezien de doelstelling van de organisatie zou zijn toegestaan en deze beperking door derden is aangebracht. Een grote donateur kan bijvoorbeeld eisen dat zijn schenking alleen bestemd is voor doel X. Dit bedrag wordt dan toegevoegd aan een bestemmingsfonds.

Als de beperking niet door derden, maar door het bestuur zelf is aangebracht, dan wordt het afgezonderde deel aangeduid als bestemmingsreserve. Er kan bijvoorbeeld een bestemmingsreserve gevormd worden voor toekomstige grote investeringen als er een concreet investeringsvoornemen is.  

Let op: zowel het bestemmingsfonds als de bestemmingsreserve zijn onderdeel van het eigen vermogen en geen voorzieningen. Bij de resultaatbestemming vinden toevoegingen en onttrekkingen aan de bestemmingsreserves en bestemmingsfondsen plaats.

Tip zes: Werk met bestemmingsreserves

Door een deel van het resultaat toe te voegen aan een bestemmingsreserve ontstaat er een beter beeld van de overige (en vrije) reserves die de organisatie tot zijn beschikking heeft. Hierdoor kan je laten zien aan het maatschappelijk verkeer dat een deel van het eigen vermogen op termijn weer uit de organisatie vloeit.

Tip zeven: Werk met een continuïteitsreserve

Een continuïteitsreserve is een reserve die gevormd kan worden om financieel in staat te zijn om de activiteiten van de stichting voort te zetten als de inkomsten wegvallen. De hoogte van deze Continuïteitsreserve mag maximaal anderhalf keer de jaarlijkse exploitatiekosten bedragen volgens de norm van Goede Doelen Nederland. Voordeel van het werken met deze reserve is dat je laat zien aan het maatschappelijk verkeer dat je een verstandig financieel beleid voert, waarbij je de vrije reserves beperkt. Anders zou de indruk gewekt kunnen worden dat de stichting al voldoende eigen vermogen heeft, waardoor er minder donaties ontvangen worden.

(Bron: Alfa, aangepast)

Aanvullende bekostiging bij overgangsrecht vereenvoudiging bekostiging PO

Categories: Nieuws, Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Aanvullende bekostiging bij overgangsrecht vereenvoudiging bekostiging PO

Vanaf 2023 is de bekostiging vereenvoudigd. Om besturen te laten wennen aan de nieuwe budgetten, is er een overgangsregeling voor de jaren 2023 tot en met 2025. Voor besturen met grote leerlingenmutaties blijkt deze overgangsregeling echter een onbedoeld effect te hebben. Als dit onbedoelde effect forse negatieve gevolgen heeft voor een bestuur, ontvangt het hiervoor in 2024  aanvullende bekostiging.

Alleen besturen waarvoor de overgangsbekostiging in 2024 lager is dan in 2023, komen in aanmerking voor aanvullende bekostiging. Daarbij gelden de volgende grenzen:

  • Het negatieve verschil moet meer dan 1% van de bekostiging bedragen waarop de overgangsbekostiging is gebaseerd;
  • Het negatieve verschil in overgangsbekostiging moet groter zijn dan €25.000.

De hoogte van de aanvullende bekostiging is gelijk aan het verschil van de overgangsbekostiging in 2023 en in  2024 min 1% van de totale bekostiging waarop de overgangsbekostiging voor 2024 is gebaseerd. Besturen waarbij het negatieve verschil minder dan 1% bedraagt van de bekostiging waarop de overgangsbekostiging is gebaseerd, ontvangen geen aanvullende bekostiging. Dit omdat we ervan uitgaan dat schoolbesturen een verschil dat kleiner is dan 1% van de bekostiging waarop de overgangsbekostiging is gebaseerd, kunnen opvangen binnen hun bekostiging.

Aanvullende bekostiging voor 34 schoolbesturen

Er zijn 34 besturen die op basis van deze regeling aanvullende bekostiging ontvangen. Zij ontvangen deze aanvullende bekostiging vanaf januari 2024 in 12 maandelijkse termijnen. De aanvullende bekostiging is bedoeld voor kalenderjaar 2024. Voor kalenderjaar 2025 wordt nog bezien of een aanvullende bekostigingsregeling nodig is.

De effecten ontstaan op schoolniveau door grote leerlingenmutaties. De aanvullende bekostiging vindt echter plaats op bestuursniveau. We gaan  ervanuit dat de effecten op schoolniveau binnen een bestuur onderling kunnen worden opgelost. Onbedoelde positieve effecten in de overgangsbekostiging  worden niet gecorrigeerd.

(Bron: ministerie van OCW)

Uitbreiding signaleringswaarden financieel toezicht onderwijsinstellingen

Categories: Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Uitbreiding signaleringswaarden financieel toezicht onderwijsinstellingen

Voor het toezicht op financiële risico’s hanteert de onderwijsinspectie al enige tijd verschillende kengetallen. Voor deze kengetallen zijn signaleringswaarden bepaald. Om de jaarrekeningen over 2022 te beoordelen, zijn door de Onderwijsinspectie de kengetallen voor de liquiditeit uitgebreid. De bestaande differentiatie naar de omvang van de instelling is uitgebreid met de categorie ‘grootste instellingen’. Voor deze instellingen geldt een signaleringswaarde voor de liquiditeit (vlottende activa / vlottende passiva) van 0,5. Hieronder ziet u een overzicht van deze nieuwe signaleringswaarde:

Wat houdt klein, middel, groot en grootste in:

Kleine instellingen: betreft besturen met totale baten minder dan € 3 miljoen

Middelgrote instellingen: besturen met totale baten tussen € 3 en € 12 miljoen

Grote instellingen: besturen met totale baten tussen € 12 en € 25 miljoen

Grootste instellingen: besturen met totale baten meer dan € 25 miljoen

Deze signaleringswaarden zijn gericht op de detectie van financiële risico’s. Daarnaast wordt het kengetal gebruikt voor mogelijk bovenmatig publiek eigen vermogen gebruikt. Omdat dit kengetal niet gebruikt wordt voor het toezicht op risico’s, maar voor het toezicht op te hoge vermogensvorming, maakt deze geen deel uit van dit kader.

(Bron: Van Ree)

Effecten CAO PO en VO voor de jaarrekening 2023

Categories: Geen categorie, Onderwijs
Reacties uitgeschakeld voor Effecten CAO PO en VO voor de jaarrekening 2023

In de CAO akkoorden zijn de gevolgen van de inflatie goed zichtbaar. In het Primair en Voortgezet Onderwijs gaat het om met name:

  • de salarisverhoging van 10% per 1 juli 2023 en
  • een eenmalige uitkering per november 2023.

Deze salarisaanpassing en de toelage zijn pensioengevend. U vraagt zich daarom mogelijk af of u in de jaarrekening rekening moet houden met hogere reserveringen. Bijvoorbeeld door een reservering voor pensioenlasten op te nemen.

Pensioenuitvoerder

Voor het antwoord is de werkwijze van de pensioenuitvoerder (ABP) van belang. Hun uitleg:

  • We gaan voor uw pensioenopbouw uit van uw pensioengevend inkomen per 1 januari of van het moment dat u in dienst trad.
  • Een tussentijdse salarisverhoging of –verlaging telt mee voor het volgende jaar.
  • Als uw salaris hoger of lager wordt door een andere deeltijdfactor houden we daar rekening mee vanaf de datum van die wijziging.

De premie die u als werkgever over het jaar 2023 betaalt bestaat uit “premie-% x pensioengrondslag”. De pensioengrondslag betreft het vaste salaris per 1 januari 2023 en de tussentijdse verhogingen van 2022. De verhogingen van 2023 tellen mee in de grondslag van 2024.

Pensioenpremie

Hierdoor zou u kunnen denken, dat in nieuwe jaar pensioenpremie betaald zal gaan worden op basis van de salarisverhogingen in 2023. Zodat deze alvast in de jaarrekening gereserveerd zouden moeten worden. Dit is echter niet het geval. Wanneer u de over 2023 berekende pensioenpremie (volgens de beschreven ABP berekeningsmethodiek) heeft voldaan, heeft u geen resterende verplichtingen meer over het verslagjaar 2023. Dus dient er ook geen verplichting in de balans te worden opgenomen. Het gegeven dat in de pensioengrondslag 2024 de tussentijdse verhogingen van 2023 meegenomen worden, is hierop niet van invloed.

(Bron: Van Ree)